'Ai-
antwoordde draaide zijn ruige tronie weer naar
ons toe en zei met 'n grijns „de schipper zeit dat 't
mAg". Toen observeerde hij nog eens met deskun
digen blik ons ietwat steed sch voorkomen en terwijl
'n dubbele rij gele tanden als 'n gulden zonnetje van
achter een donderwolk tevoorschijn kwam raspte-ie
smeuïg en blijkbaar met bedoeling „en van main
maggie ook
Toen dook hij weer onder, in z'n hol.
We begrepen onmiddellijk dat hij zich verkneu
terde in hetgeen den komenden nacht zou staan te
gebeuren, als het kleine scheepje op den korten golf
slag van de Wielingen zou steigeren en dansen als
'n jong paard dat voor het eerst de teugels voelt
met gevolgen die hij zich voor ons wel indenken kon.
Toen we om 2 uur in den nacht embarkeerden stond
er een flinke bries en de wolken voeren boven onze
hoofden met vrij groote snelheid voorbij. Jaap,
onze „toeschietelijke" Arnemuider, was met de
netten bezig. De kap', 'n even verweerde visschers-
man als No. 1, doch iets jonger dan zijn maat,
scharrelde wat rond, terwijl No. 3, blijkbaar 't
zeuntje, of-te-wel duvelstoejager, het druk had met
niets doen. 't Geheel maakte meer den indruk van
een Afwachten dan 'n klaarmaken voor de reis.
't Was doodstil om ons heen er was geen inensche-
lijke ziel op de rondom ons liggende scheepjes te
bespeuren alléén het monotoon geklapper van de
zeilen en het gekraak der zwiepende masten ver
raadde dat we ons op het water bevonden. We
wendden ons tot het hoofd der bemanning en vroe
gen „wel, schipper, gaan we nog niet naar buiten V'
Even monsterde hij de lucht en zei dan bemoedi
gend „me gane denk ik heelegaar niet."
Een half uur later echter was 't ons alsof de sterren
duidelijker zichtbaar werden en inderdaad, het
weer klaarde op. Plots klonk ons 'n geratel in de
ooren en zagen we op een der schepen 'n lantaarn
langzaam tegen den mast omhoog gaan, 'n sein
dat blijkbaar door den „admiraal-zeiler" gehesclien
werd, want direct daarop was het een en al leven en
beweging op de vloot en kropen overal de brandende
lantaarns naar de toppen der masten. De zeilen
werden losgegooid en langzaam stevenden de bootjes
zeewaarts, de haven uit. Ook ons scheepje kwam al
spoedig los van den wal 't zeilde vlot voor den
wind weg, passeerde buitengaats 'n paar van z'n
rivalen en de reis naar de Wielingen was 'n feit
geworden.
't Begon reeds te dagen eer er aanstalten werd
gemaakt tot het uitwerpen van 't net. Terwijl we
het ons met 'n pijpje ietwat „huiselijker" trachtten
te maken, vroegen we terloops aan onzen ouden brom -
beer „wel, zijn we nu in de Wielingen, Jaap t"
Het antwoord luidde echter gansch anders dan
we vernachtten, want terwijl hij ons teleurgesteld
bekeek, bromde hij zeer onvoldaan „Meneer heit
zeker geen last van zeeziekte zoo maar is effetjes
met 'n paip, nou je bin d'r overheen hoor, bós
't Gemoedelijke van den Hollandschen zeeman
kwam bij Jaap echter al spoedig boven hij ontdooide
al meer en meer, vooral toen hij bemerkte dat we
nu direct niet zóó'n „baar" waren als waar hij ons
voor had aangezien. Hij werd ten slotte zelfs mede
deelzaam en trachtte ons gedurende den tijd dat de
trek duurde, aangenaam bezig te houden met een
uitleg van de wijze waarop de garnalen eigenlijk
gevangen worden.
„Ik sal je nou is uitlegge, begrijp-ie, hoe me die
gladjanussen van 't sand afpikken want se sijne
soo gehaaid as as nou ja, je begrijp me welso
sie-je se en so benne se weg. Je weet," zeide hij, „dat
deuse visse de gewoonte hebbe om derlui falie in 't
sand te wurreme as se iets van onraad in de siniese
hebbe. Nou, daarvoor benne nou deze ijsers an 't
net." Hij wees ons op het schrob- of kornet waarmede
men den bodem van de zee als het ware schrobt.
„We trekken dit ijzer over den bodem en neinen dan
het bovenste laagje van het zand mee en dit komt
dan meteen in het achter het ijzer aanslepende net
terecht het zand spoelt weg en de garnalen
blijven achter." „Wat we niet begrijpen," merkten
we belangstellend op, „is, waarom jelui zoo ver weg
gaan eer je met visschen begint garnalen vind je
toch overal V' „Ja, maar de kanjers vind je eerst
in de Wielingen buiten, die hebben haast de grootte
van sardientjes en dat is juist het goedje waar de
Belzen en Engelschen gek op zijn die gaan er in
als koek."
De eerste haal bracht een net vol garnalen naar
boven, flinkt doorspekt met zeesterren, wulken,
.miniatuur-botjes, scholletjes en dergelijke.
De wulken, de groote hoorns onzer stranden,
waarin men de zee kan liooren „ruischen", werden
zuinig bewaard. Ze waren nog bewoond, en wel
door groote, „vieze", duimdikke witte slakken. Ze
waren met schelpen, die aan het achtereinde van de
glibberige dieren bleken vast te zitten, hermetisch
afgesloten.
„Wel Jaap, waarom bewaren jelui deze dingen
eigenlijk „Voor de spieën Ze brengen grif 'n
gulden per baal op en worden in Bel
gië graag gegeten, met 'n sausje
van boter, peterselie en mosterd."
Walgelijk, en tóch, zagen we
niet in Tholen 'n Zeeuwsche vrouw
op haar gemak alikruiken savou-
reeren, 'n zeeslakje dat ze met 'n
stopnaald uit zijn huisje prikte, om
ze op dezelfde wijze op te knabbelen
als wij dit de pinda's doen
Inmiddels was Arie met 't „wan
nen" begonnen dit is het zeven
door vrij groote mazen, waardoor
de groote garnalen achterblijven,
die dan meteen in een grooten pot
werden gedeponeerd, waaronder
Het wannen. De schipper zeeft de
garnalen, ivaarbij de kleine door
de mazen weer in zee vallen en de
groote overblijven.
Oude Jaap bleek een niet ongezellige knaap om mee
uit visschen ie gaan". Hij tornt ons een formidabele
krab, die uit het net te voorschijn kwam.
een lustig vuurtje brandde, en zoo gekookt. Want
de Zeeuwsche garnalen visschers koken de vangst
reeds aan boord ze is dan bij aankomst geheel
gereed om verzonden te worden. Door het toevoegen
van 'n overmatige hoeveelheid zout worden de
garnalen gelijktijdig geconserveerd. Voor ons zouden
op deze wijze gekookte garnalen praktisch niet eet
baar zijn. Hoe men ze in het buitenland „afzout",
als dit ten minste mogelijk is, is ons een raadsel
gebleven.
IntuBschen sleepte het kornet weder achter de
boot aan en telkens opnieuw werd het vol aan boord
getrokken, terwijl de vangst als tevoren werd uit
gezocht, gezeefd en het „netto provenu" gekookt
en ingezouten.
Het aantal manden met botjes en scholletjes en
niet minder de balen „wulken" vermeerderde ziender -
oogen, zoodat we het, wat de vangst betreft, dit
keer bijzonder troffen.
Als geheel genomen lijkt ons de garnalenvisseherij
een vrij eenvoudig, doch zeer vermoeiend en vooral
physiek buitengewoon zwaar bedrijf. Dit zware,
vermoeiende leven is den visschers, vooral wanneer
zij den middelbaren leeftijd hebben bereikt, dan
ook op het gelaat gegrift. En zoo leven deze lieden
voort, nacht in, nacht uit zwoegend om het brood
voor hun gezin te verdienen. Als eenig lichtpunt
in hun leven hebben ze het vooruitzicht op den Zon
dag, den eenigen dag in de week dien ze in den schoot
van hun-gezin kunnen doorbrengen.
De garnalen worden door de exportvisschees reeds
aan boord gekookt.