DE BRUID VAN EEN STERVENDE Priscilla Wayne DRUIVENTIJD door Enfin, ik heb je er door thuis, is 't niet zoo Maar zonder gekheid 't spijt me dat je geschrokken bent." „Natuurlijk ben ik geschrokken We zijn allemaal geschrokken." „Geloof me maar gerust, dat ik zelf ook geschrok ken ben, .Tune. Ik dacht heel even, dat 't gebeurd was met me." Ruth zuchtte. Het gaf haar verlichting, dat het gesprek van haar zelf was afgewend. „Zei je niet tegen oom Joe, dat er een vracht-auto tegen jouw wagen aan gereden was „Ja. Maar ik heb hem niet alles verteld." De patiënt aarzelde even scheen te luisteren. „Er is toch niemand in de kamer dan jij, June „Nee, niemand dan ik." Ruth's hart bonsde van opwinding. Zij boog zich voorover, om hem te kunnen verstaan, want hij sprak erg zacht. ,.'t Ging heel eigenaardig, June. Ik zou durven zweren, dat die man me opzettelijk over den berm heen heeft geduwd." „De chauffeur van den vracht-auto „Ja. Hij had op een zijweg gestaan, 't Was glibbe- rig op den grooten weg. Toen ik den zijweg langs kwam, gaf hij signaal, toen draaide hij den grooten weg op en kwam hard achter me aan. Hij gaf sig naal, dat hij me voorbij wou. Ik hield zooveel mogelijk rechts, maar er was een hooge berm „En toen ben je den berm opgereden „Ja. Dat moest ik wel, anders had ik zóó onder dat bakbeest gezeten. Mijn linker spatborden werden toch nog geraakt ze frommelden als papier in mekaar, voor ik over den berm heensloeg." „En wat gebeurde er met den vracht-auto „Oók een reden, waarom ik aan opzet denk. Hij reed gewoon door. De chauffeur heeft vast en zeker geweten, wat hij gedaan had. Als 't geen opzet was geweest, had hij wel gestopt om me te helpen." Ruth voelde haar hoofd duizelen door de betee- kenis van dit verhaal. Bevestigde het andere vermoedens Zij probeerde kalm en practisch te redeneeren. „Maar die vracht-auto stond op een zijweg te wachten, zei je. Denk je, dat hij je daar op heeft gewacht Kon hij dan weten, dat je daar langs zou komen t" „Hij kón weten, dat ik daar langs zou komen," zei Jim langzaam. KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Ruth Daytonverkoopster in de handschoenen-af dee- ling van een warenhuis, krijgt van een paar vreemde klanten een aanbieding om tegen een salaris van ■500 dollar per week enkele diensten voor hen te bewijzen. Zij stellen zich voor als de heer en mevrouw Bradley. Een neef van de familie Bradley, Jim ge- heelen, is door een auto-ongeluk blind geworden. Bij verlangt naar z'n stiefzuster June. Deze is echter ziek en nu wordt Ruth verzocht haar plaats in te nemen, daar ze uiterlijk veel op haar gelijkt. Daar haar dit aanbod normaal voorkomt en de Bradley's een be trouwbaren indruk op haar gemaakt hebben, accepteert ze mede omdat haar broer .Jerry, die medicijnen studeert, dit geld goed gebruiken kan. Jerry verbiedt haar echter erop in te gaan, dach zij stoort zich niet aan z'nbezwaren. Zij vertrekt per vliegtuig met de Bradley's naar Chicago en maakt kennis met Jim, die de persoonsverwisseling niet bemerkt, daar hij haar wegens zijn verwondingen aan de oogeu n iet zien kan. Bet verhaal vervolgt nu met een gesprek tusschen Ruth en J im. „Höè kon hij dat dan weten Had je 't aan iemand verteld „Nee, ik had 't aan niemand verteld. Maar ik had even tevoren een telefoontje gehad, 't Was een man nenstem. Hij zei, dat tante Agnes ziek was, en dat ze naar me vroeg. Hij was haar buurman, zei hij." Ruth wenschte vurig, dat zij wist, wie tante Agnes was. Maar zij wist het niet, dus zij kon slechts een nietszeggend antwoord geven. „En was dat zoo „Nee. Ik heb Tom later laten informeeren. Maar ik wou toen gaan kijken, en ik reed zelf. Ik reed langzaam. Daar had ik twee redenen voor. Ten eerste was de weg glad, en ik was een beetje in de war. Ik zat te zoeken naar den zijweg naar 't dorp." „En kon je hem' niet vinden Ruth stelde zich het tafereel voor. „Ja en nee. Ik zag dien vracht- T W E E D E auto op den zijweg staan. De chauf- feur gaf signaal. Ik had geen zin VERVOLG om te stoppen, 't Was al tamelijk laat, er waren haast geen auto's op den we«\ Ik dacht, dat t misschien een truc was, om me aan te vallen. Ik had die boodschap van tante Agnes direct al erg raar gevonden." „En reed hij toen den weg op, en duwde hii ie de sloot in f' „Ja. Ik weet wel haast zeker, dat hij 't opzettelijk gedaan heeft." Plotseling wist ook Rutli wel haast zeker, dat de onbekende chauffeur het opzettelijk gedaan had. Zij voelde neiging om met den zieke te spreken over de ontzettende verdenking, die door haar geest ging. Maar zij bedwong die neiging. Ze moest er om denken, dat hij ziek was. 't Was beter, regel recht naar zijn oom te gaan, en hem de geschiedenis te vertellen. Nu moest ze maar doorpraten, Jim van zijn argwaan afbrengen. „Had je maar harder gereden „Ja, had ik maar," lachte hij spijtig. „In 't eerst rééd ik ook door. Maar toen dacht ik. dat ik 't misschien verkeerd begrepen had waarschijnlijk had hij alleen gas geminderd, omdat hij mijn signaal hoorde en toen ik dat dacht, was ik den zijweg naar tante Agnes al voorbij." „En heb je Tom toen gestuurd om te informeeren, of tante Agnes ziek was V' „Ja. Tante Agnes was niet ziek. Heelemaal niet ziek geweest ook. Ze kon zich niet indenken, wie me opgebeld had." Ruth was blij, dat zuster Peterson, de nacht- verpleegster, kwam. Zuster Peterson was een groote, doortastende juffrouw, en zij knikte goedkeurend! toen zij den patiënt zag. „Zuster Lee zei, dat u veel beter was, meneer Bradley. Uw zuster schijnt een uitstekende verpleegster te zijn." „Ik vind t heerlijk, dat ze er is." Zijn stem klonk krachtiger, blijder. „U moogt morgenochtend terugkomen, juffrouw Bradley," zei zuster Peterson. „Als meneer Bradley een rustigen nacht heeft en goed slaapt, zal hij waarschijnlijk vragen, of u hem voorleest, en dan is hij gewoonlijk knorrig." „Maar ze hoeft nu toch nog niet weg Ze is er pas." Dus Jim wou niet, dat ze wegging en zij bleef ook liever. Die gedachte gaf Ruth een warm gevoel. t Is toch heusch beter. U hebt vandaag niet genoeg geslapen naar zuster Lee d'r zin, en straks komt de dokter." Ruth boog zich voorover, en klopte Jim be moedigend op den schouder. „Wees nu maar ver standig, Jim. De zuster meent 't." Jim lachte. „Enfin, goed. Maar jullie zijn allebei wreed, om me in slaap te sturen, als ik zin heb om te praten." Mevrouw Bradley kwam Ruth bij de deur van de ziekenkamer tegemoet. „Ik dacht, dat je nooit meer kwam. Ga maar gauw mee, en vertel me, wat hij gezegd heeft.' Zij trok Ruth haar zitkamer binnen. Ruth vond het vervelend, dat meneer Bradley er bijna onmiddellijk bij kwam. „Wat zei Jim over tante Agnes Flannery vroeg hij achterdochtig. „Hebt u geluisterd De vraag was er nauwelijks uit, of Ruth had er spijt van. „Ik kwam toevallig langs de deur, en toen hoorde ik Jim over tante Agnes praten. Ik was benieuwd hoe ze 't maakte. De uitleg klonk volkomen aan nemelijk, maar zijn gewone kalmte was hij kwijt. „Tante Agnes maakt 't uitstekend, geloof ik." Iets in haar, dat zij zelf niet begreep, belette haar, rechtstreeks antwoord te geven op de vraag. „Hij noemde haar alleen maar in 't voorbijgaan." „Waar praatte hij over Ik vond, dat je zoo lang wegbleef," drong mevrouw Bradley aan. „Zeur daar nu maar niet over," beval Joseph Bradley, en liij vatte Ruth's arm in een greep, die

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22