5 later ging er één langgerekte kreet van verrassing op aan boord van de „Good Hope". Er sprong een man over de reeling, die slechts half gekleed was en een blonden, verwilderden haard droeg. Hij keek als verdwaasd het dek rond, slaakte een onver - staanharen uitroep en stormde 't volgend oogenblik op de brug af. „Ik ben de eenig overlevende, van de „Lord Hamil ton", die hier twee jaar geleden bleef schreeuwde hij den verbluften kapitein Palmers opgewonden toe. „Zij hoorde thuis in Londen, misschien herinnert u het zich. Haar gezagvoerder was kapitein Allan Thurston. Mijn naam is Barratt, Philip Barratt. Ik was derde stuurman en het was m'n éérste groote reis. Philip Barratt had tranen in zijn oogen, toen hij zweeg. Er viel eensklaps een stilte in, als na een hevigen donderslag. Doch dat verbijsterde zwijgen hield niet lang aan. Het volgend oogenblik ging er een juichkreet op aan boord van de „Good Hope". Kapitein Palmers daalde met zijn gast van de brug af en van alle kanten werd Philip Barratt met vragen bestormd. Hij antwoordde zoo goed mogelijk, maar vaak werd het hem belet door de ontróering. En toen hij verhaalde hoe de „Lord Hamilton" verging, kon hij midden in zijn relaas niet meer uit zijn woorden komen. Kapitein Palmers maakte er een eind aan. „Kom aan, 't is voorloopig welletjes. Nu éérst scheren en opknappen ik heb, geloof ik, nog wel een uniform voor je liggen. En in dien tijd zal de kok een behoor lijken hap eten voor je klaarmaken. Bedwing je nieuwsgierigheid tot straks, jongens mister Bar ratt gaat vóór. Een half uur later had Philip Barratt een grondige gedaanteverwisseling ondergaan. Het was een prettig open jongensgelaat, dat kapitein Palmers voorzichzag. „Gefeliciteerd," gaf hij hem de hand. „En vertel me nu die heele ongelukkige geschiedenis maar eens tot in bijzonderheden." Na de vermoedens, waartoe men reeds lang aan gaande't vergaan van de „Lord Hamilton" gekomen was, leverde Philip's relaas weinig verrassends meer op. Het schip was inderdaad ten onder gegaan aan een orkaan, waardoor het dagen achtereen geteisterd was. Toen bleek dat het niet meer te hóuden was, had men urenlang het S.O.S.-sein uitgezonden, maar er was geen enkel schip in de buurt, dat hen zoo spoedig te hulp had kunnen komen. Terwijl de „Lord Hamilton" reeds in zinkenden toestand verkeerde, had kapitein Thurston bevel gegeven in de groote boot te gaan. De heele beman ning had er plaats in gevonden eenentwintig mannen, die voor hun behoud nog slechts op een wonder hoopten, omdat de storm hen voor zich uit joeg naar het weinig bevaren Zuiden. Na een dag en een nacht hadden zij eindelijk land in de verte ont dekt. Doch toen had onverwachts de tweede cata strophe plaats gevonden met noodlottiger afloop nog dan de eerste. De groote sloep was plotseling door een geweldig hooge golf op haar rug genomen en in een diep water dal neergesmakt. Wat er daarna allemaal gebeurd was, kon Philip Barratt zich niet herinneren. Hij wist nog slechts, dat hij half verdoofd ronddreef op zijn reddingsgordel en dat er in zijn nabijheid nóg iemand gelegen had. Spoedig had hij dien ander niet meer gezien en zelf was hij na een paar uren meer dood dan levend opgepikt door een prauw met eenige inboorlingen. Zij hadden hem naar hun eilandje ge bracht, waar volgens hun zeggen maar hoogst zelden een schip' gezien werd. Een officieelen naam had 't eiland niet de inboorlingen noemden het „Storm achtig land". De hoop dat hij nog gered zou worden, was na twee jaar langzamerhand in hem gestorven. Ver scheidene malen was hij er met een prauw op uit getrokken, om de scheepvaartroute op te zoeken. Maar het wachten was altijd vruchteloos geweest en gebrek aan zoet water en andere ontberingen hadden hem telkens weer gedwongen, naar zijn verlaten eiland terug te keeren. Eindelijk in den afgeloopen nacht had hij de lichten van een schip gezien. Ilij had het krieken van den dag afgewacht en was opnieuw op onderzoek uitgegaan. Thans in de hoop, dat het schip hier of daar voor anker was gegaan. En toen.. Zóó luidde het relaas van den tragischen ondergang van de „Lord Hamilton". De ontroering belette Philip te verhalen van de blijdschap, die hem aange grepen had, toen hij een schip met de Engelsche vlag in de verte had ontdekt. Maar kapitein Palmers begreep toch wel, wat er in hem was omgegaan. Hij liet hem aan zichzelf over en dacht aan de twintig anderen, die hier in de buurt gebleven waren. Een lot, dat hem en élken anderen zeeman kon treffen. Het maakte hem stil en verduisterde de vreugde over de redding van dezen ééne Met een zucht stond hij eindelijk op. „Ik zal ter stond aan Lloyds seinen, mr. Barratt. Deze redding is belangrijk genoeg Lloyds krijgt eindelijk absolu te zekerheid omtrent het lot, dat het schip en de bemanning getroffen heeft." Ook Philip kwam overeind. „Ik had u iets te vragen," begon hij en eensklaps kwam er een uit drukking van twijfel en vrees in zijn blik. „Ik was verloofd met een meisje in Hampstead. Misschien ben ik het nu niet meer u begrijpt me wel, niet waar Na twee jaren en na reeds doodverklaard te zijn Kapitein Palmers knikte en veinsde het verdachte knipperen van die oogen vóór hem niet te zien. Ook d&t nog. „Hoe het echter ook afgeloopen is ik zou het beroerd vinden, als het meisje het bericht van mijn redding onvoorbereid uit de krant of van de radio vernam," ging Philip voort. „Zou er een middel zijn, om dat te voorkomen Hij slaakte een zucht van verlichting, toen kapitein Palmers verzekerde, dat ook dit in orde zou komen. Toen trilde er een lang codetelegram door den aether. En behalve den naam van Philip Barratt kwam ook die van een zekeren heer NickTackery er in voor, die „ergens" in Londen moest wonen en zooiets als procuratiehouder was bij een zaakwaarnemer, die kantoor hield in Lincolns Inn Dit nu waren de belevenissen van kapitein Palmers in de Stille Zuidzee op 'n dag, toen hij er met de „Good Hope" tusschenuit trok, om aan een dagen- langen vliegenden storm te ontkomen. En waarvan de kranten later schreven, dat het een schier wonderbare redding was riante Mary, die gezworen had twee menschen ge- lukkig te zullen maken, die volgens haar meening voor elkander geschapen waren, bij wijze van spreken, dacht na maandenlang aandringen het pleit eindelijk te zullen winnen. Zij had een pijnlooze marteling uitgedacht, die op den duur zelfs de sterkste meisjes ziel in een zoo volslagen eenzaamheid als die van „Het Buiten" zou breken na élke vruehtelooze scène sprak zij dagenlang niet tegen haar nicht. Tegen die methode om haar wil door te drijven was geen verzet denkbaar. Dorian, dagenlang aan zichzelf overgelaten, was de wanhoop nabij. Als een geest zoo bleek en stil ging zij door het eenzame landhuis. Zij had weg kunnen loopen, zooals zij zich voorgenomen had, maar de vraag waarheen benam haar telkens den moed. En zóó had zich als vanzelf een omkeer in haar gedachten wereld voltrokken. Philip, de eenige vreemde van wien zij gehouden had en dien zij maar niet kon vergeten, was dood en wonderen gebeurden er niet in de wereld. Het leven bood haar geen enkel lichtpuntje, waarop zij het oog gevestigd kon houden 1 al was het nóg zoo zwak, of ver verwijderd. Was het daarom maar niet het beste, toe te geven aan tante Mary's wensch Zou het geen verlossing voor haar zijn, als zij onder haar tyrannie uit was En wat deed het er eigenlijk toe met wien zij trouwde, nu zij toch den man niet gekregen had, met wien zij gelukkig had kunnen wordenf „Bob, ach Bob, de vrouw is zoo ongelukkig," snikte zij op haar kamer, met den kop van Bob op haar schoot. „Zou ik maar niet toegeven, dan zijn we hier ten minste vandaan. „Erwin komt vanavond," zei tante Mary twee dagen later, alsof het heel gewoon was. „Ik denk wel, dat ie. hm, met een bedoeling komt. Als ik jou was, ging ik maar een beetje rusten van middag. Dan zie je er vanavond niet zoo betrokken uit." Dat noemt ze betrokken, dacht Dorian bitter, haar bleek en vermagerd gezicht in den spiegel beschouwend. Dien middag streed zij haar laatsten strijd. Toen ze tegen den avond beneden kwamen voor het diner, zag ze er doodelijk vermoeid uit. Meneer Rudd een lange man, die haar het meeste deed denken aan een vogelverschrikker was er reeds. Dat zij aan tafel verscheen was voor tante Mary een bewijs, dat zij bereid was toe te geven anders zou zij weggebleven zijn. Over tafel wisselde zij een voldanen blik met meneer Rudd, die er eveneens een gunstig teeken in zag. Dorian zat als een standbeeld zoo stijf aan tafel. Zij liet zich zwijgzaam bedienen door den verrukten meneer Rudd en deed alleen haar mond open, als deze haar iets vroeg. Zij verlangde naar het einde van de tafel en hoopte, dat het andere dan maar spoedig komen zou hoe éér dat pijnlijk samenzijn achter den rug was, hoe aangenamer het haar zou zijn. En het andere kwam inderdaad spoedig zij het dan ook anders, dan zij had verwacht. Eensklaps sloeg Bob aan. Er klonken voetstappen buiten en daarop werd er gescheld. Tante Mary stond op, maar Dorian voorkwam haar. Het was een verademing voor een oogenblik aan die verstikkende atmosfeer te kunnen ontkomen. Op de stoep stond de heer Nick Tackery. „0, kind. stamelde hij. „U komt te vroeg," zei Dorian ijzig, hem den rug toekeerend. Nick Tackery begreep haar niet hij was vol maakt onschuldig aan de „vorderingen" van zijn zuster. Maar hij vroeg niets als een beschonken man kwam hij de kamer in. Hij vergat zelfs te groeten zoowel tante Mary als meneer Rudd keken hem afkeurend aan, ofschoon ze begrepen, dat hem iets bijzonders overkomen moest zijn. „Wat heb je f" vroeg tante Mary koel. „O, kind...." herhaalde Nick Tackery. Hij was nog steeds niet bekomen van den schrik, die hem bevangen had, toen hij vernam voor welke moeilijke zending die hooge heeren van Lloyds hem uitgekozen hadden. „Kómt er wat hernam tante Mary bijtend. „Ja-jawel, een oogenblik," stotterde Nick Tackery, die niet goed wist hoe hij beginnen moest. Toen schepte hij eensklaps moed hij herinnerde zich iets van het lesje, dat hij in den trein van buiten geleerd had. „Het gaat om jou, kind," ging hij voort, zich tot Dorian wendend. „Zal je zal je niet schrikken 't Is iets héél gewichtigs Hij ving een verbaasd hoofdknikje van Dorian op en in één adem ging hij door „Ze zijn bij me geweest van Lloyds, lieve. Lloyds heeft een tele gram ontvangen van den kapitein van de „Good Hope", dat deze schrik niet, hoor nou, dat die op 'n eenzaam eilandje in de Stille Zuidzee een schipbreukeling aangetroffen heeft. Je zult straks wel door de radio hooren wie het is. Maar ik geloof," besloot de vreesachtige heer Nick Tackery met een dapper glimlachje, „dat je Anior nu wel uit de verdrukking kunt helpen." Méér hoefde Nick Tackery niet te zeggen. Er klonk een naam als een jubelkreet „Philip Toen barstte Dorian in tranen uit en ontvluchtte het huis. Zij huilde nóg, toen de anderen haar in haar hoekje vonden in den tuin. Maar niemand durfde haar te naderen Bob vergiste zich in de tranen van de vrouw en stond met zijn blikkerend gebit gereed, om iedereen aan te vliegen, die het waagde haar met een vinger aan te raken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 5