FELICIEN BOBELDIJK
(Bij den zestigsten verjaardag van
dezen uitnemenden schilder
32
De zestigste verjaardag van Felicien Bobeldijk
17 October is een ongezochte aan
leiding tot retrospectieve beschouwingen
over een zoo veelzijdig talent, dat in de
kunstwereld van ons land en ook daarbuiten sedert
langen tijd zeer hoog wordt aangeslagen.
Veelzijdig in dien zin, dat de kunstenaar zijn
groote en rijke gaven in menige richting heeft ont
plooid en daardoor de beperking van een speciaal
genre heeft kunnen ontgaan zonder daarbij door het
gevaar van zekere oppervlakkigheid te worden be
dreigd. Integendeel, Bobeldijk's kunst, geadeld door
een sterk sprekend gevoel van menschelijkheid, wil
niet als een kortstondige uiting worden beschouwd.
Zij schijnt bestemd voor alle tijden, steunend op
den prachtigen onderbouw eener zuivere techniek
en geïdealiseerd door de schoonheid, die als eerste
voorwaarde der humaniora steeds zal blijven ge
diend. Een portret, een stadsgezicht, de flora, het zijn
alle naar Bobeldijk's begrippen slechts onderdeelen
in het uitgebreide samenstel eener aesthetiek, die
niet anders dan naar zuiverheid streeft.
Met zijn volmaakte, technische beheersching van
de materie heeft Bobeldijk een oeuvre geschapen,
dat in zijn veelheid en afwisseling terecht voort
durend de bewondering van velen heeft gaande
gemaakt en dat nog steeds doet. De stadsgezichten,
inzonderheid die van Amsterdam, waren de eerste
uitingen op den langen weg van het succes. De
kunstenaar, Zaankanter van geboorte, had reeds
als knaap zijn eigen visie op het scherp omlijnde
beeld der steedsclie samenleving zijn studiejaren
in de hoofdstad, waar hij het teekenonderwijs
volgde aan de Quellinusschool, aan de school van
wijlen de Kruyff en aan de Rijksacademie voor
Beeldende Kunsten, stimuleerden den scheppings
drang en de resultaten waren vele teekeningen,
die geïnspireerd waren op de aloude veelgepre
zen en veelbezongen Schoonheid van Amsterdam.
Vondel en Rembrandt zijn de auctores intellec-
tuales geweest, welke ook bij den jongeren nazaat
navolging vonden en zijn enthousiasme voor de
schoonheid van Amsterdam heeft hij niet uit
sluitend in zijn picturaal werk neergelegd, maar
ook nog eens uitzonderlijk doen uitkomen, toen hij
in 1932 mede verantwoordelijk is geweest voor de
inrichting eener tentoonstelling van Amsterdamsche
stadsgezichten bij gelegenheid van het 300-jarig
bestaan van Amsterdams doorluchtige Hooge-
school door de Maatschappij „Arti et Amicitiae",
wier tweede voorzitter hij op dat oogenblik was.
In de voorrede tot den catalogus lees ik van Bobel
dijk's hand„Driehonderd jaar Amsterdamsch
Stadsgezicht, daarmede toonen hoe Amsterdam den
schilders lief is geweest, aantrok en inspireerde tot
meermalen groote kunstwerken Laten zien hoe
Amsterdam zich voordeed aan de wetenschappelijke
wereld, saamgekoinen uit heel het land gedurende
drie eeuwen hoe het veranderde, zich uitbreidde
en zocht naar nieuwe schoonheid. Dat is de
gedachte, die aan deze tentoonstelling ten grondslag
ligt." En Bobeldijk noemde de namen van velen,
die gedurende drie eeuwen tot den meerderen luister
der hoofdstad door penseel, potlood of graveernaald
hebben bijgedragen. Hij noemde Cornelis de Bie,
Pieter Saenredam, van der Meer, Reynier Nooms,
van der Heyde, Beerstraeten, Storck, Berkheyde,
hij noemde ook Ouwater en Ekels en hij vergat
evenmin den tegenwoordigen tijd met zijn karakte
ristieke, geniale uitingen van een Breitner, Witsen,
Isaac Israëls, Ed. Karsen. Maar in alle bescheiden
heid vergat hij wel zichzelf en zijn belangrijk
oeuvre op dit gebied te vermelden, waaronder zijn
reeds vermaard geworden Westertoren, een aquarel
van onverwelkbare schoonheid.
F^aarop kwam de aantrekkingskracht van het
portrethet levende contact van den kunstenaar
tot zijn medemensck. De opdracht voor de Groene
Amsterdammer, die een reeks van geteekende por
tretten van Bobeldijk's hand wilde publiceeren, werd
de onmiddellijke aanleiding tot de beoefening van
dit genre, dat voor iedere uitbreiding vatbaar was.
Kunstenaars als August Allebé, Jan Veth, Willem
Witsen, Marius Bauer, Thérèse Schwartze, M. W.
van der Valk, G. H. Breitner en tal van anderen
zagen zich in dit weekblad opnieuw midden in het
leven geplaatst. Men verzamelde deze portretten
met gretig enthousiasme, men las ook gaarne
de puntig gestileerde bijschriften en rake karakteris
tieken, die Bobeldijk met vaardige pen neerschreef.
Het portret bracht Bobeldijk in aanraking met de
massa, de ader van onze groote maatschappij. Ge
lukkig heeft zijn bijzonder talent hem voor het mo
dieuze en liet daarmede samenhangende gevaar be
hoed. Bobeldijk copieerde zichzelf nimmer en iedere
nieuwe opdracht werd aan de strenge eischen van
zelfcorrectie onderworpen. Ook hier konden zich
de kunst en het gezag der beperking doen gelden.
Het portret bracht Bobeldijk roem en eerhet
verschafte hem ook belangrijke materieele vol
doening, die ter voortzetting van den arbeid even
eens onmisbaar vereischte is.
Door een toevallige opdraclit kwam de kunste
naar in nauwer contact met de flora. De Maatschappij
„Nederland" had Bobeldijk verzocht om enkele pa-
neelen van niet geringe afmetingen te schilderen ten
behoeve van wandversiering van de groote zaal
van een harer nieuwe zeeschepen, de Huygens.
Het zouden stadsgezichten worden, maar tijdens
de onderhandelingen opperde de kunstenaar het
denkbeeld eener bloemen-decoratie, welke tijdens
de zeereis, die steeds verstoken is van bloemen,
de aantrekkelijkheid van het onderwerp zou ver-
hoogen. Zóó werden bloemen een nieuwe bron van
scheppingsvreugde voor den kunstenaar, die wel
haast als een Nederlandsche Fantin Latour een
groote reputatie op dit gebied mocht verwerven.
De hier nevengeplaatste schilderij is een zeer ge
slaagde vermenging van de beide genres, aan welke
Bobeldijk zijn grooten naam heeft ontleend als
portret- en als bloemenschilder.
J^e warme drift, met welke deze kunst is beoefend,
heeft haar bekorende uitwerking van het gestelde
gegeven in geenerlei opzicht gemist. De beminnelijke
persoonlijkheid van den artist weerspiegelt zich in
zijn oeuvre in zijn veelomvattendheid. Het houdt
gelijken tred met zijn arbeid voor den medemensch,
waarbij Bobeldijk als warmvoelend collega nimmer
iets te veel mocht wezen. Sedert langen tijd hebben
de officieele personen beslag op zijn tijd en arbeid
gelegd, in den vorm van verantwoordelijke functies,
die hoofdzakelijk van adviseerenden aard zijn en
waarbij veel tact én doorzicht van den adviseur
worden verlangd. Bobeldijk's collega's kozen hem
hi t bestuur van „Arti et Amicitiae", het vermaarde
schildersgilde der hoofdstad, een corporatie, waar
van hij gedurende eenigen tijd ook de voorzitter
is geweest.
Maar boven dit alles groeit harmonisch uit de
kloeke strijder voor de schoonheid, de trouwe
vriend, de geestdriftige, onvermoeide werker, de
complete mensch, op wiens levensmijlpaal gaarne
een luid ad muitos annos door velen wordt toe-
gewenscht.
S. BOTTENHEIM.
De H eetertoren, een iquarel van Bobeldijk.