31
Mevrouw Bradley glimlachte geruststellend. „Je
wilt graag 't naadje van de kous weten, niet f Nu,
onze voornaamste reden is, dat we iets voor je te doen
hebben als je er zin in hebt."
Aha, dacht Kuth er zit dus wel degelijk iets
achter, zooals Edith al zei.
Mevrouw Bradley lachte ronduit om de peinzende
uitdrukking op het meisjesgezicht. „Nee, we willen
niets te koop aanbieden, en we houden je niet voor
den gek ook Alleen waren we aan 't zoeken naar een
jong meisje een beschaafd en betrouwbaar meisje
van ongeveer uw leeftijd, dat een zekere opdracht
voor ons zou willen vervullen."
„Een opdracht f"
„Misschien is dat het juiste woord niet. Het zit
zoo onze neef, dat wil zeggen de neef van meneer
Bradley, heeft een heel ernstig ongeluk gehad. Een
auto-ongeluk."
„Ik zie niet in, wat ik. Ruth begon zich nu af
te vragen, of zij niet droomde.
Mevrouw Bradley wachtte een minuutje met ant
woord geven. De dienster zette een schotel voor hen
ueer. Mevrouw Bradley vond het blijkbaar niet
noodig, dat derden hoorden, wat zij te zeggen
had.
,,'t Is nogal een lange geschiedenis," hernam zij,
toen zij weer alleen waren. „Ik moest je maar alles
vertellen, te beginnen bij 't begin. De jongste broer
van meneer Bradley, James Bradley, was erg rijk. Hij
deed in effecten, en hij is een jaar of zes geleden in
Chicago gestorven. Hij heeft zijn heele vermogen
nagelaten aan zijn zoon, James Bradley junior."
„En is dat de neef, die een auto-ongeluk gehad
heeft V'
„Ja. Hoe erg 't is weten we eigenlijk nog niet. Hij
had hersenschudding. Hij is nu weer bij bewustzijn,
maar hij is blind, misschien voor zijn heele leven.
Daarom wilden we je vragen, om met ons mee te
gaan.
„Met u mee te gaan Ruth's stem weerspiegelde
haar verbazing.
Meneer Bradley glimlachte aanmoedigend. „Laat
mij maar verder vertellen," verzocht hij. „Mijn vrouw
is een beetje ongerust en zenuwachtig. Zij laat 't
erger lijken, dan 't in werkelijkheid is. Kijkt u eens,
juffrouw.
„Dayton," hielp Ruth hem onthouden.
„Juffrouw Dayton. Jim heeft geen andere
bloedverwanten in leven, buiten zijn tante Clara hier
en mij, dan zijn stiefzuster, June."
Hier kwam mevrouw Bradley er snel tusschen
„We wilden graag, dat je haar plaats innam."
„Een oogenblikje, Clara," zei meneer Bradley
kalm. „Laat mij 't vertellen. June is zijn zuster niet.
Jim's eigen moeder stierf kort na zijn geboorte. Mijn
broer James hertrouwde. Zijn vrouw had een dochter
uit een vroeger huwelijk, June. Dus James en June
zijn heelemaal geen bloedverwanten.
„Maar Jim is echt dol op haar," zei mevrouw
Bradley.
„Ja. Hij had altijd naar een broer of zuster ver
langd. Hij had zich altijd eenzaam gevoeld. June is
nu achttien. Jim is zesentwintig. Mijn broer liet
bij zijn overlijden aan Jim de zorg voor June na,
financieel."
Het verhaal leek zoo lang. Ze schenen maar niet
verder te komen. Ruth verzamelde moed. „Maar
waarom wilt u mij
Meneer Bradley glimlachte. „June is de laatste
vijf jaar bij ons in Denver geweest daar studeert
ze. Gisteren kregen we 't bericht over dat ongeluk
van Jim. De dokter weet nog niet, wat 't worden
zal. Jim is op 't oogenblik blind. Misschien blijft hij
't. Eén van de wonden heeft waarschijnlijk de ge
zichtszenuw aangedaan. Hij verlangt natuurlijk
naar zijn zuster. Al zijn ze geen bloedverwanten, zij
is al wat hij heeft."
Ruth keek den heer Bradley ontsteld aan. „Waar
om laat u haar dan niét naar hem toe gaan Is zij
dood t"
Snel en opgewonden nam mevrouw Bradley het
woord. „Lieve hemel nee Maar ze. ze kon op
't oogenblik niet. daarom vragen we u."
Meneer Bradley verloor iets van zijn geduldige
kalmte. „Toe nou," zei hij tegen zijn vrouw. „Laat
mij 't nu alsjeblieft op mijn eigen manier vertellen.
Kijkt u eens," wendde hij zich naar Ruth. „June
kon op 't oogenblik onmogelijk mee. Ze is ziek
roodvonk. Er zal nog wel een maand mee heengaan,
voor ze weer onder de menschen mag. We kunnen
Jim niet teleurstellen. Als 't is, zooals ik vrees
als hij er niet meer van opkomt kunnen we niet
bij hem komen zonder June, 't Is een idee van June
zelf iemand te zoeken, die zich voor haar uitgaf
iemand om de plaats van June in te nemen."
Nu begon Ruth hard te gelooven, dat zij droomde.
„Maar dat is toch onzinnig Twee meisjes kunnen
toch niet zóó sterk op elkaar lijken 1"
Mevrouw Bradley knikte nadrukkelijk. „Je zou
er zelf van staan te kijken, als je June zag. 't Is
verbazend, zooveel als je op'haar lijkt. We hadden
dat idee van haar, om iemand anders in haar plaats
mee te nemen, niet heel ernstig opgenomen, vóór
we u toevallig zagen. Toen leek 't plan ons opeens
heêl goed uitvoerbaar. U praat zelfs net als zij en u
beweegt u net als zij behalve dat u genoeg op
haar lijkt, om haar tweelingzuster te kunnen zijn."
Meneer Bradley scheen blij te zijn, dat hij het woord
weer kon overnemen van zijn drukke, zenuwachtige
vrouw. „We willen u goed betalen, als u dat kleine
werk van barmhartigheid op u wilt nemen. Dat u
zich voor June uitgeeft, kan niet 't minste kwaad, en
u kunt met dat onschuldige bedrog een ernstig
gewond mensch troosten."
„Toe, doet u het maar wij staan er voor in, dat
er u niets onaangenaams zal overkomen. Wij staan
overal gunstig bekend. Wat zoudt u zeggen van
vijfhonderd dollar per week, en alle onkosten ver
goed f"
Wat kon ze er van zeggen f Het lokteVijf
honderd dollar per week Al was 't maar voor één
week, dan leek het toch al een heel kapitaal voor een
meisje, dat haar heele leven nooit meer had ver
diend dan twintig dollar per week.
Daarna waren de toebereidselen gauw getroffen.
Meneer Bradley toonde papieren een paar brieven,
een bankboekje met een zeer hoog tegoed. Het was
blijkbaar allemaal in orde. Hij betaalde zelfs een week
vooruit.
Mevrouw Bradley vroeg Ruth's maten voor alle
soorten kleeren, schoenen, japonnen, mantels, hoe
den, handschoenen, alles.
„Ik zal wat kleeren voor
je koopen om in Chicago te
dragen, en ik zal ze aan
Hotel Fort des Moines
laten brengen," zei ze Ruth.
„Kom daar dan met ons
dineeren, dan kun je daarna
't een en ander aanpassen
We gaan morgenochtend
naar Chicago."
Er kwam verwondering
in Ruth op, dat zij zich
niet meer haastten, om bij
den patiënt te komen.
Meneer Bradley voelde die
vraag.
„In 't laatste telegram
stond, dat ze de eerste
uren nog niet konden weten,
hoe 't loopen zou, zelfs
niet, of hij blind zal blijven.
Hij is er niet best aan toe,
geloof ik. We kunnen
trouwens toch niet te vlug
reizen. Mijn vrouw is heele
maal niet in orde. We doen
alles heel voorzichtig."
En ook dit klonk vol
komen aannemelijk.
Dien avond in het hotel
leek het meer dan ooit op
een droom. De Bradley's
hadden mooie kamers, en
het diner werd daar op
gediend. De heer en me
vrouw Bradley waren bei
den in avondkleeding, toen
Ruth kwam, en mevrouw
Bradley maakte een der
groote doozen open, die in
den middag aan de appar
tementen waren bezorgd.
MOOI NEDERLAND
„Huize Ruurlo" in het
graafschap Ruurlo