HIJ EET BIJEN, WESPEN EN SPINNEN 29 Als de heer William Ward, te La Grange, Greo- gia, honger heeft, steekt hij een hand in een van zijn bijenkorven, haalt er een zwerm van die prikkelige insecten uit, die hij levend verslindt, stuk voor stuk. Bij wijze van dessert neemt hij misschien een dikke, sappige wesp of een doodelijk- vergiftige zwarte spin. Die vreemde genotmiddelen schijnen niet slecht op zijn spijsvertering te werken integendeel, als hij eenmaal een insecten-maaltijd begonnen is, kan hij er niet gemakkelijk mee uitscheiden. Er komen ieder jaar honderden menschen naar meneer Ward kijken, als hij zijn maagkunsten verricht, en al rekent hij geen entrée, toch krijgt hij van ieder groepje nieuwsgierigen, telkens een man of drie vier, zoowat een dollar, zoodat hij een heel lief inkomentje maakt. Hij heeft het insecten-eten geleerd van een circus-artist, die eenige jaren geleden in La Grange vertoefde. Ward had toen een stuk of twaalf bijen korven hij gebruikte den honing op z'n tafel en ver kocht, wat hij overhield. De circusartist, de ster van zijn troep, placht bij iedere voorstelling een handje bijen te verorberen. Toen het circus in La Grange was, kreeg Ward de leverantie der bijen 30 a 40 stuks per dag. Toen Ward de bijen voor den eersten dag geleverd had, ging hij 's avonds eens kijken. Het nummer bijen-eten trof hem zoozeer, dat hij den artist na de voorstelling ging opzoeken en hem verzocht, hem het kunstje ook te leeren. De man wou dit wel doen, als Ward hem vijf dollars gaf, voor iedere volgende voorstelling een kaartje kocht en verder de bijen gratis gaf, zoolang het circus ter plaatse bleef. Ward stemde toe, en na de slotvoorstelling was hij de kunst óók machtig, 't Was zoo makkelijk, dat hij een paar minuten na de les bijen at, alsof hij 't al jaren ge daan had. Maar hij moest zweren, dat hij het ge heim nooit aan een ander zou openbaren, en de artist verzekerde hem, dat 't kunstje nog nooit aan een ander was uitgelegd. Kort na het vertrek van liet circus overleed de bijen-etende ster aan ptomaine-vergiftiging, ver oorzaakt door 'n opeenhooping van bijenvleugels in zijn maag. Toen was Ward de eenige, die het kunstje kende. Een goochelaar bood hem honderd dollar voor een verklarenden uitleg, maar kreeg nul op het rekest. Ward zegt, dat hij 't geheim nooit open baren zal, maar zóóveel laat hij wel uit het foefje lukt slechts, als het insect precies naar den goeden kant wijst, als het in den mond wordt gebracht. Gaat de bij in de verkeerde richting naar binnen, dan kan de prik den dood van den insecten-eter ten gevolge hebben. Waarschijnlijk is er een trucje, om de bij er toe te brengen, zich kalm te houden, tot zij een aardig eindje op streek is binnen de organen van den con sument, en daarna is zij waarschijnlijk te ontdaan van haar vreemde ervaring, om aan 't steken te slaan. Vóór zij bekomen is van haar verbazing en haar angel op gang kan krijgen, is zij gestikt. Hoe dit ook zij, nog nooit hebben toeschouwers erg veel zin getoond, om het kunstje ook eens te probeeren. Ward heeft zich eens boos gemaakt, toen een groep je mannen in een café lachte om zijn bewering, dat hij vijfentwintig bijen achter elkaar op kon eten. Hij liet de bijen halen en dronk onder 't wachten een aantal biertjes. Dit had hij niet moeten doen, erkende hij later. Hij werd er te stoutmoedig door, want hij werd bij die voorstelling niet minder dan zesmaal gestoken. Zijn keel en tong waren zoo opgezet, dat hij 'n week lang haast niet praten of eten kon. Een enkelen keer, als zijn publiek zich erg royaal betoont, verorbert Ward ook kakkerlakken, water- kevers en zelf paardenvliegen, maar hij doet 't niet graag, want zijn maag raakt er gewoonlijk door van streek. Van horzels houdt hij niet, want hun steek kan vergiftig zijn. Het komt voor, dat paarden door een horzelsteek tijdelijk verlamd, en dat kleinere dieren als konijn en eekhoorn er door gedood worden. Ward is van meening, dat het waarschijnlijk zijn dood zou zijn, als zoo'n beest hem in de keel prikte, want dan zou zijn keel zoo opzetten, dat hij geen adem kon halen, hetgeen de dokters niet gauw genoeg zouden kunnen verhelpen. Toch heeft hij al dozijnen horzels opgegeten, maar zijn publiek moet minstens drie dollar bij elkaar brengen, anders begint hij er niet aan. Op spinnen echter is hij dol -hij watertandt, als hij een zwarte weduwéspin te eten krijgt, een der gevaarlijkste gifdiertjes, die we kennen. Tot groote verbazing der dokters ondervindt hij er nooit scha delijke gevolgen van, en hieruit trekt hij de con clusie, dat het gif van die spin alleen kwaad kan, als het direct in het bloed raakt. Hij heeft al verschillende aanbiedingen, om in circussen en variété's op te treden, van de hand gewezen. Hij blijft liever thuis, waar hij zijn kunst kan vertoonen, als hij er zin in heeft. Ward is nu over de zestig, en met de opbrengst van zijn voor stellingen heeft hij een warmoezerij en een benzine station gekocht aan den grooten weg naar Le Grange. De bijen-eterij werkt gunstig op zijn benzine-debiet, want menige auto, die menschen brengt om getuige te zijn van een insecten-maaltijd, neemt meteen benzine in voor de terugreis. Ook de warmoezerij levert winst op, en zijn bijen geven honing, dien hij makkelijk aan zijn publiek verkoopen kan. Dat publiek, zegt hij, maakt nooit aanmerking op zijn prijzen hij spaart onkosten, doordat hij zijn product niet naar de stad hoeft te brengen, want de koopers komen bij hèm en trou wens, zegt hij, 't werk lukt beter, als hij 't kalm in zijn eigen voortuintje kan doen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 29