31
kozakken uit. langs het centrum heen, jagen met
doffe hoefslagen den rand van het moeras langs.
Daar is de brug Een levende muur van speerdra
gers verspert het bruggenhoofd. Bah Maar drie rijen
diep En achter hen, tusschen de brug en de stads
muren, staat niemendal. Daar woelt slechts de tros
der verslagen veldtroepen in noodlottige verwar
ring naar de stad toe.
Maar drie rijen Die loopen we met één flinken rit
omverReeds zwenken de eskadrons, ze rang
schikken zich overste Bjelke heft zijn degen de
lucht in dan kraakt en dreunt het, alsof de aarde
splijten wil. Dichte witte rookwolken bollen op,
rechts en links achter de brug, waar uit de diepte
de zware stukken geschut omhoog komen rollen.
Een ijzeren hagel slaat in de gesloten gelederen der
eskadrons. Paarden en ruiters, door kogels geraakt,
draaien rond in een dolle warreling. Schichtig ge
worden paarden slaan de
voorpooten de lucht in, wer
pen hun ruiters af, breken in
razende paniek door de rijen.
Overste Bjelke zakt neer en
verdwijnt onder de rollende
paardenlichamen.
De brugBengt va n Rosen
voelt het suizen en knette
ren in de ooren. Die ontzet
tende, onneembare brug
Elf aanvallen Elf bloedige
nederlagenWat heeft die
dappere overste Bjelke ook
in zijn -hoofd gehaald, in ga
lop de brug te willen nemen
Afgestegen, dragonders
Van de paarden af, en de
pistolen, de karabijnen ter
handJacob de la G-ardie
kijkt van zijn observatiepost
ongerust naar het stokken
daar vooruit, naar de onbe
heerd terugdravende huza-
renpaarden. Het mag nu
niet stokkenEr mag nu
geen sprake zijn van stil
staan Zijn adjudanten vlie
gen de vlakte over naar het
blauwe regiment, naar de
brigade Winner
Zijn jullie moe, Södermann-
landers Moeten jullie de
veroverde palissaden uit elkaar rukken, om den
weg vrij te krijgen Klimt er overheen, al scheuren
de punten je kleeren stuk, al teekenen ze bloedige
strepen op armen en heenen VoorwaartsVoor
waarts Naar de brug.
Bengt van Rosen kijkt om. Daar komen ze in
looppas, hijgend, huiten adem, stroomend van zweet,
de kameraden van het blauwe regiment. Gustaaf
Wrangel heeft bloed over zijn gezicht loopen uit
vastgeplakte haren, zijn wapenrok is gescheurd,
het witte hemd staat open hoven de hijgende borst.
Voorwaarts, voorwaarts Verder, jongens
Bestormt de brugIn woeste, ordelooze menigten
stormen zij vooruit, voetvolk en afgestegen dragon
ders. Heesche, krakende commando's, wild strijd-
geroep. En weer buldert en siddert de lucht. De
strijdkreten gaan onder in 't dreunen van het ge
schut. Bij heele rijen vallen de Zweden neer, den
smallen weg versperrend voor wie na hen komen.
Opnieuw rollen er salvo's. Opnieuw slaan er kogels
in de rijen. TerugTerugTrompetters, blaast
verzamelen
De vlag Bengt van Rosen staat midden in het
gedrang, als de standaard der Warmelanders, die
vóór hem wappert, neerbuigt, verdwijnt onder val
lende lichamen. Hij wil vooruit, er heen Terugkee-
rende soldaten dringen hem achteruit. Tevergeefs
zet hij zijn lichaam schrap tegen hun drang. De
golf van den terugtocht, niet te stuiten, sleept hem
mee. Trompet-signalen schetteren door het rumoer.
VerzamelenEen treurige samenkomst in de
smalle diepte, een kleine honderd meter voor de
brug. Fluitende adem, woedend verwrongen ge
zichten, bloedende hoofden en handen. Van achteruit
komt een ruiter aanrennen. Bevel van den maar
schalk De brug nemen Aanvallen Aanvallen
Ginds, aan deri overkant der brug, zijn duivels,
zwart van kruitdamp, met koortsachtige haast de
kanonnen aan 't laden. Aanvallen Vóór de eerste
Zweed een voet op de brug heeft gezet, zal die hagel
van ijzer opnieuw in de gelederen neerslaan.
Bengt van Rosen heeft met moeite het overschot
van zijn eskadron om zich heen verzameld. Angstig
spieden zijn oogen naar (le vlag. Is zij verloren
Ligt zij daar onder die bloedende menschenlichamen
voor de brug Neen. zij is er Gelukkig, bij ziet haar
weer uitwaaien. Zij wordt gedragen door een. wiens
gezicht wel onherkenbaar besmeurd is met stof en
zweet, gelijk alle gezichten der anderen, maar wiens
kleeding niet de uniform der Warmelandsche dra
gonders is. Daar is de stof te licht en te zijig voor.
en wat daar den vaandeldrager in flarden om den
hals hangt, dat was nog voor weinige uren een kost
bare kanten kraag.
En die eene maakt zich plotseling los uit het
kluwen, schrijdt, den standaard in de hand, met
lange schreden voorwaarts, over den vertrapten
grond,bezaaid met dooden en gewonden, naar de brug.
Bengt van Rosen vindt geen adem. Is hij krank
zinnig geworden, die vriend Wil hij alleen....?
Honderden starre oogen hechten zich aan die ge
stalte, honderd mannenharten kloppen wild.
„Hédaar Terug
Een salvo van musketschoten rolt. over de brug.
Een paar veldslangen aan de overzijde openen hun
muilen. Valt hij Neen Hij loopt door, hij staat
op de brug H ij klemt den standaard vast tusschen
twee steenen, door een kogel vaneengespleten
Allemachtig, ze wappert De vlag der Warmeland
sche dragonders wappert op de brug.
Dan knalt en brult het weer aan den overkant.
Heete, sissende pijn vaart dooi' het hoofd van den
vaandrig. Zijn beenen knikken in, als worden ze
weggerukt. Met één hand omklemt Erik Liljefors
den standaard nog, terwijl hij langs den stok lang
zaam neerzinkt. Hij wendt het gezicht, met bloed
overstroomd, terug naar de strijdmakkers, die adem
loos met gerekte halzen staan te staren.
„Willen jullie de vlag in den steek laten, dra
gonders
Een bijna dierlijk gebrul stijgt op uit honderd
rauwe kelen. Zij stormen vooruit, razend, roekeloos
Gustaaf Wrangel, Bengt van Rosen, kapitein
Lagergreen, en met hen, achter hen, om hen heen,
de stroom van Warmelandsche dragonders en de
resten van het blauwe regiment.
Geen helsche donder, geen heuvel van lijken kar:
nu die dolzinnigen tegenhouden. De brug op, over
de gevallen wapenbroeders heen, over het bloedende
lichaam van Erik Liljefors. Bengt van Rosen
rukt hartstochtelijk den standaard uit de starre
hand, stormt verder, schreeuwend als een dier.
over neergeslagen, neergestooten lichamen van vijan
den heen breekt de stortvloed, tegen den heuvel
op. Het geschut bestormd, de kanonniers en voet
knechten weggestooten, neergehakt hoog wappert
de vlag.... Het voetvolk der brigade Wörner
dringt na over de veroverde brug, onweerhoudbaar
spoelt de golf van den aanval het veld over, naar
de poorten van Reval, waarvoor nog een warrige
knoop schreeuwende trosknechten en steigerende,
schuimbekkende paarden staat te dringen.
NEGENDE HOOFDSTUK
Een groote reiswagen, met bagage beladen, rolt
door ijle berkenlanen. Een schip stevent door het
zilte Oostzeewater. Ochtendzon en avondnevel, lichte
dag en stille sterrennacht.
En het blauw der zee schemert weg, in plaats van
de witte berken komen sparren met liooge stammen,
en in de plaats van rood graniet het mulle zand.
De wagens rollen door het Marksehe landschap
de zware karos met het vorstenwapen op het
portier, en de twee open koetsen met bagage en
bedienden.
De sterke paarden zwoegen over za ndige heuvel-
wegen. Daken en torens komen op uit het zand.
Stadsmuren omvatten de wagens. Onder schemerig
poortgewelf kletteren de hoeven over de keien.
Een slagboom. De roode adelaar van Brandenburg
op een wit veld. Daarnaast de
rechtop staande zwarte heer.
Berlijn.
Eerst komt er 'n wacht
meester met grooten snor-
rebaard. Dan de lange rit
meester Jobst von Logow,
die door 't raam der wacht
kamer het vorstenwapen op
't rijtuig herkend heeft. Een
slanke, fijne mannenhand
wordt hem uit het portier
raam toegestoken met een
opengevouwen document.
Zijne paltsgrafelijke hoog
heid Johann Kasimir, in
hoogsteigen persoon, met ge
volg op reis naar Berlijn,
naar den allerdoorluchtig-
sten heer keurvorst."
„PasseertJobst von
Logow salueert en slaat
tegelijk een nieuwsgierigen
blik in den wagen op den
zwaarlijvigen heer. die def
tig voor zich uitkijkt, met
een dikke reisdeken om zich
heen, en de slanke, jonge
mannengestalte er naast,
aan zijn kleeding te'zien een
officier. „Of wenscht zijne
hoogheid uit te stappen om
iets te gebruiken
De jonge man wisselt een snellen blik met den
paltsgraaf. ..Zijne hoogheid wenscht zoo gauw moge
lijk het slot te bereiken. Als u ons iemand mee wou
geven, om ons den weg te wijzen.
„Kan gebeuren Jobst von Logow keert zich
om en fluit, alsof hij zijn hond riep. een der stads
soldaten in bonte wapenrokken. „Jochem Krause
kan bij den koetsier op den bok gaan zitten."
„Kent hij de straten komt de knorrige stern
van paltsgraaf Johann Kasimir de deken uit.
De lange von Logow grinnikt.
„Extra-goochem is Jochem niet, paltsgrafelijke
hoogheid, maar 't slot kan hij met z'n oogen dicht
wel vinden. Zoo groot is Berlijn trouwens niet."
„Een oogenblikje," zegt nu de jonge adjudant, of
wat hij dan is, als Jobst von Logow salueeren wil
om zich te verwijderen. „Ik zou u dankbaar zijn,
ais u me een goed naehtlogies wou wijzen. Ik denk
voorloopig hier te blijven."
„Dat kan ook." Jobst von Logow kijkt den offi
cier ietwat verwonderd aan. „Ik heb hier vlak naast
in de „Koning van Zweden" mijn kwartier opge
slagen. Kan ik u aanbevelen. Als mijn geachte
collega mij de eer wil aandoen
De lange ritmeester zet steeds verbaasder zijn
oogen open. Nou breekt m'n klomp. Wat is dat
voor 'n raar soortje discipline De jonge man reikt
den paltsgraaf hij 't uitstappen zoo maar de hand,
en waarachtig de paltsgraaf vat die hand en beant
woordt den handdruk. Die twee praten Franscli
of Spaansch tegen elkaar. Daar mag de drommel
vijs uit wonK'n.
De karos van den paltsgraaf rolt verder. Op den
bok, naast den strak gesteven koetsier met z'n
hoogen neus. zit de genoeglijk grijnzende Jochem.
Die is in zijn schik, dat hij Berlijn eens van boven
af kan bekijken, op zoo'n hooge galakoets. Hij hoopt
maar, dat hij Wiesje tegenkomt
„Dat huis daar is 't, collega!" zegt de lange rit
meester, naar een uithangbord wijzend, dat vei
over de straat heen steekt. „Ik kan helaas niet
mee op 't oogenblik. Ik neem den dienst waar voor
De dood van Gustaaf Adolf in den slag bij Lutzen (1632).