WIE RUSTEN WIL MET LUSTE.... Een sprinkhaan met een paardekop. T)e libelle, een monster gelijk. Een ondier met acht harige -poolende kruisspin. Kruipend nadert een griezelig wezen: de rups. Ja, de zanger van het liefelijke liedje heeft goed praten „die zoek' een plekje in het woud, en vfije zicli ter ruste. Best, je volgt zijn raad op, en, beu, van den zenuwschokkenden arbeid of de enerveerende werkloos heid, beu van het benauwende stadsrumoer, beu van het jachtig gejakker op de groote verkeerswegen, bereik je de heerlijke stilte van den boschrand, met zijn koele schaduw, zijn kalmeerend geruisch, zijn weldoende geuren, zijn lokkend bed van gras en mos. Je strekt je uit, sluit je oogen, geeft je over aan den roes van het niets doen je droomt, je geniet. Maar maar driewerf mddr Daar komen ze aan, de bewoners van bosch en hei en veld. Ze kruipen door het gras, ze beklimmen de hooge halmen, ze naderen, ze besluipen den argeloozen mensch, ze vallen hem aan met hun vele wapenen. O, wat lijken ze op dit ongelegen oogenblik groot, griezelig, ge vaarlijk, van zóó dichtbij! Kwelduivels, onder, naast, op en boven je. Ze wereldlijke monsters van heeft gemaakt. En eindelijk, strijdensmoe, vliegt de ner veuze droomer overeind, zuchtend, vloekend om zijn wreed verstoorde rust op die idyllische plek. Arme, zenuwachtige mensch,wees wijs 't Is uw nervositeit, die hun afmetingen vergroot en hun een schrik-aanjagend wezen verleent. Ze zijn onschuldig en daarbij.. werkelijk interessant. Richt u op uit uw luie houding, niet om te vluchten voor denkbeeldige monsters, maar om uw belangstelling te wijden aan die kleine, zeer verscheiden en zeer merkwaardige leden van de groote, le vende schepping Van groote gevaren nog kittelen, prikken, ste ken, die venijnige vijan den van je zalige rust. Niets ontzien zeOveral dringen ze door en als je het eene monster hebt verslagen, komt het an dere weer, met tien beu len in zijn gevolg. Zien- deroogen groeien ze, die kevers, mieren, wespen, spinnen, sprinkhanen, rupsen, tot je overspan nen verbeelding er voor-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 25