AMOR UIT DE VERDRUKKING.... door dBerry (Dan Doste B Dorian Walker zat met een ontdaan gezicht over den brief gebogen, dien zij bezig was te schrijven. „Beste oom Nick," begon zij aan den heer Nick Tackery. „Ik voel me hier erg ongelukkig. Het is alleen de schuld van tante Mary zij dringt er voortdurend op aan, dat ik zoo gauw mogelijk zal trouwen. Wilt u zoo goed zijn een dezer dagen eens over te komen Ik wil niet trouwen en u begrijpt wel waarom niet. En zéker zal ik het nooit doen met een stijven hark, als mr. Erwin Rudd, die n.b. achttien jaar ouder is dan ik. Wees zoo goed en breng tante Marv eens aan haar verstand, dat zij haar doordrijverij moet laten varen. Ik verwacht u spoedig, liefst deze week nog. Tot ziens, met een knuist van uw Dorian." Oude John, de postbesteller van Hentley, nam dien middag nog een tweeden brief mee van „Het Buiten", zooals de dorpelingen het bescheiden landhuis van mrs. Mary Walker met veel verbeel dingskracht betitelden. Die tweede brief was van tante Mary zelf. „Beste Nick, je moet me helpen, dat eigenwijze wicht van 'n nicht eens tot rede te brengen," schreef zij haar broer. „Er heeft zich een schitterende partij voor haar opgedaan, maar al mijn redeneeren baat niet. Zij denkt nog steeds aan haar stuurman, hoewel het nu al twee jaar geleden is, dat hij met de „Lord Hamilton" omkwam. Wees zoo goed en kom zoo spoedig mogelijk over misschien gelukt het je, haar tot andere gedachten te brengen. Groeten van je zuster Mary." Drie dagen na het verzenden van die brieven verscheen Nick Tackery in hoogst eigen persoon in Hentley. Hij was vijftig jaar en vrijgezel en voelde zich precies zoo geschikt, om een netelige kwestie als deze in het reine te brengen, als een bedelaar zich geschikt kan voelen, om als hofdignitaris bij een koning te fungeeren. Hij kwam dan ook met het vaste voornemen, met den eersten trein weer naar Londen terug te keeren, onverschillig of het hem al dan niet gelukken zou de uiteenloopende gevoelens van zijn zuster en zijn ouderloos nichtje tot overeenstemming te brengen. Terwijl hij in huis verdween, zat Dorian in den tuin een verwilderden tuin, die sterk tot haar licht ontvankelijke verbeelding sprak en waar het goed was te droomen. Haar knap gezichtje stond treurig en treurig waren ook de gedachten, die haar bezighielden. Zij voelde zich tegenwoordig alléén op de wereld alsof alles en allen tegen haar samenspanden. Zij was bepaald ongelukkig en had niemand in het leven, bij wien zij troost of opbeuring kon zoeken. Zelfs Bob begreep haar niet hoewel deze haar in heel veel andere dingen toch zeer goed verstond. „Ik weet het, Bob - jij kunt er ook niets aan doen," klaagde ze, den grooten herdershond stree- lend, die aan haar voeten voor de zodenbank lag. Het was geen overdreven gevoeligheid, die Dorian zooveel treurige gedachten ingaf. Het leven had haar hard behandeld. Zij was nauwelijks zeventien jaar toen zij haar moeder verloor. Een jaar later betreurde zij het verlies van Philip Barratt, met wien zij zich pas ver loofd had. Hij maakte zijn eerste reis als derde stuurman met de „Lord Hamilton" en keerde er niet meer van terug. Evenmiu als de anderen van de bemanning. „Met man en muis in de Stille Zuidzee vergaan," maakte Lloyds aangaande het lot van het schip bekend, toen de wereld er niets meer van vernam De derde zware slag was het verlies van haar vader. Dat was nauwelijks een jaar geleden en sindsdien bleken alle banden met het verleden verbroken. Zij had de gezellige woning in Hamp- stead, waaraan zooveel dierbare herinneringen verbonden waren, moeten verwisselen voor „Het Buiten" van tante Mary, die wel goed voor haar was, maar die zich ook vanaf den eersten dag het recht aan gematigd had over haar toekomst te bescliikken. Het was onuitstaanbaar vooral sinds die saaie meneer Rudd zich verbeeldde, dat hij verliefd op haar was en hij steun had gevonden bij tante. Maar nooit gaf zij toe liever liep zij weg, dan er in toe te stemmen de vrouw te worden van een man als mr. Rudd. Terwijl Dorian haar opstandige gedachten daar buiten zat aan te vuren, had mr. Nick Tackery binnenshuis een ernstig onderhoud met zijn zuster. Of beter gezegd zijn zuster had een onderhoud met hem. Zij liet hem bijna niet aan het woord en be toogde met klem van redenen, hoe en waarom hij zijn gezag als voogd tegenover zijn eigenzinnige nicht moest laten gelden. „Ik vraag me af, wét er van haar terecht moet komen, als ik mijn hoofd vandaag of morgen eens neerleg," herhaalde ze voor de derde maal met 'n tragisch vertoon. „Ik heb mijn lijfrente heelemaal noodig, ik kan haar geen cent nalaten. Jij kunt evenmin voor haar zorgen en wie moet het dan doen Zelf kan ze het ook niet toen ze van school af kwam heeft ze zoo'n beetje in het huishouden geholpen en niets bijgeleerd, waarmee zij haar brood kan verdienen. Nu is ze al twintig jaar en in Hentley ontbreekt elke gelegenheid, om haar nog iets te laten worden, waarmee ze zich later zelfstandig kan maken. Het huwelijk is haar éénige toevlucht en zij heeft vandaag de kans een góéd huwelijk te doen." „Maar. maar was het niet beter, als je haar zélf liet heslissen," waagde de bescheiden heer Nick Tackery op te merken, een beetje beduusd van den woordenstroom, die over hem was heen gegaan. „Amor in de verdrukking hm, dat loopt gewoonlijk slecht af." „Nonsens," zei tante Mary minachtend. „Hoe weet zoo'n kind van twintig jaar nu, wat het beste voor haar is „Nou een kind...." mompelde haar broer. „Zij was twee jaar geleden al verloofd." „Veel te jongviel tante Mary snibbig uit. „Maar juist aan die verloving kan je pas merken, hoe 'n groot kind zij nog is. Zij loopt over dien Philip te treuren als een sentimenteele bakvisch en een flink meisje had er zich allang overheen gezet. Als we er geen eind aan maken, blijft ze treuren. En je hebt nü nog de macht, om er 'n eind aan te maken. Je bent toch haar voogd, nietwaar I" Nick Tackery schudde het hoofd, alsof hij er aan twijfelde. „Die meneer Rudd...." stribbelde hij nog tegen. „Is een beste, brave man, die er warmpjes bij zit," vulde tante Mary aan. „Hij is dol op haar en wat geeft dan die paar jaren verschil Hij is de eenige geschikte partij, die in Hentley voor haar in aanmerking kan komen jij ziet je nicht toch zeker ook liever behoorlijk getrouwd. Zóó ver was 't vrijwel eenzijdige onder houd gevorderd, toen Dorian eensklaps de kamer in kwam. „Oom Nick viel zij verrast uit. „Dag, kind," zei Nick Tackery, haar gul de hand toestekend. „Zooals je ziet, hen ik gekomen. We moesten eens praten, dacht ik „Juistviel tante Mary hem hier in de rede. „Je oom Nick heeft de beste inlichtingen gekregen om trent meneer Rudd, Dorian. En evenals ik is hij stellig overtuigd, dat je gelukkig met hem zult worden. „Nooitonderbrak Dorian haar, stampvoetend van drift. Daarop snelde zij de kamer uit en liet zich niet meer zien. Een half uur later keerde Nick Tackery naar Londen terug met de onaangename wetenschap, dat zijn reis volmaakt nutteloos was geweest. En op hetzelfde oogenblik zocht Dorian een eenzaam hoekje op in den tuin. „Nooit, Bob, nooit zei ze half schreiend, Bob's ruigen nek streelend. „Oh, Bob, gebeurden er toch maar eens wonderen op de wereld wat zouden jij en ik gelukkig zijn, als nu Philip eens plotseling voor ons stond. Weet je nog, Bob, van baas Philip Het zachte geritsel van het loover nam haar snik ken en haar zuchten op He gebeurtenissen die men vaak, zij het dan ook minder juist, wonderen pleegt te noemen, omdat zij hun verklaring vinden in de een of andere zeld zame toevalligheid, zijn nog lang de wereld niet uit. Kapitein Palmers, van de „Good Hope", overkwam eens zoo'n opzienbarende geschiedenis, waarvan dc kranten schreven, dat het een wonder was. Op een morgen ging hij er in de Stille Zuidzee, in de buurt van de Cook-eilanden, met de „Good Hope" tusschenuit voor 'n orkaan, die al sinds dagen allen schepelingen ter hoogte van den steenboks keerkring het leven had verzuurd. De storm had hem een eind uit den koers gedreven en om eenigszins te bekomen van die bezoeking, ging hij in de buurt van de Datumlijn voor anker onder de kust van een dier miniatuureilandjes, die slechts schaars of in 't geheel niet bewoond zijn en maar hoogst zelden door een schip worden aangedaan. Het was avond, toen hij er voor anker ging en vroeg in den morgen begonnen zijn mannen de aan gerichte averij te herstellen. Zelf ging hij met zijn eersten stuurman aan land, doch zij troffen er geen menschen aan ofschoon wel sporen, dat er men- schen verbleven hadden. Toen zij aan boord terugkeerden, naderde er een prauw vanuit zee. „Drie inboorlingen," zei de stuurman, die het geval door zijn kijker beschouwde. „Ginds ligt nog een eilandje," wees hij in de richting vanwaar de prauw naderde. „Ik geloof niet, dat ze op de kaart voor komen." „Zoo zie je ze en zoo zie je ze niet," antwoordde kapitein Palmers, ter verklaring van wat ten onrech te een fout leek. „Ze zijn van vulkanischen oorsprong en soms verdwijnen ze weer even snel in de diepte, als ze er uit opgekomen zijn „Die ééne schijnt, 'n soort op perhoofd te moeten verbeelden," grinnikte de stuurman, die zijn kijker opnieuw ter hand genomen had. „Hij is ten minste in gala, bij de anderen vergeleken ik ge loof waarachtig, .dat hij een lange pantalon draagt en schoenen aan zijn voeten heeft." De spottende grijns verdween van zijn gezicht, toen de prauw langszij kwam. „Bij alle goden 't is een Europeaan viel hij verbaasd uit. Nauwelijks een halve minuut Drie inboorlingenzei de stuur man, die liet geval door zijn kijker beschouwde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 4