VAN KONINGSDOCHTERS EN HAAR
VEELBEWOGEN LEVENSLOT
Een geheimzinnige huurder betrekt
een woning in de Kirstschnaja te
St. Petersburg. Een geheimzinnige
macht grijpt het hof van den czaar
aan, en Stana maakt kennis met
den beroemden wondermonnik.
In St. Petersburg, iu de Kirstschnaja, staat een
huis. Niemand zou het deze schamele huur
kazerne, in welker tuin de kinderen spelen van
de kleinburgerlijke bewoners, aanzien, dat de
donkere en niet al te zindelijke trap een weg kan zijn
naar den hemel, zij het dan naar een echt Russischen
hemel.
In enkele vertrekken op de tweede verdieping
heeft zich kort geleden een man met zijn gezin ge
vestigd. Zijn vrouw is, ondanks haar steedsche klee
ding, op het eerste gezicht herkenbaar als van
boerenafkomst. Verder bestaat de familie uit drie
niet bepaald mooie dochters, een nichtje en een
dienstmaagd. Men heeft aan dezen nieuwen bewoner,
een reus met langen, zwaren .baard, gekleed als een
wagenknecht, en zich ook als zoodanig gedragend,
aanvankelijk niet al te veel aandacht geschonken.
Opvallend was slechts, dat sedertdien de woning
zeer druk werd bezocht. Afgunstige lieden stelden
eveneens vast, dat het vooral dames uit den beteren
stand, vaak zelfs uit den deftigen stand waren, die
den weg vonden naar de deur van den nieuwen
huurder. Weldra zelfs fluisterde men namen, die
volstrekt niet bestemd schenen, om in dit verband
te worden genoemd. Een pasgetrouwde vrouw, die
vroeger in adellijke huizen gediend had, beweerde
met beslistheid, dat zij onder de bezoeksters haar
vroegere meesteres, gravin Ignatiew had herkend.
Op zekeren avond, even na het invallen der duis
ternis, houdt voor het huis in de Kirstschnaja een
equipage stil, waaruit vlug, alsof ze hier niet gezien
willen worden, twee dames stijgen. De eene, in we-
duwendracht en diep gesluierd, moet, naar haar gang
te oordeelen, al een oude dame zijn. Zij gaat een
jongere vrouw voor, naar schatting van bij de veertig,
gehuld in een zwaren bontmantel, afgezet met her
melijn. Beiden begeven zich naar boven.
Het schijnt, dat ze worden verwacht. Bij het
bijna heerschzuchtige aanbellen der oudste wordt
de deur onmiddellijk geopend. De weinig propere,
slordig gekleede dienstmeid laat beide vrouwen
binnen, neemt haar pelsmantels af en brengt haar
naar een kamer.
Twee vrouwen, een oudere en een jongere,
betreden een geheimzinnig veelbezocht huis in
de Kirstschnaja. Daar ontmoeten ze een man
met de gestalte van een reus en een mysterieus
gezicht.
r~\e inrichting van de
woning is zeer eigen
aardig. Een mengeling van
alledaagschheid en van
luxe. Op tafel het tafel
kleed vertoont de sporen
van morsige bewoners
pruttelt zacht 'n samovar,
prijken koekjes, gelei en,
vreemde tegenstelling, een
bord met gerookte bok
king.
Aarzelend, zooals men
een kerk binnen gaat, heb
ben de vrouwen het ver
trek betreden. Voordat ze
Vorst N icolai de Eerste van
Bulgarije bij het verlaten
van de kerk te Cetinje na
den Zondagsdienst.
O
Ozarin Alexandra, eehtgenoote van czaar Nicolaas II
van Rusland.
zitten gaan, maakt de oudste der twee een diepe
buiging voor een nis in den muur, waarin rond een
flakkerend olielampje talrijke, met bonte strikken
versierde heiligenbeelden hangen.
„Hij zal wel gauw komen," fluistert zij dan de
jongere dame in het oor.
Zij is waarschijnlijk een goede vriendin. Haar
tanige gelaatskleur, haar diepzwarte spleetoogen
zijn niet die van een Russin. Er is iets verstards in
die oogen, als ware het licht er in gedoofd. Ofschoon
het warm is in de kamer, houdt ze toch de handen
diep in de mof.
„En ik herhaal het u, Hoogheid," gaat de oudste
der twee voort, „dat hij en hij alleen het zal kun
nen. Er leeft een heilige oer-kracht in hem.wacht
maarals hij zijn oogen op u gericht heeft, zult
u het bemerken. Hij kent geheimen...."
De blik der jongste blijft onbewogen.
Dan gaat geruischloos een deur open, en een man,
een kerel als een boom, breed en machtig, schuift
naar binnen. Het is, alsof hij de beide vrouwen, die
aarzelend opstaan, niet bemerkt heeft. Hij glijdt
haar voorbij, tot aan de nis met de heiligenbeelden
en maakt een diepe buiging.
Minuten kruipen voorbij. Nog altijd staan de beide
vrouwen overeind. Dan keert de reus zich plotse
ling om.
„Ben je daar t" spreekt hij met een zachte, weeke
stem, die volstrekt niet past bij dit reuzenlichaam,
en die bijna zacht en vleiend klinkt. „Heb je ze mee
gebracht, ons duifje V'
Nu knikt hij de jongere toe, maar het is, alsof ze
zijn woorden niet verstaat. Ze is volstrekt niet ver
wonderd, dat hij haar vriendin met jij en jou aan
spreekt. Ze staart slechts in zijn kleine, diepliggende
oogenen ze ziet den man aan,
alsof ze verwacht, dat die oogen
plotseling grooter zullen worden,
heel groot.
Maar met een goedaardig, vrien
delijk lachje verbreekt hij de zeld
zame betoovering van zijn diepen
blik
„Zij" aldus begint hij met
een gebaar in de richting der
oudere „heeft me gezegd, dat
je den weg zoekt. De weg, lieve
kind, is niet te vinden in het
schitterleven dat je leidtZe weten
niets, ze kunnen niets, jullie negen
maal handige toovenaarsHet
zijn Babylonische duivelkunste
naars Smeerlappen zijn het."
De plotselinge overgang van dè
eenigszins Bijbelsche spreekwijze
naar vulgaire taal schijnt de jongste te doen
schrikken. Maar de baardige reus slaat daar geen
acht op.
„Het zijn zwijnen, zeg ik je," schreeuwt hij opeens.
„Men moest ze naar Siberië sturen, naar de dorpen.
Daar zijn de geheimen, daar kent men ze Laat ze
zich vernederen Er is geen heil te vinden in den
hoogmoed Jij bent goed Jij bent niet trotsch Ik
ken je
Is dat snoeverij 1 De gewone handigheid van een
toovenaar, van een wondermensch
Neen. Zijn blik, die blik die harten en nieren door
grondt, heeft iets ontdekt in de vrouw, die hem nog
steeds aanstaart, onder den ban van zijn geheim
zinnige persoonlijkheid. Deze groote boer weet op
eens haar zijden japon bedriegt hem niet dat
deze vrouw aan hem verwant is, deze vrouw, die
zich als een vreemdelinge gevoelt in een omgeving,
welke haar bang maakt, en die hij veracht.
Hij treedt op haar toe, buigt zich over haar heen
en het schijnt haar, alsof hij door deze beweging nog
grooter wordt. Zij laat het
toe, dat hij haar zacht over
waarin zij sedert geruimen dds
„We gaan thee drinken,"
die anderen, die slechts
bedriegers zijn
Eenzaam leven de „Zwarte Vrouwenmet
haar echtgenooten in Petersburg. Ze luisteren
naar „stemmen uit de andere wereld".
T"Vat is het verloop der eerste ontmoeting tus-
schen de grootvorstin Anastasia en den Sibe-
rischen boerenmonnik Grigori Jesimowitsch Raspoe-
tin. Een ontmoeting, die op veler levenslot van
beslissenden invloed zal zijn
Anastasia is thans geen jong meisje meer. Ze is
na haar eerste huwelijk met den hertog van
Leuchtenberg, dat liefdeloos was en zonder kinde
ren bleef met grootvorst Nikolai Nikolajewitsch,
den oom van den czaar, den machtigsten, maar
ook den eenzaamsten man in het rijk, in het hu
welijk getreden. En zoo zijn de beide Montenegrijn-
sche zusters de „Zwarte Vrouwen", zooals men
ze in de hofkringen blijft noemen - met de gebroe
ders Peter en Nikolai getrouwd. Met hun vieren
vormen ze een eigen kring, welke zich streng af
gezonderd houdt van de overige leden van het hof.
Russische hofdames op 'n thee-uurtje bij den won
dermonnik Raspoetin.