DE AALMOEZEN
EN DE ARME
door Jean OsMac ^Donald
D
De klanken van een afgrijselijk bespeelde
viool kwamen het open raam binnen, den
rhythmischen gang en de melodische zoet
heid van een Strauss-wals verstorend, die
door Radio Normandie werd uitgezonden.
Vernon Cayford kneep kwaadaardig zijn servet
ineen en smeet het naast zijn bord op tafel.
„Zet in 's hemelsnaam de radio af, Lena riep
hij geërgerd, „of probeer dien bedelaar weg te krij
gen. Hij schijnt 't op ons gemunt te hebben, 't Is
de tweede keer al van de week, dat hij den ochtend
verpest."
Mevrouw Cayford draaide zich om en zette de
radio af. Het dunne, aarzelende gehuil van de viool
werd duidelijker hoorbaar. Eerst was er een hinder
lijke verwarring van geluid geweestnu klonk er
maar één geluid, nog hinderlijker door een snerpende
schorheid, zelfs door geen disharmonie getemperd.
Vernon Cayford duwde zijn stoel achteruit en
liep naar het raam. Het voortuintje van zijn villaatje
helde zacht af naar de liguster-heg.
Aan beide zijden helden precies zulke voortuin
tjes voor precies zulke villaatjes af naar precies zulke
heggen en aan den overkant van den weg kon de
wandelaar een zelfde schouwspel waarnemen.
Op den pas gegrinten en geteerden weg, tusschen
de tegel-trottoirs, stond een oude man zwaaiend op
een viool te zagen.
Cayford boog zich het raam uit en keek nijdig
naar die gestalte. Zijn vrouw was hem gevolgd, en
keek over zijn schouder.
Er was niets onaangenaams in de verschijning
van den ouden muzikant als men zijn vak niet
meetelde maar voor gevoelige ooren was zijn gekras
een marteling.
Toen de oude man de gezichten in het raam zag,
hield hij op met spelen en keek verlangend naar
omhoog.
Hij was wel zoo dichtbij, dat ze de scherpe blauwe
oogen konden zien, die hen onder borstelige witte
wenkbrauwen aankeken.
„Loop door alsjeblieft!" riep Cayford, gebiedend
zijn arm zwaaiend. Toen stak hij zijn vingers in zijn
ooren en trok een gezicht.
Een paar seconden bleef de oude man het jonge
paar aankijken. Toen maakte hij een onhandig
gebaar, dat teleurstelling beteekenen kon - mis
schien wanhoop en slofte weg.
„Stakker zei de vrouw zacht. „Geef me even
een penny voor hem, Vernon. Mijn tasch ligt boven."
„Onzin antwoordde haar man. „Je moet die
lastposten niet aanmoedigen. Ga mee maar dooreten.
Ik heb niet veel tijd vanmorgen."
Even later nam Vernon Cayford afscheid van zijn
vrouw en ging hij naar 't station. Verderop zag hij
den ouden muzikant weer die stond op het trottoir
en scheen hem op te wachten.
Cayford trok zijn magere, wat scherpe gezicht
strak, en keek koppig naar het wegdek.
Toen Cayford op ongeveer een meter afstand was,
kwam de oude man op hem toe.
„Toe, meneer," zei hij smeekend, „geeft u me..
Een booze blik bracht hem tot zwijgen. Cayford
hield even zijn pas in.
„Als je niet uitscheidt met zaniken, stuur ik de
politie op je af," speelde hij op. „Ik gééf niet aan.
nietsnutters. Als ik je nog eens hier op den weg
zie.
Het verweerde gezicht van den ouden muzikant
kreeg meer kleur, en even glansde er iets heftigs in
zijn oogen.
„Maar, meneer," wou hij tegenspreken.
„Bah deed Cayford, en met sneller tred vervolg
de hij zijn weg. De oude man keek hem na met een
eigenaardig lachje op het gezicht.
Er was niets onaange
naams in de verschijning
van den ouden muzikant,
als men zijn vak niet
meetelde maar voor ge-
ooren was zijn
gekras een marteling.
fi v 'Mi»
en volgenden morgen stond Julius Gilbey, in
een andere buitenwijk, van de ontbijttafel op, en
met zijn twee jongste kinderen het meisje aan zijn
rechterhand en den jongen aan zijn linker broeks
pijp liep hij het aardige voortuintje in van zijn
halve villa, om in de zon een sigaret te rooken,
voor hij zijn dagelijkschen tocht naar de city onder
nam.
Met een lachje van opgewekte verdraagzaamheid
liet hij zich meenemen naar links en rechts, en