Voor
Uw
spijsvertering
EEN MEISJESROMAN
NA ELKEN MAALTIJD
30
door Maurice Vauban
In de Rue de Célestine in Parijs vindt
men op no. 49 een dier enorme
huurkazernes, die bijna uitsluitend
bewoond worden door personeel van
kantoren en warenhuizen. Op den dag
heerseht er een stilte als in een kerk,
doch 's morgens voor achten en 's avonds
na zessen is het leven er luidruchtig
als op een kostschool, die met vacan-
tie gaat.
Lucie Herbette had het moeilijk.
Zij was typiste hij het modemagazijn
Lenoir en verdiende slechts een klein
salaris, waarvan zij zich niet de minste
luxe kon permitteeren. Om in haar
bescheiden behoeften te kunnen voor
zien was zij gedwongen een goedkoope
zolderkamer te bewonen een „stand",
die zij deelde met een werkloozen litho
graaf en een schoonmaakster van het
kantoor der Parijsche markthallen.
Eiken morgen om acht uur verliet
Lucie het huis, om naar haar betrek
king te gaan. 's Avonds om kwart
over zessen keerde zij er weer in terug
en sloot zich voor de rest van den dag
in haar kamer op.
Lucie was al vijfentwintig jaar, toen
hóór roman een aanvang nam.
Op een avond kwam zij thuis, toen
zij in de open kamerdeur naast de hare
een vreemde aantrof. Het kamertje
had langen tijd leeggestaan en zij ver
moedde, dat het eindelijk een nieuwen
huurder had gekregen.
„Pardon, ik dacht dat het de con
cierge was," kwam het jongmensch
een stap op haar toe. „Kunt u mij
misschien zeggen, waar ik hier water
kan vinden 1"
„Zeker achter die deur daar be
vindt zich een fontein," wees Lucie
hem op een kast in den hoek. Zij ving
een beleefd hoofdknikje op en terwijl
zij zijn kamer voorbijliep, wierp zij
onwillekeurig een blik naar binnen.
Dicht bij de deur stond een oude
koffer en daar bovenop lag een viool
kist.
„Een werklooze musicus," dacht zij.
Toen ontsloot zij haar eigen kamer
en ging naar binnen.
Dienzelfden avond nog kwam Lucie
in gesprek met den nieuwen huurder.
Hij kwam om een inlichting vragen
en stelde zich voor. Hij heette Victor
Louvois en was violist van beroep.
Drie jaar had hij in een Parijsch orkest
gewerkt, doch nadat dit ontbonden
was, had hij geen nieuw emplooi meer
kunnen vinden. Thans voorzag hij in
zijn onderhoud als straatmuzikant
een broodwinning, die meer zorgen
dan profijt opleverde.
Van haar andere buren bemerkte
Lucie maar weinig. Jean Pellier, de
lithograaf, was veel thuis, doch liet
zich zelden zien. Zijn kamer grensde
aan de hare en als zij nu en dan niet
een stoel had hooren verschuiven, of
een kuchje had gehoord, zou zij hebben
kunnen meenen, dat hij afwezig was.
Na de kennismaking met Victor
Louvois kwam er een heele verandering
in Lucie's leven. Niet wat haar gewoon
ten betrof, doch een innerlijke verande
ring. Bijna avond aan avond brachten
zij een half uurtje in elkanders gezel
schap door en dat leidde er vanzelf
toe, dat zij op den dag veel aan hem
dacht.
Op een avond besteeg zij de trap
van de zolderverdieping, toen zij zijn
stem hoorde op de gang. Die stem klonk
heel anders, dan wanneer hij met
hóór sprak. Er lag een bekommerde
klank in, dien zij nooit eerder had ge
hoord.
„Ja, het is een ellendig baantje,"
hoorde zij hem zeggen. „Als het slecht
weer is, verdien je heelemaal niets en
op andere dagen vaak nauwelijks ge
noeg voor 'n middagmaal. Ik wou dat
ik op een andere manier den kost kon
verdienen."
Die nauw verholen klacht ging als
een schok door haar heen. Toen her
kende zij de stem van den lithograaf.
„Ja, het is een slechte tijd. Het gaat
met de meesten zoo armoede is troef.
Ik ben óók al anderhalf jaar zonder
betrekking.
De stemmen zwegen plotseling, toen
zij de gang in kwam. Zij knikte haar
buren toe en verdween in haar kamer.
Daar dacht zij nog eens over de opge
vangen woorden na. Het werd haar
eensklaps duidelijk, dat Victor Louvois
er nog veel erger aan toe was, dan zijn
versleten smoking haar had doen ver
moeden. Zij had het hem nooit bepaald
aangezien, maar er viel nauwelijks aan
te twijfelen, of hij leed de helft van zijn
dagen honger. Die gedachte greep haar
treurig aan en lang zat zij dien avond
te peinzen, hoe zij hem helpen kon.
Aan het eind van diezelfde week
bleef het een paar dagen achtereen
regenen. Victor Louvois bleef thuis en
's Zaterdags begon zij te vreezen, dat hij
er met zijn maaltijden érg aan toe
moest zijn. Zij dacht over een planne
tje na, dat al eerder bij haar was opge
komen, en vastbesloten stond zij eens
klaps op. Zij zou hem voor 's Zondags
ten eten vragen, wét hij er ook van
denken mocht.
Toen zij Victor een half uur later
op de gang trof, wees zij met een be
denkelijk gezicht naar het beregende
venster. „Dat ziet er weer slecht uit
voor den Zondag," zei ze.
„En voor vanavond," antwoordde
hij met een hoofdschudden.
„Een vervelende Zondag in 't zicht
met dien regen," hernam zij. Na die
woorden aarzelde zij even. Doch eens
klaps ging zij met een dapper glim
lachje voort. „Ik heb een plannetje.
Wij zouden het eikónder gezellig kunnen
maken. Ik noodig u uit komt u bij
mij dineeren En wilt u dan na afloop
iets voor me spelen t"
Hij scheen haar te hebben doorzien.
„Dank ik die uitnoodiging aan mijn
uitlating van deze week vroeg hij
op den man af en met een vreemden
trek op zijn gezicht.
„Ik. ik begrijp u niet," stamelde
zij.
„U begrijpt me wel," zei hij streng.
Hij bleef haar aanzien en sloeg eens
klaps een vroolijken toon aan. „Welnu,
ik accepteer uw uitnoodiging ik
ben er zelfs blij mee," klonk het open
hartig. „Maar wat u van de week ge
hoord hebt, moet u niet serieus nemen,
hoorik meende er niets van."
Dat laatste zei hij zachtjes alsof
hij bevreesd was, dat anderen hem
zouden hooren. „Maar," ging hij luider
voort, „ik stel één voorwaarde. De
eerste de beste maal, dat ik u uitnoodig,
stemt u zonder bedenkingen toe. Is
dat afgesproken T"
Ze zei onmiddellijk ja verheugd
omdat hij had geaccepteerd.
Het werd een onvergetelijke middag
en avond voor Lucie. Zij had een over
dadig diner besteld bij een kok en zij