7
„Ik zou 't niet aandurven," had zij geantwoord.
„Ik heb nog nooit gevlogen. Ik zou doodsbang zijn."
Hij had haar overreed. Met een kou in 't hart
was zij meegegaan naar den leider van die afdeeling
der groote luchtlijn. Ilaar gewicht was in orde. en
zij bezat alle noodige eigenschappen. Zij had natuur
lijk wel geweten, dat enkel gediplomeerde verpleeg
sters werden aangenomen, maar dat bleek slechts
één der vele eischen te zijn. Zij moest onder de
honderdtwintig pond wegen, knap zijn en met
menschen kunnen omgaan.
Ook de zenuwen waren een ding van belang.
Toen zij voor 't eerst, mee naar boven ging, meende
zij, dat ze 't niet zou kunnen. Maar toen was haar
maag gekalmeerd, haar ademhaling regelmatiger
geworden zij begon rond te kijken. En grappig,
wat eindelijk den doorslag had gegeven voor haar
de uniformen. Zoo'n mooie groene tint en zoo leuk
van model. Gail had nooit een mantelpak bezeten,
en ze bad er altijd graag een willen hebben. Zij zag
zichzelf al in zoo'n mooi grijs vliegtuig, met zoo'n
uniform aan, lachend en ijverig en hulpvaardig de
passagiers verzorgend.
De vliegers. o, er was maar één vlieger op de
lijn, voor zoover 't, haar betrof. De man achter dat
dichte deurtje. De man, die de stewardesses naar
haar gewicht waardeerde, alsof 't postzakken waren,
en er nooit tegen een sprak, als hij geen vraag moest
beantwoorden. Als ze hem uit den weg bleef deze
reis en alles extra goed deed, kreeg ze misschien
zoo'n zeldzaam lachje van hem, als ze landden.
Misschien zou hij opmerken, even goed als McDonald
en de andere piloten, dat zij wel aardig was om te
zien.
Zij was het vliegen heerlijk gaan vinden, goed of
slecht weer. Op zoo'n dag als vandaag. en opeens
verbaasde zij zich, dat ze zenuwachtiger was dan
bij slecht weer. alsof er een schaduw, die ze niet
zien kon, over het vliegtuig gleed. Achter in haar
hals had ze 't gevoel, dat soms opkwam, als de wolken
zich dicht en zwart opstapelden en bliksemstralen
van de eene naar de andere schoten.
Zij keek attent rond, of alles wel in orde was.
De meeste passagiers zaten te lezen, een paar keken
uit in de glorie, waar zij doorheen vlogen. Zij werd
slaperig, strekte haar beenen en geeuwde.
En toen begon het.
De dikke passagier met, zijn roode gezicht op plaats
tien zag haar geeuwen, boog zich naar één kant
en zei„Zeker weer uit geweest gisteravond, hè f"
Gail zei luchtig ,,'t Is niet de éérste keer, dat u
meegaat, meneer Lewis u weet best, dat een
stewardess niet veel tijd heeft, voor iets anders
dan slapen en werken
Lewis wrong zijn zware lichaam rond tot hij bijna
recht tegenover haar zat. „Hoor eens, meisje, ik
heb pas 'n keer of zes met je in één vliegmachine
gezeten, dus hoe kan ik nou op de hoogte zijn van
je huiselijk leven
Gail keek verbaasd. Voor zij kon antwoorden
begon meneer Lewis te zingen „Vijftien man op
een dooie z'n kist, jo-ho-ho, en een flesch vol rum
Hij gluurde haar aan uit zijn olifantenoogjes en
fluisterde„Hier heb ik maar op gewacht. Nog
op gewacht, Nog geeu vijftien. Maar tien gaat ook."
en een breed gedreun
van de twee TTasjts hief een
zwaarte van zeven tan.
Hij zei koel, op 'n afstand
„Doet u uw werk hier in
de cabine maar, juffrouw
Andrews, en blijft u weg
uit de cockpit, behalve als
ik 't lichtje aandraai om
u te roepen. Begrijpt u
Als u zich daaraan houdt,
zullen we geen ruzie krij-
gen."
Zij knikte, en wendde
zich, zoodat hij langs haar
heen kon. Toen hjj op de
bestuurdersplaats schoof
en het tusschendeurtje
dichtsloeg, kwam er toorn
in haar op. Verwaande
kwastZe zou hem eens
laten zien Nooit van d'r
leven sprak ze meer tegen
hem, als 't niet moest voor 't werk
Haar handen beefden nog ze had moeite met 't
eenvoudige werk, de riemen van de plaatsen te
schikken, terwijl Hanson op zijn beurt de motoren
controleerde. Daarna had zij niets meer te doen,
tot de passagiers instapten zij ging zitten en pro
beerde aan iets anders te denkeu dan aan den man
in de cockpit. Zonder succes. Voortdurend, terwijl
Hanson bezig was de machine naar 't station te
taxiën, zat zij te trachten haar woede gaande te
houden, en hem te haten, en zij herinnerde zich slechts
den nobelen omtrek van zijn hoofd en den strakken,
strengen, jongen mond.
De passagiers rukten haar er uit. Werktuiglijk
gaf ze hun de plaatsen, en zij merkte op, dat alle
tien de plaatsen bezet waren. Zij gespte hun gordels
vast, glimlachte tegen ze, legde hun overkleeren
in de netten. Als ik nu maar geen foutjes maak,
bad ze niet 't, kleinste In ieder geval, ik vlieg
weer met hem.
De machine schokte even, toen ze van het be
tonnen perron de sintels op reed. Een snel, maar
beheerscht aanjagen der motoren, even geknars
van de afgezette remmen, en een breed gedreun
van de twee Wasps hief een zwaarte van zeven ton.
p"Vn kleine twee uur later zat Gail op het bankje,
dat gewoonlijk opgeslagen stond tegen de deur
van liet toilet-kamertje en alleen gebruikt werd,
als er een vol getal passagiers was. 't Was prachtig
vliegweer, glad als zij, met aardige witte wolkjes,
die door de goud-blauwe wei van den hemel speel
den. Zij staarde naar 't. deurtje van de cockpit.
Hij kan aardig lachen, dacht zij, maar hij doet 't
alleen den eersten en den derden Dinsdag van de
maand.
Zij begreep niet, waarom hij zoo 't land had aan
stewardesses. Als hij maar eens wist, hoe zwaar
zij 't gehad had maanden en jaren lang, om te leeren
voor. werklooze verpleegster Het geploeter
in 't ziekenhuis, de griezelige dienst in de operatie
zaal, het gemis aan vrijheid en schoonheid, de een
tonigheid en het, contact, met lijden en pijn, dat de
zenuwen van een meisje afmartelde Geen droomen
van weldoende-fee-spelen hadden haar tot, die op
leiding gedreven 't, was de eenige uitweg voor een
meisje, dat haar eigen brood moest, leeren verdienen
en geen geld had om te studeeren.
En na dien leertijd had zij de sombere dagen gehad,
dat niemand behoefte scheen te hebben aan een
verpleegster. Dag aan dag had zij thuis gezeten,
bij de telefoon, en er had geen mensch gebeld.
Had die meneer Hanson, die uit zoo'n verheven
hoogte, op haar neerkeek, ook maar eenig idee,
wat 't haar gekost had, om een baantje als stewardess
aan te nemen, nadat zij korten tijd een tweeden
piloot had verpleegd Een zoo korte verpleging,
dat zij aanstonds wéér in de wanhopige misère zou
zitten, zonder te weten, wanneer er weer eens iets
te verdienen kon komen De jongen was erg harte
lijk en attent geweest.
„Zou ik u niet. eens aan de hoofd-stewardess
van onze lijn voorstellen had hij gezegd. „We
moeten nog een paar meisjes hebben en u lijkt me
erg geschikt."
Gail kon toen onmogelijk haar blik afwenden
van zijn rooden stierennek, zijn dikke, gebarende
handen.
De pa-ssagier op plaats negen zat naar de ijle.,
wolkjes te kijken. Hij zag den genoeglijk-sluwen
blik niet, waarmee de gewoonlijk gemoedelijke heer
Levis de andere inzittenden van de cabine overzag.
Gail hoorde opnieuw het schrikwekkende fluis
teren. „Nee, nee. Niet slecht. Geen vijftien. Maar
't, gaat wel
Er kwam een beklemming in haar keel, net als
dien keer in 't eerste, jaar van haar opleiding, toén
een patiënt was ontsnapt van de zaal der zenuw
patiënten. De herinnering aan de ontmoeting met
dien psychopaat, toen zij uit een kamer van een
patiënt kwam, gaf haar nog altijd een kille huive
ring. De man had door de gang geslopen met die
zelfde listige uitdrukking op zijn gezicht, denzelfden
purperrooden blos als van dezen man op plaats
tien.
Toen had zij gerend, om hulp te zoeken. Maar wie
kon hier, een mijl boven de aarde, dien man baas,
die.... ja, zij voelde het en zij zag het,.... die
gek was geworden
De piloot? Natuurlijk, altijd de piloot I De kalme,
verwaande Hanson, de man met de vele vliegjaren,
zou wel weten, wat hij moest, doen. Alleen had zij
zich zoo stellig voorgenomen Hanson met rust te
laten deze reis, geen domme dingen te doen, geen
vraag te stellen en geen hulp te vragen haar portie
werk alléén te doen. Als ze zich eens vergiste
Dan had Hanson een grief te meer tegen haar.
Misschien-kon zij den man kalmeeren, een einde
maken aan dat zachte zingen, voor iemand anders
het merkte.
Zij zamelde moed en zei „Hebt u misschien al
zin in een kop lieete koffie, meneer Lewis En eer
lekkere sandwich
Bij de gedachte aan eten kwam er glans in de
oogen met, de zware oogleden de gewoonte van
jarenlange onmatigheid deed zich gelden. Snel en
handig bracht Gail hem een kop koffie en wat
sandwiches op een blaadje.
Maar de manier, waarop hij op de sandwiches
aanviel als een dier, heelemaal niet als een mensch
gaf voor Gail den doorslag. Alle tintelende zenu
wen in haar riepen waarschuwing. En wat zou
Hanson zeggen, al? zij 't. boven haar macht, liet
groeien, als zij toeliet, dat de andere passagiers
verschrikt of gehinderd werden
Er zat niets anders op. Zij moest 't aan Hanson
vertellen. Hij moest maar beslissen.
In de cockpit sprak Gail uit, wat zij vreesde.
„Hij is dronken," was het antwoord. „Hoe kunnen
ze zoo iemand aan boord laten
„Nee, hij is niet dronken. Toe....!" zei Gail.
Hanson zuchtte. Die juffrouw had mooie oogen,
net grijze wolken met de zon er achter. Jammer dat
ze zoo achterlijk was. Met stekelige kalmte zei hij
„Neem hem de flescli af."
„Die man is krankzinnig, meneer Hanson," zei
Gail zeer duidelijk. „Hij is iets van plan...."
Zij bedwong het snikgeluid in baar stem, en de
piloot keek om, en zag Lewis het eten inzwelgen.
Zoowaar, die knaap had veel van een gek Iemand