SLABBETJE FRAAI BEDJASJE MET KRUISSTEEKBORDUURWERK 2e en alle volgende teruggaande toeren als de le teruggaande toer. liet Unkervoorpand wordt begonnen met een op- zetrand van 69 lossen, waarboven 33 toeren gehaakt worden. Dan worden voor het armsgat bij het begin van den volgenden heengaanden toer 2 sc.hulp- jes, bij het begin van de 3 volgende heengaande toeren telkens 1 schulpje overgeslagen door middel van kettingsteken. Na 13 toeren boven een breedte van 12 schulpjes slaat men voor het vormen van de schuine schou derlijn bij de volgende 3 heengaande toeren één keer één schulpje en twee keer 2 schulpjes over. Het rechtervoorpand wordt tegengesteld gehaakt. Rugpand 137 lossen opzetten, 33 toeren haken en de armsgaten maken, zooals boven beschreven. Nu nog 13 toeren boven 24 schulpjes. Daarna de schouders haken zooals boven beschreven. Dan de zijnaden verbinden en de schouders aan elkaar naaien (vanaf het armsgat 7 sch. breed). Mouwen 81 steken opzetten, volgens patroon haken en 5 X bij iederen 7en toer aan weerszijden 1 schulpje meerderen. Na 6 toeren boven een breedte van 30 schulpjes begint men met den kop van de mouw, waardoor men bij de volgende 10 toeren aan weerszijden telkens 1 schulpje mindert. Daarna de naden verbinden en de mouwen erin zetten. Langs alle randen wordt vervolgens een kantje gewerkt le toer 4 stokjes, waartusschen telkens 1 losse, in het midden van het le schulpje, dat zich in den ondersten rand van het rechtervoorpand bevindt, geteld vanaf den zijnaad x 2 lossen, 7 vasten, waarvan 3 boven het volgende schulpje, 1 in de tusschenruimte en 3 boven het daarop volgende schulpje worden gehaakt. 2 lossen, 4 stokjes met tel kens 1 losse ertusschen in het midden van het vol gende schulpje. Vanaf x her balen. Na de 6e stokjesgroep haakt men 2 lossen, 1 vaste in het hoekpunt, 2 lossen, 1 stokjesgroep in den steek, die het schulpje van den rand van den 2en toer teza men neemt. Dan telkens het patroon weer vanaf x her halen. De 7 vasten komen nu boven de 2 volgende rand- schulpjes te liggen d< stokjesgroepen in den stet die het schulpje van 4 lichtgroen 5 groen (middel) 6 lichtblauw 7 korenbkiuw 8 donkerbruin 9 lichtrood rand van den volgenden toer tezamen neemt Op deze manier verder haken. Op het einde van den toer wordt met 1 kettingsteek do toer in het le stokje bevestigd en dan haakt men kettingsteken terug tot in het midden van het laatste lossenboogje. 2e toer 4 X afwisselend 4 lossen, 1 vaste in het volgende gaatje, x 4 lossen, 1 vaste boven de 4 vol gende vasten, 5x afwisselend 4 lossen, 1 vaste in de volgende gaatjes en vanaf x telkens herhalen. Bij de hoekpunten wordt in ieder gaatje ingestoken. ■3e toer Afwisselend 4 lossen, 1 vaste om het volgende boogje. Boven de vasten, die gewerkt werden boven do vastengroep van den voorgaanden toer, laat men de lossen weg. Langs de mouwen hetzelfde kantje haken. Het koordje bestaat uit een lossentoer en wordt gehaakt met een dubbelen draad wol. Aan het einde van het koordje komen een paar wollen balletjes. VOOR ONZE KLEINTJES Een geborduurd slabbetje is voor de kleintjes altijd een groote attractie, en hebben we een restje linnen of reformgaas, dan kunnen we met behulp van nog wat restjes gekleurde splitzijde heel gemakkelijk zoo'n vroolijk kinderservetje gaan maken. Ons slabbetje werd gemaakt van wit linnen, waarvan 11 draden 1 cm. breed zijn. Het is, met franje, 37x26% cm- groot. Als borduurmateriaal nemen we 9 kleurtjes waschechte splitzijde, arvan we niet meer dan telkens 2 draden gebruiken. De stof wordt op den draad uitgeknipt. Men rekent voor den naad 1 cm. Dan wordt de halsron ding geknipt, diel 1 cm. breed en 7 cm. diep moet zijn. Het slabbetje wordt langs alle kanten, behalve langs, den smalsten onderkant, met leine roode voor- en achter- steekjes gezoomd. 1 >a.n wordt het motiefje, 3 om. vanaf den onder and, volgens bijgaand tel- patroon geborduurd. Ieder kruisje wordt over 2 draadjes in de breedte en hoogte gewerkt. Onder langs den rand bor duurt men een rij kruis- steekjes, die 3 draden hoog zijn. Tenslotte wordt de on derste rand tot aan deze kruissteekjes uitgerafeld en wordt het randje langs den hals met een geel steel- steekrandje omgewerkt. Het slabbetje wordt met een oranje koordje vastgebonden. 96 cm. BOVENWIJDTE Een overbodige luxe zoo'n lekker warm wollen jasje Als zoodanig zal het meerendeel der vrouwen dit buitengewoon practische en nuttige kleeding- stuk wel niet meer beschouwen. Bij ziekte vooral kan het een herstellenden patiënt zoovele goede diensten bewijzen, dat een bedjasje zeker niet meer voor een weeldeartikel moet worden versleten. Het bedjasje van ons plaatje werd gehaakt van 200 gr. bananengele vierdraads wol met een haak- naald nr. 3%. Het wordt gewerkt in een soort Tunischen haak- steek (zie werkproefje). Het aantal steken, dat wordt opgezet, moet door 4 deelbaar zijndaarbij rekent men nog 1 steek voor kantlus. le toer (heen) een lusje (12 mm.) uit iederen steek van den opzetrand halen. le toer (terug) de kantlus afzonderlijk afwerken, 2 lossen, x de volgende 4 lussen tezamen met de laatste losse afwerken, 3 lossen. Vanaf x telkens herhalen, terwijl op het einde van den toer slechts 1 losse voor het omkeeren wordt ge haakt. 2e en alle volgende heengaande toe ren Van rechts naar links door de 4 lussen van het schulpje steken en den draad als lus doorhalen telkens 1 lusje uit de 3 volgende lossen halen, vanaf het begin voortdurend herhalen. Op het einde van den toer, na het laatste schulpje, telkens 1 lusje uit de 2 volgende lossen en de kant lus halen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 36