De stille vennoot
door John CD. Claverten
D
Ergens aan Nortli Row in Londen, geflankeerd
door een paar kapitale winkelhuizen, is het
bescheiden kantoortje gevestigd van George
F. Stephan, makelaar in roerende goederen.
Eiken morgen prompt om half negen wordt de zaak
geopend door een aardig roodharig meisje, met een
teint zoo blank als doorschijnend ivoor. Zij luistert
naar den naam Mary Culms en bekleedt sinds
vier maanden de belangrijke functie van secretaresse
op het kleine makelaarskantoor.
Nauwelijks is zij binnen, of er verdwijnt een lang,
roodharig jongmensch achter de kantoordeur. Hij
is 'n beetje sproetig, niet onknap, en staart inet een
paar blauwe, trouwhartige oogen en veel zakelijke
belangstelling zijn wereld rond. Dat is meneer
George F. Stephan, de patroon van de zaak.
Op een morgen zat George F. Stephan met een
somber gezicht in zijn kasboek verdiept. Naast hem
op tafel lag een brief, die schier overdadig doorspekt
was met financieel-technische en wettelijke termen.
De beteekenis van al die fraaie, maar liol-klinkende
uitdrukkingen was echter minder fraai alhoewel
even hol-klinkend. Zij kwam in het kort hierop neer,
dat het zuinig beheerde kapitaaltje van George F.
Stephan het ruggemerg van de zaak sinds
twee dagen spoorloos verdwenen was. Toevallig
tegelijk met zijn bankier en met de noorderzon.
En dat was de reden, waarom George F. Stephan
dién morgen met een somber gezicht in zijn kasboek
zat te staren.
„Vijf- of zeshonderd pond kan de zaak nog redden,"
mompelde hij voor zich heen. „En anders.
Met een zucht keek hij op. Zijn blik bleef rusten
op de rossige krullen van Mary Culms. Op zijn ge
zicht verscheen een droomende trek. Zij was nu
vier maanden hier en reeds vanaf den eersten dag
had hij gehoopt nu ja, wat deed het er eigenlijk
nog toe wat hij had gehoopt Zij zou er hartgrondig
voor bedanken met een gefailleerden makelaar te
trouwen. De meisjes waren zoo gek niet meer
tegenwoordig. Zij hadden méér op met een zak vol
duiten dan met een hart vervuld van de teederste
gevoelens. Alles ging achteruit in dezen tijd dus
waarom óók niet de kwaliteit van de liefde....!
George F. Stephan wendde knorrig zijn blik af.
Hij draaide een vel briefpapier op de rol van de
schrijfmachine en begon te tikken. Toen hij ermee
gereed was, las hij het over, verscheurde het papier
en begon opnieuw. Daarop sloot hij den brief in een
couvert en verliet het kantoor. Voor de éérste maal
sinds vier maanden zónder Mary Culms te verwittigen
waar hij heenging, of opgebeld kon worden
Toen Mary Culms den volgenden morgen de
papiermand van George F. Stephan ledigde, viel haar
blik toevallig op een stuk briefpapier met het op
schrift „Te leen gevraagd." Zij fronste haar rossige
wenkbrauwen, zocht de snippers van den brief bij
elkaar en kreeg het volgende, geheel
„Te leen gevraagd. Eerlijk en door-en-door solied
zakenman, ernstig gedupeerd door de oneerlijkheid
van anderen, vraagt terstond zeshonderd pond te
leen. Zakelijke zekerheid niet voorhanden, wel uit
stekende referenties. Rente 6%, aflossing in twee
jaar. Eventueel stille vennoot. Brieven aan boek
handel Summers, onder motto „Makelaar"."
Mary Culms las de advertentie ten einde toe.
Roerloos- bleef zij even op het laatste woord staan
turen. Toen hoorde zij eensklaps de voordeur.
Vlug wierp zij de snippers van de advertentie in de
mand en toen even later George F. Stephan binnen
trad, zat zij alweer op haar gewone plaats in haar
werk verdiept.
Q.eorge F. Stephan zong, neuriede en floot wel
honderdmaal per dag denzelfden treiterigen deun
voor zich heen „Zoo gaat Jantje naar den bliksem
toe." Het was al vijf dagen geleden, dat die adver
tentie in de „Daily Herald" verschenen was en er was
nog geen enkele aanbieding op gekomen. De geldschie
ters waren evenmin gek als de meisjes tegenwoordig.
Zakelijkheid vóór alles. Geen geld geen Zwitsers,
om zoo te zeggen. Geen borgen geen duiten,
kon je 't varieeren. Een eerlijk woord en ijverig
streven waren geen farthing meer waard alleen
zwendelaars vonden nog
vertrouwen in dezen schoo-
nen tijd. 't Was om ziek
te worden.
George F. Stephan werd
met den dag somberdei-.
Hij rekende al uit
nog hoogstens drie weken.
Volgende week moest hij
Mary opzeggen veer
tien dagen was de af
spraak. Dan was alles weg
uit zijn leven naam,
zaak en de hoop op een
beminde vrouw. Belabberd
was het - in één woord
gezegd
„Als de nood het hoogst
is, is de redding het meest
nabij," zegt een spreek
woord. George F. Stephan
ondervond de waarheid
ervan. Acht dagen na het
plaatsen van de adverten
tie, toen hij alle hoop reeds
lang ojjgegeven had en
met een triest gezicht het
kantoor in- en uitliep, ont
ving hij een brief van een
zaakwaarnemer in Norwich. Het was een verzoek om
inlichtingen en opgave van referenties indien deze
voldeden, was een relatie van den zaakwaarnemer
waarschijnlijk bereid het gevraagde bedrag te leenen.
George F. Stephan fleurde terstond op. Hij kon
zelfs weer zingen en fluiten en staarde opnieuw naar
de zijige krullen van Mary Culms. Maar toen was
zijn uitvoerige brief met inlichtingen al onderweg
waarop hij prompt twee dagen later reeds antwoord
kreeg. De inhoud bestond uit een paar regels.
„Na ingewonnen informaties verklaart onze relatie
zich bereid op de gewenschte leening in te gaan.
Hierbij gelieve u een schuldbekentenis aan te treffen;
na gelegaliseerde onderteekening van dit stuk
zijn wij gemachtigd, u bij eerste aanbieding een
bedrag uit te betalen groot zestonderd pond."
„Hoera 1" riep George F. Stephan overluid, terwijl
hij wild van vreugde opsprong. Het resultaat was
een ongeluk bij een geluk hij verstuikte leelijk zijn
rechtervoet bij dien sprong. „Aauw schreeuwde hij
nog harder, terwijl hij in zijn stoel neerplofte.
„Gunst wat liébt u, meneer vroeg Mary
Culms verschrikt.
„Niets 'n bagatel," antwoordde George F.
Stephan, de pijn verbijtend. „Wees zoo goed even
'n taxi te bellen, juffrouw Culms."
Mary Culms bestelde een taxi en even later hinkte
hij de deur uit. Hij liet zich eerst naar den dokter
brengen, kroop met een monsterachtig omzwachtel
den voet opnieuw in den auto en reed naar een zaak
waarnemer, om zijn haudteekening voor „echt" te
laten waarmerken. Uitgelaten van vreugde verscheen
hij weer op kantoor alle moeilijkheden hadden een
einde genomen. Doch daar werd hij eensklaps ernstig
er deed zich een nieuwe moeilijkheid voor. Hij kon
onmogelijk persoonlijk naar Norwich gaan met dien
voet, de dokter had hem absolute rust voorgeschre
ven. Hij keek eens even naar Mary Culms en had
meteen de moeilijkheid opgelost.
„Juffrouw Culms, u zou me een dienst bewijzen met
even naar Norwich te gaan. Ik heb hier een couvert
met een stuk, waarvoor u zeshonderd pond ter hand
zal worden gesteld. Zelf kan ik niet gaan ik mag
geen stap verzetten van den dokter. Als u terstond
gaat lunchen, kunt u den trein van twee uur hebben.
En als de zaak met spoed afgewikkeld wordt, kunt
u den laatsten trein terugnemen. Ik zal even opbellen,
dat men u daarginds vlug helpt. Wilt u vanavond
het geld even bij me thuis brengen t"
„Zeker, meneer," zei Mary Culms bereidwillig. Vijf
minuten later verliet zij het kantoor met de schuld
bekentenis veilig in haar taschje geborgen.
ien zelfden avond om elf uur vervoegde Mary
Culms zich aan de woning van George F. Stephan
Zij werd met eenige haast naar binnen getrokken, toen
zij haar naam had genoemd. Met evenveel haast
duwde de lijvige dame, die haar binnengelaten had,
haar in een zitkamer. Zij vond er een krijtwitten
George F. Stephan voor de radio zitten.
„Bent. bent u naar Norwich geweest V' sta
melde hij en hij keek haar aan met 'n uitdrukking van
angst en afgrijzen in zijn blik, alsof hij een geest zag.
„Jawel, meneer," antwoordde Mary verbaasd. „Ik
heb het geld meegebracht.
„Hoe. hoe is u dan hier gekomen stotterde
George F. Stephan.
„Met den laatsten trein zooals u me zelf aange
geven hebt," zei Mary, een beetje ongerust naar het
scheen.
De blauwe, eerlijke oogen van George F. Stephan
puilden uit van verbijstering. „En ik heb nog geen vijf
minuten geleden door de radio hooren omroepen, dat
de laatste trein nabij Norwich gederailleerd is viel
hij uit. „Negen reizigers gewond twee uur vertra
ging. Hoe komt u dan hier V'
Thans was het de beurt van Mary Culms, om ver
bijsterd te zijn. Zij wisselde tweemaal van ldeur, zocht
steun aan een tafeltje en sloeg beschaamd haar oogen
neer. En toen ging George F. Stephan een schemerig
licht op.
„Juffrouw Culms, hoe komt u aan dat geld t"
vroeg hij ernstig. „Is. is het van u zelf t"
Er ontsprongen twee tranen aan Mary's oogen. Zij
knikte. „Ik wist van de moeilijkheid," fluisterde ze.
„En toen er geen antwoord kwam ik had wat geld
van mijn ouders geërfd enne, die zaakwaarnemer
was een kennis van mijn vader ik was van plan
geweest hem het geld vandaag over te maken, om het
u toe te sturen. Maar dat was nü niet noodig, dacht
ik.
Toen zij aan het eind van dit onsamenhangend,
doch niettemin begrijpelijk relaas gekomen was, bleef
het even stil in het vertrek. Verdacht-onheilspellend
stil, vond Mary Culms. Zij waagde het op te zien.
George F. Stephan zat voorover gebukt in gedach
ten, hoe hij zijn weigering zou inkleeden, geloofde ze.
Zij schepte moed en deed een stap naar voren.
„Als soms een leening u niet aanstaat...."
begon ze fluisterend. Toen haalde ze diep adem
„dan wil ik ook wel dat andere uw stille vennoot
worden.
George F. Stephan kwam overeind op één been.
„Op twéé voorwaarden," zei hij met een zachten glim -
lach. „Mijn vennoot voor 't leven dat is één. En ik
moet je de rente terstond vooruit mogen betalen
dat is twéé.
U begrijpt natuurlijk wel, dat Mary Culms ver
stand van zaken had. Die rente vooruit was het eerste
verdiend en die accepteerde zij onmiddellijk.