DE BRUID VAN EEN STERVENDE Priscilla Wayne door 30 Goeden morgen, juffrouw June," zei hij, en Ruth voelde haar hart popelen. De eerste proef had zij alvast met vlag en wimpel doorstaan Het was haar zelfs gelukt, „goeden morgen, Tom" te zeggen. Zij namen plaats op de breede, zachte kussens van den mooien auto. Tom leidde den wagen handig door het drukke verkeer. Meneer Bradley hoog zich naar voren, om Tom aan te spreken. „Hoe is 't met meneer Jim vandaag V' „De zuster vindt hem een beetje beter, zegt ze." „Zoo, da's gelukkig," kwam mevrouw Bradley. „We hebben zoo in angst gezeten. Is 't waar, dat hij niets kan zien I Dat hij blind is"?" Tom scheen even na te denken, voor hij antwoord de, en zijn drie passagiers hielden hun adem in. „Dat weet niemand. De dokters ook niet, schijnt 't," antwoordde Tom eindelijk. „Hij heeft door de glasscherven leelijke wonden aan 't hoofd gekregen en er wordt beweerd, dat de gezichtszenuw geraakt is. Maar weten doe ik het niet. Ik geloof, dat niemand 'tweet, 'tls een wonder, dat hij nog leeft." „Dus 't is toch wèl ernstig V' „O ja, meneer. Ze zeggen, dat 't wel weken zal duren, voor hij weer op de been is. „Dus hij kan nog beter worden Ruth verbeeldde zich, dat de stem van meneer Bradley een beetje bedrukt klonk. Hij kon toch niet.teleurgesteld zijn door 't bericht, dat zijn neef herstellen kon „Levensgevaar is er eigenlijk niet geweest, geloof ik, meneer. En wat zijn gezicht betreft, schijnen ze 't ook niet zoo zwaar in te zien." De welgemeende voldoening in Tom's stem viel niet te miskennen. Ruth maakte er uit op, dat Jim Bradley hoog stond aangeschreven bij zijn personeel. Mevrouw Bradley stelde een andere vraag. „Is hij thuis We dachten, uit de telegrammen, dat ze hem naar 't ziekenhuis gebracht hadden." „Dat hebben ze ook. mevrouw in 't eerst. Maar hij wou naar huis. Hij wou niet in 't ziekenhuis blijven." „O." Mevrouw Bradley zei er verder niets over, maar voor het scherpe gehoor van Ruth zei dat eene woordje genoeg. Ze hadden gedacht, dat hij in 't ziekenhuis lag. Was dit zoo, dan had het bedrog geen moeilijkheid opgeleverd. Dan zouden zij hem eiken keer maar voor heel korten tijd mogen be zoeken. Dat de patiënt thuis was, maakte den toestand zeker ingewikkelder. Tot haar eigen verbazing vroeg Ruth zelf ook iets. Haar stem klonk haar zelf vreerpd in de ooren. „Is hij.bij kennis Toen zij de vraag had uitgesproken had zij er al spijt van. Zij dorst geen van haar reisgenooten aan te kijken, maar zij voelde 't hen kwalijk nemen, dat zij zich in 't gesprek mengde. „Ja zeker, juffrouw," zei Tom. „Ik geloof, dat hij vlak na 't ongeluk ook bij kennis was. Nooit be wusteloos geweest. Hij zegt zelfs, dat hij over een paar dagen opstaat en zich aan gaat kleeden." ,,'t Is toch niet waar Dat kan toch niet V' Bradley's stem klonk hoog, strak, opgewonden. Zijn luchtige kalmte was hij, althans voor 't oogen- blik, kwijt. De chauffeur lachte. „Houdt u hem maar eens tegen, meneer. Niemand anders kan 't." Daarna werd er niet veel meer gesproken. Ruth voelde de ontsteltenis der Bradley's aan. Hun teleur stelling had in 't begin erg onschiddig geleken, maar maakte nu een veel minder onschuldigen indruk. Er was nu geen gelegenheid, om kalm met één hunner te praten. De wagen reed over den boule vard langs het meer. „Vind je 't weer heelemaal gewoon V' vroeg me vrouw Bradley aan Ruth, pratend met het oog op den chauffeur. Ruth hoopte, dat haar stem niet beefde. „Eh. gewoon O ja, net of ik niet weggeweest ben." KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Ruth Dayton, verkoopster in de handschoenen-af dee ling van een warenhuis, krijgt van een paar vreemde klonten een aanbieding om tegen een salaris van 500 dollar per week enkele diensten voor hen te beu'ijzen. Zij stellen zich voor als de heer en mevrouw Bradley. Een neef van de familie Bradley, Jim ge- heeten, is door een auto-ongeluk blind geworden. Hij verlangt naar z'n stiefzuster June. Deze is echter ziek en nu wordt Ruth verzocht haar plaats in te nemen. Daar haar dit aanbod normaal voorkomt en de Bradley's een betrouwbaren indruk op haar gemaakt hebben, accepteert ze 't, mede omdat haar broer Jerry, dis medicijnen studeert, dit geld goed gebruiken kan. Jerry verbiedt haar echter crop in te gaan, doch zij stoort zich niet aan z'n bezwaren. Het verhaal ver volgt nu met de aankomst van Ruth en het echtpaar Bradley op het vliegveld te Chicago, waar zij door den chauffeur van Jim worden afgehaald. Ruth was maar ééns in Chicago geweest, vóór den dood van haar ouders. Meneer Bradley mengde zich in 't gesprek, ,,'t Is toch al 'n jaar of vier, dat je hier weg bent, niet Mevrouw Bradley gaf het meisje vlug een stootje met de knie. Maar Ruth dacht er om. Zij had haar rol goed geleerd. „Bijna vijf jaar kort na Kerstmis ben ik weggegaan." „Op St. Valentijn," kwam opeens de chauffeur er tusschen. „Weet u nog wel Ik heb u zelf naar 't vliegveld gebracht." „O ja, da's waar ook," stotterde Ruth, met een gevoel alsof zij betrapt was. Mevrouw Bradley hielp haar. „Tijd doet er eigen lijk niet veel toe. Je bent nu weer hier, en thuis is altijd goed." „Ja, thuis is altijd 't beste," beaamde Joseph Bradley, en zij vervielen in een gedwongen stilte. Zij reden nu door een mooie buurt, met groote fraaie huizen, deftig en indrukwekkend. Bij een der grootste reed Tom het hek binnen. Ruth's hart klopte wild. Zij kon haar adem haast niet meester, toen zij de breede stoep opgingen. Met de snelheid der gedachten maakte en verwierp zij plannen. Zou zij maar meteen wegloopen Dien menschen zeggen, dat zij 't niet kón verder 1 Onzin. Een kalmer deel van haar wezen gaf ant woord. Waarom zou ze nu terugkrabbelen Als 't plan lukte, als 't den zieke wat troost gaf, was dat prachtig. En anders Er zat in ieder geval niets verkeerds in. Een vreemd plan, gezocht, zooals Jerry 't genoemd had. Maar niet verkeerd. Zij hadden beslist niets verkeerds gedaan, geen van allen. Maar de angst, de onrust bleef knagen. Als 't eens een val is 1 Als ze je eens ontvoeren Die vrees sloeg aanstonds neer. Waarom zouden ze hédr ontvoeren, een doodgewoon verkoopstertje uit een warenhuis 1 Rijke meisjes schaakten ze meisjes, waar de familie losgeld voor kon betalen. Maar wie kon losgeld betalen voor héér Jerry zeer zeker niet. Maar het was nu te laat, om zich terug te trekken. Zij waren binnen. Zij stonden in een groote hall, zoo weelderig en overdadig gemeubeld, dat Ruth het bijna voor een museum hield. Een dienstbode nam haar kleeren aan. Mevrouw Bradley praatte druk. Hoe was 't met meneer Jim 1 Beter vandaag Konden zij al bij hem Zou 't hem niet te veel opwinden Konden ze misschien beter wachten -> „Ik geloof, dat meneer u heel graag zal zien. Nu meteen. Ik zal even aan de EERSTE zuster vragen." Zij verdween stil. wrpuni r Zij gingen zitten in een groot salon, versierd met oostersche tapijten, muurklee- den, gebeeldhouwde meubelen. Ruth begreep, dat zij uren noodig zou hebben, om ieder fraai voorwerp, alleen in die kamer, te bekijken en te bewonderen. Mevrouw Bradley had haar poederdoos in de hand en werkte ijverig haar teint bij. „We hadden meteen naar boven moeten gaan, vind ik," zei ze. „Waarom hebben ze 't niet gevraagd, denk je „Waarschijnlijk omdat je ze de kans niet gegeven hebt. En zit nu niet aan je gezicht te knoeien. We gaan toch naar een blinde Ook meneer Bradley was gejaagd, zenuwachtig. „Laten we 't hopen. Als er iets misloopt Mevrouw Bradley zweeg opeens en keek Ruth ver ontschuldigend aan. „We zijn zenuwachtig," pro beerde zij uit te leggen. „Misschien hadden we 't niet moeten doen. Maar we meenden 't goed. Om Jim een pleizier te doen." „Wees toch stil," snauwde Bradley, „de meid komt er aan." Ruth keek de twee verbaasd aan. Die menschen, die elkaar met niet erg beleefde stemmen toe snauwden, was dat hetzelfde vriendelijke, beschaafde paar, dat haar te Des Moines in dienst had genomen voor een schijnbaar onschadelijk, onschuldig werkje Als een van beiden iets merkte van haar bezorgd heid, lieten zij het toch niet blijken. Zij hadden blijk baar al him aandacht gespitst op de boodschap, waar mee het meisje uit de ziekenkamer zou komen. Zij gaf die boodschap aan mevrouw Bradley. „Meneer vraagt, of u zoo gauw mogelijk bij hem wilt komen. Hij verlangt naar u, vooral naar juffrouw June." Opluchting, warme opluchting. Meneer Bradley was haast weer zachtzinnig, toen zij de groote breede trap beklommen en door een gang met een dikken looper gingen. „Denk er om, dat je lief bent," fluisterde mevrouw Bradley. „Je bent een opgewekt, hartelijk meisje. Geef hem een kus. Veel werk van hem maken. Maar weinig praten." „Ik zal er om denken," fluisterde June. Zij stonden nu op den drempel van een zeer groote kamer, met een groot gebeeldhouwd bed onder een hemel. Daar lag iemand in, doodstil. Een verpleegster kwam op hen toe. „Ik kan u den eersten keer niet lang laten blijven," zei ze zacht. „Hij gaat heel goed vooruit, maar we doen al ons best om zijn krachten te sparen. Als ik weer in de kamer kom, is 't tijd voor u, om te gaan." Toen traden zij drieën vooruit, naar de lange ge daante in het bed, die zoo stil lag. June struikelde even. Zou hij het wilde kloppen van haar hart kun nen hooren De man op het bed was jong, knap, interessant. Deze feiten waren door een enkelen blik te consta- teeren, ondanks het ontsierende verband, dat ook zijn oogen geheel bedekte. Hij had een donkere, bijna zigeunerachtige huid, die zelfs door de bleekheid van zijn toestand niet wit kon worden. Mevrouw Bradley greep met onstuimige hartelijk heid zijn hand en vond een plekje tusschen de stroo- ken verband, waar zij hem een kus kon geven. „Hier zijn we, Jim. We zijn direct overgekomen, toen we 't hoorden." De stem van meneer Bradley klonk ferm, hartelijk, opgewekt 'tbvas niet meer de zenuwachtige stem van een paar minuten tevoren. „Maar, Jim, schaam je je niet, om je zoo toe te takelen Ik weet niet meer, hoe je er uitziet „De vrachtauto is nog veel erger kapot, oom," zei Jim. Meneer en mevrouw Bradley duwden Ruth naar voren. „Hier is nog iemand, die je wel graag zult wil len spreken June." Het scheen voor Ruth's oplettende oogen, dat er iets verwonderds over Jim's gezicht kwam het

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 30