EEN POGING OM 50 MILLIARD OP TE VISSCHEN i W7r wMtifp'ér- I lb 12 De heer Claude Byler, ingenieur te Wyoming, vindt 't hoog tijd, dat de 50 milliard aan goud, die op den bodem der zee liggen, hun weg door 't leven hervatten. De luidjes, die vroeger naar die schatten zijn gaan zoeken, hebben 't verkeerd aangepakt, zegt hij. Zo daalden af naar de gezonken schepen, maar zelfs in 'n allermodernst pakje is het duiken in de diepte der zee zoo moeilijk en gevaarlijk, dat ze nooit méér boven kregen dan een heel klein deeltje van den verloren rijkdom. Hij stelt dus voor, den omgekeerden weg in te slaan niot af te dalen naar de schepen onder zee, maar die schepen op te hijschen naar het wateroppervlak, om ze dan doodbedaard leeg te halen. Hiertoe heeft hij een zware drijvende kraan uit gevonden, met reusachtige klauwen, die over den vloer van den oceaan zullen schrapen, een heel wrak tegelijk aanpakken en het opsjorren naar een drijvend dok. Dat reusachtige bergingsschip (ongeveer 250 bij 20 m.) is als ponton geconstrueerd 't is een soort vlot van vier schepen, twee lengteschepen, aan weers zijden verbonden door een breedteschip, met een leegen rechthoek in 't midden, net een kolossale zwemvijver. Boven dien vijver steekt een kraan uit, ruim 50 m. hoog, vanwaar 24 stel klauwen met kabels kunnen worden neergelaten. Hebben die klauwen een gezon ken schip beet, dan wordt het in den leegen recht hoek opgeheschen uit het water, en vastgezet tusschen de vier schepen dan kunnen de schat zoekers op hun gemak pakken, wat van hun gading is. Op eigen kracht wil Byler zijn „schip" naar de plek laten varen, waaronder waarschijnlijk een gezonken schip rust. Het „schip" wordt dan veran kerd, en een groote duikerbal wordt neergelaten, om de juiste ligging van het wrak vast te stellen. Die „duikerklok" moet den bolvorm hebben, om weerstand te bieden aan den ontzaglijken druk van het water, en zal zijn gebouwd gelijk de bekende bathyspheer, waarmee prof. W. Beebe te voren onge kende diepten der oceanen heeft doorspenrd. Die stalen bol van 30 ton zwaarte zal ruimte bieden aan vier waarnemers en het gezichtsorgaan van het bergingsschip uitmaken. Hij blijft telefonisch ver bonden met het moederschip daardoor kunnen de waarnemers aanwijzingen geven aan de mannen boven, die aan de machines staan om de klauwen neer te laten en de 36 machtige zoeklichten te'richten. In de lucht kunnen die zoeklichten 10 km. ver schijnen op den bodem van de zee zullen ze den kelijk slechts een eindje van twee straten ver aan 't duister onttrokken. Ctaan die lichten gericht op het wrak, dat waar schijnlijk half in de modder begraven zal zitten, dan geven de waarnemers telefonisch zoodanige aan wijzingen, dat het bergingsschip er vlak boven kan komen liggen. Dan zullen de klauwen, die ieder 70 ton wegen, door 't water neerdalen als de armen van een reusachtigen stalen inktvisch. Als zij boven het wrak zweven, openen zij zich tot een wijdte van 56 m. en kun nen 'n strook zeebodem van 100 m. lengte bestrijken. Heeft het wrak daar vele jaren gelegen, dan zit't. waarschijnlijk in de modder vast, en zullen de klauwen diep onder de bedding der zee moeten taston, om vat to kunnen krijgen. Tot dat 7^- doel zullen zij worden uitgerust met -v tanks vol saamgeperste lucht A. °v V - als zij aan weerszijden van den v" romp in den grond bijten, zullen -V zij uit hun holle punten een krach- 'j tigen luchtstroom uitstooten, die het slijk wegblaast. -j Zoo zullen zij zich steeds dieper 1 'J< ingraven, tot hun punten onder de kiel elkaar naderen en zand en slik weggeblazen zijn met 'n luchtdruk van 225 kg. Hebben de klauwen het wrak stevig te pakken, dan geven de waarnemers het bevel „Haal op Dit zal geschieden met een snelheid van 30 m. per uur door 36 machines, aan iedereu kant van het schip 18. Zij kunnen de klauwen 1000 m. onder water laten zakken en een gewicht van 120.000 ton tillen. Dat is ruim voldoende, zegt Byler, want het zwaarste goudwrak, dat we weten, weegt ongeveer 37.000 ton. Wordt het wrak opgeheschen, dan gaat de duiker kogel mee, zoodat. de waarnemers voortdurend kun nen opletten, of alles goed gaat, en de noodige wenken geven. Is het, wrak boven water, dan worden er loopplanken op gelegd, en kan men het schip betreden, de schatten er uit halen. Is het een vroeger- eeuwsch galjoen, dan kan hot, tusschen de klauwen geklemd, naar land worden gebracht. Anders laat men het maar weer in zee vallen, als 't leeg is ge haald op een zoo diepe plek natuurlijk, dat de scheepvaart er geeu hinder van krijgt. Het bouwen van zoo'n bergingsschip-wordt natuur lijk een duur grapje het komt zéker niet goedkoo- per dan tien millioen dol lar. Maar dat vindt me neer Byler geen bezwaar dat sommetje is maar oen Dan zullen de klauwen, die ieder 70 ton wegen, door 't water neerdalen als de armen van een reusachtigen stalen inkt visch. Als zij boven het wrak zweven, openen zij zich lot een wijdte van 56 m. en kunnen, een strook zeebodem van 100 m. bestrijken. peulschilletje, zegt hij, vergeleken bij de schatten die het schip op zou kunnen halen. Hoeveel rijkdom er eigenlijk verscholen ligt in de rottende rompen van ondergegane schepen kan geen mensch schatten. Zoolang de mensch de zee bevaart, zijn er schepen met kostbare lading gezonken, en daar is nog maar héél weinig weer van opgehaald. Het Amerikaanscli Mijn-bureau schat, dat tusschen 14!)2 en 1933 de wereld 62.426.250 kg. goud heeft voortgebracht, en dat er, naar do beste gegevens, nog maar bijna de helft van in omloop is. De andere helft zal wel niet lieelemaa), maar toch grootendeels in gezonken schepen berusten, dus moot er haast voor 50 milliard goud op den bodem der zee rusten en zoo'n vondst, vindt meneer Byler, is de kosten voor zijn bergingsschip best waard. Te 111001', wijl bij die schatting nog niet eens in aanmerking zijn genomen de juweelen en het zilver, die door de eeuwen heen I:z4P IL&fcJ

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 12