MENEER BEENTJES EN ZIJN TYPISTE EDGAR WALLACE DOOR 12 Beentjes i slaat terug j Nooit was Beentjes zoo diep overtuigd van zijn eigen onbelangrijkheid, als wanneer hij op de drukste uren door de drukste straten der City liep, en nog niet eens herkend werd door het hoogere personeel, dat blootshoofds in alle richtingen rende, om gewichtige papieren te vervoeren. Maar de onverschilligheid der zakenwereld voor Tibbetts en zijn compagnon was meer schijn dan waarheid. Er waren mannen, rijke en befaamde mannen zelfs, die Beentjes' naam met onuitwisch- baren inkt op de tafelen van hun geheugen hadden aangeteekend. De gebroeders Pole waren cargadoors, en in hun dagelijksehen arbeid hadden zij weinig punten van aanraking met den heer Harold de Vinne, die voor de industrie leefde, en van de scheepvaart niet veel meer wist, dan op een vacantie-reisje naar Madeira te leeren is. En toch ontdekten zij ge meenschappelijke gevoe lens, toen zij eens samen zaten te lunchen, om een zaak te bespreken, die buiten de gebieden van scheepvaart of industrie vielde kwestie namelijk, of meneer de Vinne een aardig buitentje van meneer Pole al dan niet zou huren voor een half jaar. De twee waren tot het koffie-stadium van hun lunch genaderd, toen de heer de Vinne opmerkte, hoe sterk het in 't algemeen gesproken afgeraden moest worden, in een restaurant zaken te bespre ken als voorbeeld noemde hij een betreurenswaar dig geval, dat een luistervink iets had opgevangen van zekere gewichtige onderhandelingen, en zoo gewetenloos mogelijk partij had getrokken van de aldus verkregen informatie. „Maar ik peper 't dien meneer nog wel eens in vandaag of morgen zei De Vinne tusschen zijn tanden door. (Alleen gebruikte hij een ander woord dan meneer.) „Ik zal hem Tibbettsen Hij mocht blij zijn, als hij nooit geboren was." „Tibbetts zei Fred Pole, recht schietend. „Be doelt u Beentjes De ander knikte en keek verrast. „Kent u dien goeden man vroeg hij alleen gebruikte hij niét de uitdrukking „goede man". „Of ik hem kén zei Fred, met een langen adem zucht „óf ik hem ken En mijn broer Joe kent hem ook. Die kerel...." „Die kerel. begon De Vinne, en eenige minu ten lang praatten zij tegelijk, in termen, die geen complimentjes waren voor August Tibbetts. Het bleek, al drukten zij het minder ruw uit, dat zij beiden getracht hadden, Beentjes te bestelen, en dat zij zich aan 't eind van hun loffelijke pogingen zélf door Beentjes bestolen zagen. De Vinne bestelde nog een koffie en maakte aan stalten, er den middag maar aan te knoopen. Zij bekeken Beentjes van verschillende kanten en onder verschillende belichting, waarvan er niet één zijn moreele teint op haar voordeeligst liet uitkomen. „En toch is er bij dien vent iets te halen," zei De Vinne aan het einde van zijn aanklacht. „Hij bezit driehonderdduizend pond, geloof ik." „Driehonderd veertigduizend," zei de nauwge zette heer Fred. „Een handige jongen zou dat heele sommetje in kunnen palmen," sprak Harold de Vinne met overtuiging. „En nu bedoel ik met „een handige jongen" twéé handige jongens. Ik dacht, dat hij buiten mij nooit iemand had ingemaakt. Van dat geval van u heb ik tenminste nooit gehoord. Dat heeft hij u dan zeker in zijn eersten tijd gelapt." Meneer Fred knikte. „Ik was zijn eerste" hij slikte stevig en vol tooide - „zwijntje De Vinne trok bedachtzaam aan zijn zwarte sigaar en sloeg een verstrooiden blik naar het plafond. „Er is geen mensch in de City, die zooveel van Tibbetts weet als ik," zei hij. „Ik weet precies, wat hij uit heeft gevoerd, en ik geloof, dat ik hem dóór heb." „Pas maar op zei Fred. „Hij is glad „Gladzei de ander verachtelijk. „GladHij bóftDe gebraden haantjes vallen hem in den schoot. Hans komt door zijn domheid voort Fred knikte. Zoo had hij de zaak zelf ook al be keken. „Geluk is 't puur geluk," vervolgde meneer de Vinne. „En als wij goochem waren geweest, hadden we hem uitgekleed. We zullen hem nóg uitkleeden," zei hij, nadenkender dan ooit zijn kin streelend, „maar we moeten een goed systeem in elkaar zetten." Meneer Fred luisterde met volle aandacht. Medè- menschen te ontheffen van hun overtolligen wel stand door wettige middelen, met inachtneming van alle regels tot de ordelijke overdracht van eigendom, was zijn grootste liefhebberij. ,,'t Moet handig, wetenschappelijk en stelselmatig worden aangepakt," zei De Vinne. „Overhaasten is dom. Heb je zin, om Vrijdag in Carlton een hapje met me te eten Dat vond Fred uitstekend. „Weet je, waar Beentjes vandaan komt zei De Vinne, toen zij heengingen. „Hij is officier ge weest aan de Westkust van Afrika. Zijn chef was een zekere Sanders. Die is den dienst uit en woont in Twickenham. Ik heb gehoord, dat die Tibbetts gewoon in aanbidding ligt voor Sanders. Die is blijkbaar een heele branie geweest in West-Afrika." Vrijdags hervatten zij hun gesprek, en De Vinne kwam met een plan. Het was een goed plan. Hij trilde van trots, als hij er aan dacht, en hij verwacht te om de andere ademhaling goedkeuring en applaus. Hij was een man van vele vennootschappen, goede, slechte en middelmatige, en toen hij de onderne mingen naging, waaraan zijn naam was verbonden, had hij zonder eenige moeite den vinger kunnen leggen op de minst profijtelijke, de meest hopelooze de Handelsmaatschappij Mazeppa. En iets mooiers had hij nooit kunnen vinden, vertelde hij den heer Fred Pole, al had hij 't Effecten-Jaarboek van voor tot achter doorgesnuffeld. Eéns was de Handelsmaatschappij Mazeppa een winstgevende onderneming geweest. Het binnenland van Afrika was dicht bespikkeld geweest met haar nederzettingen. Zij had groote hoeveelheden weef sels uit Manchester en rommel uit Birmingham uitgevoerd, en daarvoor ontzaglijke hoeveelheden rubber en ivoor in ruil gekregen. Maar dat was in den slechten ouden tijd, vóór er gezag kwam, dat den inboorlingen precies leerde, hoeveel een spie geltje van een kwartje waard was. Het was niet meer mogelijk, twintig pond ivoor los te krijgen voor drie stuivers kralen, en de bloeien de Handelsmaatschappij Mazeppa kwijnde en stierf. De directeuren waren ontzaglijk rijk geworden door particuliere handeltjes en verduisteringen, en zij waren teruggekomen en bewoonden weelderige villa's te Wimbledon, terwijl de nieuwelingen, die hun plaats innamen, alle ervaring misten, zoodat er geen voordeel meer afviel. Dit was, in 't kort, de historie der Handelsmaatschappij Mazeppa, die nog enkele bouwvallige magazijnen bezat, beheerd door halfbloeden en verloopen blanken. „Ik heb voor een krats haast alle aandeelen,' beleed De Vinne. „Ik ben er net ingekomen, toen de boel in de gort liep. We hebben over liquideeren gepraat de boel is bar overgekapitaliseerd maar ik heb willen wachten, in de hoop, dat er zich nog iets voor zou doen." „En wat had u nu gedacht vroeg Fred Pole benieuwd. „We stellen een hoofd-directeur aan," zei De Vinne plechtig. „Iemand, die gewend is met inboor lingen om te gaan, iemand die de Westkust van Afrika kent, en die organisatie-talent heeft." „Beentjes t" opperde Fred. „Ga weg met je Beentjes smaalde meneer de Vinne. „Dacht je, dat die zooiets aannam Nooit Met Beentjes praten we er niet eens over. Maar hjj heeft een vrind Sanders heb je wel al van gehoord. Die heeft een baantje aan de Westkust gehad en nu doet hij niets. Nu kén ik dat soort menschen die vervelen zich dood, als ze niets uitvoeren. Als we hem te pakken kunnen krijgen en hij wil hoofd directeur worden, de helft van 't jaar in Afrika, tegen een salaris van 'n paar mille per jaar, op conditie, dat hij zes of zeven mille aandeelen neemt, wat zou er dan gebeuren, denk je Voor dit probleem staakte de verbeelding van meneer Fred hij schudde het hoofd. „Ik zal je vertellen, wat er dan gebeurt," zei De Vinne. ,,'t Is al eens gebeurd, toen een andere vrind van Beentjes er in geloopen was met een auto- fabriek. Beentjes kocht hals-over-kop de aandeelen op, om den boel baas te worden. En vergeet niet, dat de Mazeppa heel wat lijkt. Echt iets om op aan te vliegen voor een jongen kerel met fut. Zoo van buiten gezien zegt een vent, die van wanten weet Daar zou ik wat van maken, als ik m'n gang kon gaan.DaAr reken ik op." „Wat zijn die aandeelen waard vroeg Fred. „Zoowat een dubbeltje per stuk," zei de ander ronduit. „Ik zou 't zaakje heusch zelf wel exploiteeren, als ik er een schijn van kans in zag. Maar als Been tjes hoort, dat alle aandeelen in één hand zitten, vertrouwt hij 't niet. Daarom wou ik zóó doen. Die aandeelen zijn een dubbeltje waard. Ik verkoop een bosje aan jou en aan een paar vrienden voor een shilling per stuk- Als er niets van komt, neem ik ze voor denzelfden prijs terug." Een week later kwam Hamilton met een nieuwtje op 't kantoor. „De chef gaat weer naar de Kust Beentjes zette zijn mond wijd open van verbazing. „Weer naar de Kust zei hij ongeloovig. „Hij zal Twickenham toch zeker niet over boord gooien?" Hamilton knikte. „Hij heeft een prachtig aanbod de leiding van een import- en export-maatschappij. Heb je wel eens van de Handelsmaatschappij Mazeppa ge hoord „Nee," zei Beentjes. „Wel van Mazeppa zelf. Da's die meneer, die in een grot woonde, en hij had een geit. Hamilton maakte een wanhoopsgeluid. „Als ik zoo met geschiedenis op de hoogte was als jij," zei hij, „begon ik een beenfabriek. Je bent in de war met Genoveva, maar dat doet er niet toe. Je zult de Maatschappij Mazeppa wel niet kennen in jouw gebied zaten ze niet." Beentjes schudde het hoofd en tuitte zijn lippen. „Maar onze excellentie zal toch geen baantje hebben aangenomen, zonder mij te raadplegen zei hij. Hamilton keek hem spottend aan. ,,'t Is in een paar dagen beklonken," zei hjj even daarna. „Hij hoeft er niet 't heele jaar voor in Afrika te zitten, maar denkelijk wèl ieder jaar een maand of wat. 't Salaris is goed tweeduizend per jaar. Sanders heeft wel wat aandeelen moeten nemen, geloof ik, maar hij is er dolblij mee, en Patricia ook. 't Schijnt wèl in orde te zijn. Hij heeft 't aanbod van een advocaten-firma."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22