LORRETJE 1 WiU.yflE.uf^ v i cWaar de schilderij van Willy Fleur Lorretje, zit je te staren, half met je kopje opz boven de hoeden en naren half met je kopje opzij. oan die bekijkende rij? Zit j aan de tropen te denken, maar je eens kroop uit het ei, wereld ooi vruchten en apengedoe en zulke nuffen als jij? Lorretje, zit je te peinzen ooer het oogelbestaan, en in je hartje te grijnzen ooer den mensen en zijn maan Jij, die ooor menschen te kijk zit, ben je met 't menschdom begaan, zie je, mat altijd „de dierentuin" heet soms voor een „menschentuin" aan Lorretje, zit je te treuren dat er geen mensch van je houdt, ondanks je lokkende kleuren niemand je schedeltje krauivt? Allemaal kluiven ze lekkers, toffees en ijs en zoethout is er dan niemand, die jou eens befuift, n bakje vol apennoot stouwt (bis) Lorretje, zit je te spinnen over een striemenden kreet? Zit je dat moord te verzinnen dat moe aan Jantje vermeet? (bis) Lorretje, trek je geen aandacht met je gezicht en je kleed, zie dan maar, of je geen hart praaien kunt met je protest en je leed!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 33