LORRETJE
1
WiU.yflE.uf^ v
i
cWaar de schilderij van
Willy Fleur
Lorretje, zit je te staren,
half met je kopje opz
boven de hoeden en naren
half met je kopje opzij.
oan die bekijkende rij?
Zit j aan de tropen te denken,
maar je eens kroop uit het ei,
wereld ooi vruchten en apengedoe
en zulke nuffen als jij?
Lorretje, zit je te peinzen
ooer het oogelbestaan,
en in je hartje te grijnzen
ooer den mensen en zijn maan
Jij, die ooor menschen te kijk zit,
ben je met 't menschdom begaan,
zie je, mat altijd „de dierentuin" heet
soms voor een „menschentuin" aan
Lorretje, zit je te treuren
dat er geen mensch van je houdt,
ondanks je lokkende kleuren
niemand je schedeltje krauivt?
Allemaal kluiven ze lekkers,
toffees en ijs en zoethout
is er dan niemand, die jou eens befuift,
n bakje vol apennoot stouwt (bis)
Lorretje, zit je te spinnen
over een striemenden kreet?
Zit je dat moord te verzinnen
dat moe aan Jantje vermeet? (bis)
Lorretje, trek je geen aandacht
met je gezicht en je kleed,
zie dan maar, of je geen hart praaien kunt
met je protest en je leed!