DE JEUGDLIEFDE VAN EEN KONING door CAxel Rudolph 22 EBBA BRAHE Of 't nu daarin zit, dat hofmaarschalk Lionskjold een heel, heel klein tikje minder statig het hoofd heeft ge bogen, toen hij haar passeerde, of daarin, dat er even iets kribbigs vonkte in de oogen van den koerier, die, uit de kamer van Oxenstierna komend, nog eens door Maegrita Zanteres werd aangehouden, zij voelt, dat er iets tegen haar broeit, en zij hoeft er niet lang over te piekeren, wat 't zou kunnen zijn. In de brieven van De la Gardie, welke de koerier meege bracht heeft, zal 't een of ander gestaan hebben, waardoor 't bedrog tegenover Ebba Brahe onthuld werd. Oxenstierna weet, dat Liljefors Ebba Brahe heeft overgehaald tot de reis naar Reval, door een bevel des konings voor te wenden. Om twaalf uur is er audiëntie bij de koningin moeder. In de wachtkamer komen de ontbodenen bijeen hofmaarschalk Lionskjold, Boreus Skvtte, gravin Waktmeister, de hofmeesteres, een paar kamerheeren en officieren. Kort voor 't middaguur verschijnt ook kanselier Oxenstierna. Maegrita Zanteres, die tot het blijvend gevolg der koningin-moeder behoort, vertoeft al dien tijd in de wachtkamer. Gelijk steeds vormt zich daar aanstonds een kleine groep om haar heen, heeren en dames, die naar de gunst streven van de ver trouwelinge van hare majesteit. Alleen kanselier Oxenstierna ziet haar niet, als hij de wachtkamer binnentreedt. Nu kan dat wel toeval zijn, want als Maegrita Zanteres besloten heeft, den stier bij de horens te vatten, en zijne hoogheid aanspreekt over een vrij onbelangrijke hofkwestie, is Oxenstierna even kalm en vriendelijk als steeds. Geen trek in zijn beweeg lijk diplomatengezicht verraadt, of hij iets ongunstigs over Maegrita Zanteres weet of niet. Maar Maegrita Zanteres laat zich niet misleiden. Bij de audiëntie heeft zij dienst, maar aanstonds daarna dwaalt zij weer, schijnbaar doelloos, door de gangen in de buurt van de vertrekken des kanseliers. Door de ramen van die gangen heeft men het mooiste uitzicht over de stad. Niemand heeft er erg in, als Maegrita of een der andere hofdames zich daar op houdt om van het uitzicht te genieten. Zelfs kanselier Oxenstierna zou daar niets verdachts in zien, als hij uit zijn kamer kwam. Maar Oxenstierna komt niet. Hij blijft den heelen middag in zijn kabinet werken met secretaris Schovelius en zijn klerken. Echter ziet Maegrita, als de zon al daalt boven Stockholm, den gebochel den Schovelius haastig, met twee brieven in de hand, de werkkamer uitkomen en rondkijken. „Erikson wenkt hij den ouden kamerdienaar, die juist de trap op komt sloffen. „Stuur even een lakei naar beneden naar de wachtkamer. De koerier van den maarschalk moet boven komen, maar gauw!" Het hart van Maegrita Zanteres klopt heftig. Hoe lang kan het duren, eer de oude Erikson den koerier boven heeft gestuurd Hoogstens tien minuten. Vóór die tien minuten om zijn, moet Maegrita Zante res in 't bezit zijn van den brief, dien Schovelius daar in de hand houdt, of moet zij dien althans ge lezen hebben. Schovelius schrikt, als de droom van zijn jammer lijke, hopelooze neiging plotseling voor hem staat, en hij wapent zich met gelatenheid tegen de pijlen van spot, die haar schoone mond op hem zal los laten. Maar Maegrita Zanteres spot niet vandaag. Zij probeert niet eens, den man eerst te begoochelen door minzaamheid. Tien minuten Er is geen tijd voor gebeuzel en inleidinkjes. „Je hebt een brief van den kanselier aan den koning gaat zij regelrecht op haar doel af. „Ik zou er heel wat voor over hebben om den inhoud te kennen, Schovelius." Schovelius' oogen schitteren wantrouwig bij Maegrita's ongewoon vriendelijken toon. „Dat.... is best mogelijk, schoone dame, maar „Ik wou je wel eens spreken, Schovelius. Als je me een uurtje van je tijd wilt geven, ga dan mee naar heneden naar het Chineesche kabinet. Wil je V' KORTE INHOUD VAN HETGEEN VOORAFGING Als inleiding een intiem tafereeltje de jeugdige Zweedsche koning Gustaaf Adolf minnekoozend met de uitverkorene zijns harten, Ebba Brahe. - Aan baron Erik Liljefors en Maegrita Zanteres, een hofdame, wordt door koningin Christina verzocht, haar te helpen om koning Gustaaj's ontmoetingen met Ebba Brahe te verijdelen. Jacob de la Gardie wordt door kanselier Oxenstierna naar Rusland gezonden als opperbevel hebber. Liljefors en Maegrita Zanteres spannen samen tegen Ebba Brahe. Zij wordt ontvoerd, doch op 't allerlaatste moment verschijnt Gustaaf Adolf en jaagt de ontvoerders op de vlucht. Luitenant Liljefors moet aan Maegrita Zanteres de mislukking van de ont voering bekennen. Als Jacob de la Gardie naar Reval vertrekt, wordt hem op zijn schip Ebba Brahe, naar hem door Erik Liljefors wordt meegedeeld, op last van koning Gustaaf zelf, toevertrouwd, Ook Ebba Brahe zelf meent, dat alles op last van haar beminde plaats vindt. Intusschen probeert een gezantschap uit Bran denburg een huwelijksverbintenis tot stand te brengen tusschen Zwedens koning en de Brandenburgsche prinses Eleonora. Men tracht het Gustaaf Adolf voor te stellen, alsof Ebba Brahe vrijwillig met Jacob de la Gardie vertrok. Be koning is diep ontgoocheld door hetgeen hij verraad noemt aan zijn oprechte liefde. Maegrita Zanteres begint den koning het hof te maken, doch deze verstoot haar. Erik Liljefors wil Jacob de la Gardie ertoe overhalen. Ebba Brahe desnoods met geweld te veroveren. Dan zal Erik Liljefors zelf trachten Ebba Brake in opspraak te brengen. Doch Jacob de la Gardie dwarsboomt de snoode plannen van den verrader en stelt zich voor Ebba Brahe op de bres. De la Gardie betrapt Liljefors bij de deur van Ebba Brahe's kajuit, Dan offert hij zich op, en houdt zelf de wacht voor het slaapvertrek. Intusschen bereikt men Reval, waar het Zweedsche leger zijn tenten heep opgeslagen. De komst van Ebba Brahe, die voor de toekomstige bruid van Gustaaf Adolf wordt aangezien, wekt mis noegen. Een jonge officier, Bengt van Rosen, wordt door de la Gardie aangewezen als geleider van Ebba Brahe door het legerkamp. Deze laatste is zich de vereering beivust, die men voor haar als schoone vrouw koestert. Zij maakt gebruik van haar invloed cm de Zweedsche opstandige officieren tot den eerbied voor koning Gustaaf Adolf terug te brengen. Gustaaf Adolf is cn 'er een bedekten naam naar Berlijn gereisd. Diep boort Maegrita's blik, gewend te bevelen, in den zijnen. Schovelius voelt de wereld draaien in zijn hoofd. Het „Chineesche kabinet" is een torenkamertje, versierd met vreemde dingen, door Zweedsche zeelui uit het verre Azië meegebracht. Er komt haast nooit iemand. Hij hoeft niet bang te zijn, dat zijn geheul met de schoone intrigante aan 't licht komt. Maar. „Ik zou u volgen tot 't einde der wereld, schoone dame, maar ik moet u verzoeken, even geduld te hebben. Ik moet eerst dezen brief met instructies aan den koerier...." „Ik zal ronduit spreken, Schovelius ik stel er heel veel prijs op, dat die brief niét in handen van den koning komt." Maegrita werpt een snellen, bezorgden blik naar de trap. Nee, de koerier komt er nog niet aan. Zij komt een stapje dichter bij den secretaris, en schijnbaar zonder erg raakt haar hand zijn halskraag. „Ze zeggen, dat jeme liefhebt, Schovelius. Is dat waar „"Nu komt de spotdenkt de stakker. „Wie weet, wat ze nu weer uitgedacht heeft, om me voor den gek te houden." Maar al verwacht hij niets anders dan scherts, toch richten zich zijn oogen met een .blik vol treurige waarheid naar Maegrita Zanteres. „Ja, dat is waar, schoonste der vrouwen „Goed, danMaegrita's trotsche hoofd buigt zich neer naar het kleine mannetje, en haar stem fluistert„Bewijs me dan die liefde, en ik zal je óók iets bekennen. Als ik dien brief heb. Ga mee." De gebochelde kijkt met een zekeren schrik in haar gelaat, hij zoekt er spot, ACHTSTE en hij vindt in de oogen, die vppx/0| r bevelend en tegelijk smeekend "tKVvHj op hem neerzien, een heerlijke waar heid geen hoon, maar teederlieid Het heeft diep verscholen gezeten, het gevoel van haar hart, maar het is er, het was er misschien allang, en nu wil zij het. hem bekennen, en nu buigt Maegrita Zanteres zich neer tot hém alleen moet hij den brief van den kanselier. Het waanzinnig verlangen in de oogen van den gebochelde slaat neer als een vlam, waarover een golf water wordt uitgestort. Gi'auw en treurig zakken zijn mondhoeken neer. Johannes Schovelius, die een secon de zijn mismaakt lichaam en zijn ouwelijk dwergen gezicht had vergeten, krimpt weer samen in zichzelf. „Als ik uw wil deed, schoone dame," zegt hij be drukt, „en het vertrouwen van mijn meester zoo schandelijk bedroog, moest ik op mezelf spuwen van afschuw. Dan werd ik nog veel leelijker dan ik toch a.1 ben, en uw genegenheid voor mij zou overgaan in walging." „Wees geen nar, SchoveliusMaegrita's arm vlijt zich in den zijnen en tracht hem mee te trekken, maar Schovelius streeft tegen. „Ik hén een nar, Maegrita, een arme gebochelde nar, die verliefd is op een stralende ster. Wie me daarom wil uitlachen, mag het doen, maar eisch niet van me, dat ik in dienst van mijn heer Opeens heft Schovelius het hoofd. Sporen ram melen snel de trap op. Daar is de koerier, uitgerust en frisch. Schovelius kijkt hem aan uit geleerde uilen- oogen. „Zijne hoogheid de kanselier vertrouwt u dit schrijven aan zijne majesteit toe. Er staat onder andere het bericht over Reval in. Het lijkt zijne hoogheid billijk, dat de snelle boodschapper van die overwinning zelf die verheugende mededeeling aan zijne majesteit overbrengt. Wanneer kunt u opbre ken naar Brandenburg 1" „Op staanden voet, meneer de secretaris zegt de koerier stralend. „De snelzeiler Hugin, die me uit Reval hier heeft gebracht, ligt in de haven klaar." „Mooi Uw instructies betreffende de aflevering en de verblijfplaats van zijne majesteit vindt u in dezen tweeden brief, dien u eerst aa.n boord zult openmaken. God geleide u Maegrita Zanteres is een paar stappen opzij ge treden. Met tandenknarsende woede moet zij aan zien, dat de koerier de heide verzegelde brieven uit de handen van Schovelius aanneemt en met zorg opbergt. Zou 't zin hebben, den man na te snellen en hem beneden, aan de haven, aan te spreken Neen, dat zal niets baten. Zooeven heeft de koerier, toen hij op Schovelius toetrad, een korten blik op Maegrita Zanteres geworpen, een h§el korten blik slechts, maar die heeft haar genoeg gezegd. Die man weet, wat er in het kabinet van Oxenstierna ver handeld is over haar en over den aanslag op Ebba Brahe. „Daar zul je spijt van hebben, Schovelius Een kwaadaardig sissen uit Maegrita's mond haat en wraakzucht in haar oogen. „Er komt een dag, dat ik hoven jou en je Oxenstierna uitsta. Dan zal ik er om denken, hoe je me jeliefde bewezen hebt." „Als ik u van dienst kan zijn, ben ik altijd te uwer beschikking, Maegrita Zanteres." „GedrochtMaegrita Zanteres keert hem den rug toe en snelt weg. Schovelius glimlacht treurig. Maegrita Zanteres zit op haar kamer en staart met wijd open oogen in den spiegel. Er gaat een huivering door haar leden. Haar beeld in het glas is niet minder schoon dan vroeger. Er is geen plooitje en geen grijs haar te hespeuren. Haar oogen schit teren en gloeien als altijd. Schoonheid straalt van den granaatrooden mond, de hagelwitte tanden, heel haar trotsche, edele gestalte. Die schoonheid, meent zij, zou een aartsengel uit den hemel lokken en toch heeft Schovelius.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22