23 Op slechts enkele men spy tens ran (laverend Londen wordt de toerist verrast door de rust ran het dorpje Cockinglon in schilderachtig Zuid-Devon. „Wat heb jij een indruk gemaakt op Chenney, Tibbettszei hij bewonderend. „Waar had je 't toch over T" „0, steenkool," zei Beentjes vaag. Hij wist zelf niet goed, waar hij over gepraat had hij wist alleen, dat er onder 't diner een groote ge dachte in z'n geest was gedaagd. Kon de heer Pyeburt gedachten lezen t Misschien wel. Of misschien had een achteloos woord van lxem het zaad gestrooid, dat nu zoo rijk kiemde. „Chenney is bést iemand om te kennen," zei hij nu. „Een der machtigste lui in het kabinet. Als je bevriend met hem wordt, ben je zóó ridder." Beentjes bloosde. „Ridder, waarde makelarijman zei hij. „Niets voor mij, sportbroeder. Lord Beentjes Lord Tib- betts, bedoel ik klinkt misschien daverend, maar wat heb ik er aan Als je me dat maar eerst eens vertelt." „Och, ik weet niet," zei Pyeburt. „Misschien voel jij er niets voor, maar je vrouw. „Heb geen vrouw, heb geen vrouw," zei Beentjes snel. „Héb geen vrouw „O, ja, da's wat anders," zei Pyeburt. „Dan zegt t je misschien niets, ofschoon je 'n riddertitel (waar je, tusschen twee haakjes, nog geen Lord door wordt) niet óan hoeft te nemen, als je niet wilt.Ik heb al meermalen gedacht," ging hij voort, als in diep ge peins zijn voorhoofd rimpelend, „wie vandaag of morgen den Lijnhavenschen spoorweg van Chenney overneemt, is er goed mee Chenney zal hem eeuwig dankbaar zijn." „Lijnhaven fzei Beentjes. „Waar ligt dat, f Is daar een spoorweg f" Pyeburt knikte. „Kom mee op 't balkon, dan zal ik 't. je vertellen," zei hij en Beentjes was dol op vertellen inlich tingen kon hij evenmin afwijzen, als een drankzuch tige een borrelhij volgde gewillig. Het bleek, dat de vader van minister Chenney een rijk maar excentriek man was geweest, die om onbekende redenen 't land had aan een zekere popu laire badplaats, en een beweging op touw had gezet, om een concurreerende plaats in 't leven te roepen. Hij had dus Lijnhaven gesticht, hij had er huizen en villa's en schoone gebouwen gezeten om Lijnhaven heelemaal onafhankelijk te maken, had hij 'n zijlijn tje gelegd van dat dorp naar den grooten spoorweg, door twaalf kilometer moerasland heen. Volgens alle regels van het spel slaagt een schepping nooit, als wraakzucht haar bezieltdus had Lijnhaven een mislukking moeten worden. Maar het wérd een suc ces, en bracht den heer Chenney Sr. aardig wat in kas. Het zijlijntje scheen echter wél een mislukking te zijn, want de oudere plaats had zekere rechten op 't. strand, en gebruikte die, om een tramlijn ,van haar drukste punt af aan te leggen en aangezien de oudere plaats aan de groote lijn lag, reden de meeste bezoe kers liever per tram langs 't strand, dan met 'n trein tje langs een saaien omweg, te meer, wijl zij dan in 't doode stadje Tolness zouden moeten overstappen. Dit waren de feiten niet zooals zij werden uiteen gezet door den heer Pyeburt, die meer toekomst in het lijntje zag dan de kwaadsprekers - maar zooals ze inderdaad waren. ,,'t Is een goed lijntje, uitstekend aangelegd en ge ballast," zei Pyeburt, het hoofd schuddend met droefgeestige bewondering. „Er moest alleen een knappe kop achter zitten. Op 't oogenblik is de boel verwaarloosd de tarieven zijn te hoog, 't rollend materiaal moet vernieuwd, maar 't bewegingsmate riaal is in uitstekende conditie." „Wil hij verkoopen vroeg Beentjes, en Pyeburt keek bedenkelijk. „Da's nog zeer de vraag," zei hij voorzichtig, „maar we kunnen hem eens polsen. Als hij wil, en als u 't aankunt..-. Hij trok veelbeteekenend zijn wenk brauwen op, wat beduiden moest, dat in zoo'n geval Beentjes' toekomst verzekerd was Beentjes zei, dat hij er over denken zou en dat deed hij, hardop, in 'tbijzijn van Hamilton. „Rare boel," zei Hamilton. „Er is natuurlijk wel eens iets te maken van een verloopen spoorlijn." „Ik zou hoofd-directeur worden," zei Beentjes, steeds peinzender. „Mijn naam zou natuurlijk op alle biljetten komen. En hebben spoorweg-directeuren geen vrij vervoer over 't lieele net?" „Zal wel zooiets zijn," zei Hamilton, „maar als je daar een lijn voor over wilt nemen, kun je goed- kooper je kaartjes koopen." „Er is een locomotief, die Marie Louise heet," zei Beentjes. „Dat vertelde Pyeburt net toen ik wegging. •Te zou er natuurlijk een beetje naam door krijgen." Hij krabde zijn kin en liep nadenkend het kantoor van mejuffrouw Marguerite Whitland in. Zij keerde zich om en greep naar haar cahier, maar Beentjes was niet in een dictatoriale stemming. „Jongedame," zei hij, „hoe vind je Sir Augustus „Sir wie „Sir Augustus," herhaalde Beentjes. ,,'t Klinkt nogal gek," zei ze. Dit was niet het verwachte antwoord zij voelde, dat zij haar mond voorbij had gepraat. „O, u bedoelt uzelf zei ze snel. „Wordt u ridder, meneer Tibbetts Leuk „Ja," erkende Beentjes met edelaardige onverschil ligheid, „niet kwaad, ouwe juffrouw. Ikben natuurlijk nog wat jong, maar Napoleon was met z'n tweeën twintigste jaar al generaal." „Gaat u weer in 't leger vroeg zij een beetje beklemd - zij stelde zich Beentjes al voor op 't ministerie van oorlog. „Ik had 't over spoorwegen," zei Beentjes. ..Sir Augustus Tibbetts. daar, nu is 't er uit „Heerlijk zei het meisje met geestdrift,, en haar oogen straalden. „Ik heb 't. niet gezien in de krant, anders had ik u al eerder gefeliciteerd." Beentjes keek schichtig. „Om u de waarheid te zeggen heeft 't nog niet in de krant gestaan, dametje," zei hij. „Ik had 't over de toekomst, waarde doordraafster, en toekomstige secretaresse van de Lijnhavensche Spoorwegmaat schappij, en misschien toekomstige Lady...." Hij brak den zin snel af met een hoorbare terechtwijzing aan zichzelf. Gelukkig kon zij de hoofdletter L van het woord Lady niet zien, en ontging haar de beteekenis van Beentjes' afgebroken speech. Hij sprak den heer Pyeburt op zijn kantoor, en de heer Pyeburt had minister Chenney gesproken, en de minister had zich bereid verklaard, de spoorlijn te verkoopen, met alle toebehooren. voor zestigduizend pond. „En ik zou je. - Pyeburt wachtte even, om een beter woord te zoeken dan „belangeloos" „als vriend willen raden, hap toe Chenney sprak zeer waardeerend over je. Hij schijnt heel erg in je te val len." „Wie is ouwe Chenney z'n zaakwaarnemer vroeg Beentjes, en zonder verlegenheid vertelde Pyeburt, dat hij in deze zaak als Chenney's gemach tigde optrad daarom had hij de waar ook niet aan willen prijzen. De stoutheid van die laatste bewering ontging Beentjes. Hij verklaarde zich ten slotte bereid, tien procent van de koopsom te storten de rest zou betaald worden, als hij de lijn een maand onder zijn beheer had gehad als de koop doorging. „Dat was een leepe zet van me, Ham," zei Beentjes. „Over een kleine maand komen de onderscheidingen los dan kan ik er nog altijd van af." „Da's geloof ik de achtste, die tien procent stort," zei Chenney tegen zijn zaakwaarnemer, ,,'t Zou me biina spijten, als hij den boel nam." Drie weken later gebeurden er twee belangrijke dingen. De minister-president zou een welverdiende rustpooze gaan genieten, en een uur voor zijn vertrek ontbood hij zijn rechterhand. „Ik moet echt weg, Chenney," zei hij, „en 't spijt me ontzettend, dat ik die Chineesche commissie niet kan ontvangen. Maar zorg in 's hemelsnaam, dat je ze op 't station treft, als ze aankomen. Ik geloof, dat ze morgen uit Parijs vertrekken." „Ik zal er zijn," zei Chenney met een lachje. „Ik verbeeld me, dat ik die concessie-kwestie niet kwaad heb aangepakt, president." „Jawel," zei de minister-president, die niet in een bui was om bouquetten uit te reiken. „En wil je even naar Tolness gaan om die beroerde commissie van onderzoek te installeeren Ik krijg er al last over in 't Lagerhuis. Er zal wel aardig geknoeid zijn natuur lijk, maar misschien kun je er een handigen draai aan geven." „Komt in orde, president," zei Chenney, en dien middag vertrok hij per extra-trein naar Tolness. Dien ochtend stond Beentjes, met 'n overall aan en 'n verrukt gelaat, met zijn hand aan den start- handel van de Marie Louise. Hij vertelde aan de secretaresse der maatschappij die ook 'n witte overall droeg en onder de kap van de machine zat hoe weinig er eigenlijk aan was, een locomotief te besturen. Twee dagen van zaligheid lang had Beentjes den ge wonen dienst gereden tusschen Lijnhaven en Tolness- Bayliam, waar 't zijlijntje op de groote lijn uitkwam. Vervolg op pag. 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 23