DE NALATENSCHAP
VAN OOM RASCI
Een verhaal uit Roemenië
door Koras oJ^Iorescu
HET LAATSTE WOORD
Zij ontvingen hem met een spottenden hlik volgens
Roemeensch recht kon hij niet geheel onterfd worden,
maar het zou wat zijn, waar oom Rasci hem mee
bedacht had. Rudi negeerde hen en ging zitten.
De notaris hegon met vlugge stem het testament
voor te lezen. Oom Rasci had al zijn roerende en
onroerende hezit volgens recht en wet verdeeld naar
het aandeel, dat zijn erfgenamen naar familiever
houding toekwam. De heele erfenis werd geschat
op tweehonderdduizend lei, waarvan de meest be
gunstigde een aandeel kreeg van dertigduizend lei.
Rudi's naam was nog niet genoemd, doch toen de
notaris aan het eind was gekomen, keek hij op. „Er
is later nog een aanhangsel aan het testament toe
gevoegd," hernam hij, Rudi aanziende. „Dat luidt
als volgtMijn neef Rudi Talescu vermaak ik mijn
verzameling heenderen, spijkers, kranten, fiets
banden en alle andere voorwerpen, die in 't voorhuis
van mijn woning bijeengebracht zijn
Er ging een spottend gelach op en Rudi kwam
vuurrood van hoosheid van zijn stoel overeind.
„Anders nog iets, meneer de notaris t"
„Niets maar wilt u zich vóór u vertrekt van
de echtheid van de handteekening overtuigen Het
is maar een formaliteit, doch volgens de wet is zij
noodig, om het testament rechtsgeldigheid te geven."
Rudi wierp een hlik op het papier, dat hem toe
geschoven werd. „Twee kruisjes," vervolgde de
notaris. „De handteekening van Rasci Talescu,
bekrachtigd door twee getuigen."
Rudi stond één oogenhlik roerloos. Toen greep
hij haastig de pen en zette zijn naam. En terstond
daarop stormde hij de deur uit alsof hij de grootste
haast had.
Drie dagen later namen de gelukkige erfgenamen
hun waardevol erfdeel hij den notaris in ontvangst.
En op hetzelfde oogenhlik, dat de laatste heenging,
stormde Rudi Talescu zijn armoedige éénkamer
woning binnen.
„Lieveling, we gaan verhuizen," zei hij, Constantsa
omhelzend. „We bezitten honderdendertigduizend
lei in de oude kranten, die oom Rasci verzamelde
als oud papier, zaten vier prijzen. De oude man heeft
er natuurlijk géén erg in gehad, dat veel menschen
hun krant wegwerpen, zoodra zij haar gelezen hebben.
En het is evenmin in hem opgekomen al die duizenden
nummers eens na te zoeken. Ilij kon lezen noch
schrijven, zie je.
De Bergstraat in Boekarest is een smal,
armoedig steegje. Iedereen kende er Rudi
Talescu den krantenman, zooals hij alge
meen genoemd werd. Hij was nog jong,
hoogstens dertig jaar, een heer in zijn voorkomen
en tegenover iedereen altijd beleefd.
De armoedige bewoners van de Bergstraat waren
het er over eens, dat hij eigenlijk tussclien hen niet
thuishoorde. Hij was van een boerengeslacht uit de
omgeving van de stad en hij zou hoer geworden zijn
als alle anderen in zijn familie, als de drang naar
hoogerop hem niet naar Boekarest gedreven had.
Vanaf dien dag was hij voor zijn familie een vreemde
geworden hij verloochende een traditie van eeuwen
en werd niet meer gekend.
Rudi had met afwisselend geluk gevochten, om
er te komen. Hij had een stel goede hersens en aan
zijn leergierigheid en eerzucht dankte hij het, dat
hij het tot een betrekking op een kantoor had
gebracht. Daar had hij zijn vrouw leeren kennen,
een hef, zacht meisje, met wie hij spoedig was
getrouwd.
Toen kwam de slechte tijd. Zij werden beiden
ontslagen en het ging weldra bergafwaarts. Hun
spaarpenningen raakten op en de meubelen werden
verkocht, en op een dag verhuisde Rudi Talescu,
die van een paleis had gedroomd, naar de armoedigste
buurt van Boekarest. Op dienzelfden dag nam hij
den straatverkoop van allerlei kranten ter hand,
waaraan hij spoedig zijn bijnaam „de krantenman"
te danken had.
Rudi Talescu woonde drie maanden in de Berg
straat, toen in de Brugstraat daarachter een oom
van hem kwam te wonen. Hij had zijn schaapjes op
het droge en was maar alléén. Een zonderlinge gril
had hem op zijn ouden dag naar de stad gedreven,
om er zijn oogen te gast te laten gaan aan de bescha
ving. Alles wat hem aan het boerenbedrijf kon
herinneren, had hij op het land achtergelaten,
behalve drie dingenzijn geld, zijn familiehaat
jegens den afvalligen neef en zijn zuinigheid, welke
laatste eigenschap hij de aanschouwing van de ver
kwisting in de stad weldra in vrekkigheid ontaardde.
Wéér hij ze tegenkwam raapte hij spijkers op en
oude kranten, versleten gummihakken en lucifers
doosjes en alles vergaarde hij in zijn huis, dat een
aanblik bood als een lompenkelder.
Rudi nam dezelfde houding aan tegenover zijn
oom. Zij negeerden elkaar. De eerste maal dat Rudi
hem ontmoette was hij op hem toegegaan, maar de
oude man had zich minachtend van hem afgewend.
„Ik ken geen hoogvliegers, die het werk min
achten," had hij gezegd en daarna hadden zij el
kander niet meer gezien, als zij elkaar ontmoetten.
Het ongelijk was geheel aan den kant van den
ouden man, Rudi minachtte het werk niet. Zijn
streven ging alleen uit naar én der werk, waarvoor
hij aanleg had. Op zijn beurt zag hij met eenig mede
lijden neer op zijn eigen familie, die evenmin als
de meeste andere boeren lezen of schrijven kon.
Dat hij echter niet te lui was, had hij bewezen door
den krantenverkoop ter hand te nemen. Het was
géén haan, die veel geld inbracht en het was sjouwen
door weer en wind.
Den heelen dag, tot 's avonds tien uur toe, kon
men Rudi Talescu op straat vinden. Hij schreeuwde
zijn keel eiken dag schor.
„Nieuwsblad van BoekarestBoekarester Dag
blad De RoemeniërDagelijks liooge prijzen
De dagbladen in Roemenië gaan altijd grif van
de hand. Elk blad draagt een nummer, waarop men
dagelijks kans heeft een hoogen of lageren prijs te
winnen. Velen koopen dagelijks twee of drie kranten
zonder er één regel van te lezen het is een specu
latie, d e niet veel kost en hetooverende kansen
biedt plotseling rijk te kun
nen worden. Hieraan dank
te Rudi het, dat hij geen
honger leed.
Soms behield hij de bla
den wel eens, die hij over
had. Dan nam hij zelf óók
een paar kansen. Maar hij
had nóóit een prijsje gehad
evenmin op de bladen,
die door haastige reizigers
of onverschillige koopers na
gelezen te zijn hier of daar
achtergelaten werden.
„Géén geluk in het spel,"
zei hij vaak spijtig, maar hij
was dankbaar, dat hij geluk
had in de liefde.
Rudi bezat zijn trots, al
woonde hij in de Bergstraat.
En het was de donkerste
dag van zijn leven, toen hij
dien trots moest verlooche
nen terwille van waarde
voller bezit. Dat was op
den dag, toen hij vader
werd. Hij had een paar
slechte weken achter den rug en er waren veel
extra-uitgaven geweest voor den baby, die verwacht
werd. Toen hij alles eens aanzag, schoot zijn ge
moed vol en wendde hij zich naar de deur. „Ik ga
oom Rasci eens vragen," zei hij vastberaden en het
volgend oogenhlik stond hij op straat.
Oom Rasci was thuis. Naar hoerengewoonte stapte
Rudi naar binnen, zonder aan de buitendeur gebeld
te hebben. Hij betrad het kleine voorhuis en glim
lachte om de rariteitenverzameling, die oom Rasci
aangelegd had hooge stapels oude kranten, bakken
met verroeste spijkers, oude fietsbanden en honderd
en een andere lorren, die weinig of geen waarde
hadden.
Vóór hem ging de deur open de oude, gebogen
gestalte van oom Rasci stond op den dorpel.
„Oom, ik kom vragen. begon hij haperend,
maar de rest slikte hij in.
„Eruit 1" schreeuwde de oude hoer en zonder nog
'n woord te spreken, verdween Rudi weer. Zijn trots
en de ondervonden teleurstelling hielden hem er van
terug aan vreemden te vragen en dank zij het overleg
van Constantsa, kwamen zij de moeilijkheden tóch
te hoven.
I Vat was Rudi's laatste aanraking met oom Rasci.
Een jaar later was er 'n ongewone drukte in de
Brugstraat van boeren uit zijn streek en vernam hij
dat de oude, haatdragende man dood was. Hij kreeg
geen uitnoodiging voor de begrafenis, maar hij was
er niettemin hij aanwezig. Geen Roemeensche hoer
zal in gebreke blijven een familielid een laatsten
groet te brengen, al zijn ze nog zulke vijanden ge
weest in hun leven. En dit was een traditie, die ook
Rudi dierbaar was. Zijn familieleden zagen hem
staan aan het graf, maar niet één gunde hem een
groet of een vriendelijken blik. Rudi Talescu had
met het verzaken van zijn plicht ééns met hen
gebroken thans wraakten ook zij de handen, die
hen bonden.
Het kon Rudi niet schelen ouders, broers of
zusters had hij niet meer, wier onverschilligheid
hem pijn had kunnen doen. Dienzelfden dag nog
kroeg hij echter een oproeping, om bij den notaris
van oom Rasci te verschijnen. Op het vastgestelde
uur van den volgenden dag vervoegde hij zich aan
het kantoor. Hij vond er nog een tiental andere
familieleden ooms en tantes, neven en nichten.