DE BRUID VAN EEN STERVENDE Priscilla Wayne door Joseph Bradley zei zooiets als absoluut veilig zijn. Ruth begreep, dat hij 't een „werkje" vond, dat zijn tijd moest hebben, dat zij anders niet „absoluut veilig" waren. Ruth boog zich zoover naar de deur, om den laatsten zin te verstaan, dat zij, even haar evenwicht verliezend, er hard tegenaan bonsde. Met een katachtigen sprong was Clara Bradley bij de deur zij draaide den sleutel om en gooide de deur open, juist toen Ruth haar evenwicht herwonnen had. „Zoo, nu betrap ik je, luistervinksnauwde Clara. „Wat een streken „Ik wou liooren," zei Ruth ronduit. „Ik heb 't récht om te luisteren." „Enfin, we zijn gelukkig gauw van je af," zei Joseph Bradley. Hij sloeg de deur voor Ruth's gezicht toe en sloot haar. „Maak nu maar dat je naar bed komt," hoorde zij hem tegen Clara zeggen. Ruth ging naar het raam en keek naar beneden op straat, naar haar kleine stukje Chicago, dat slapen ging. Eén voor één werden de vensters zwart -als heldere oogen, die eensklaps dicht gingen van slaap. Het verkeer, vroeger in den avond een onafge broken stroom, werd schaarscher. Er reden bijna alleen nog vracht-auto's. Een groote wagen stak het kruispunt over en verdween in een smal straatje. Ergens iets af te leveren, begreep Rutli. Een auto van de stadsreiniging reed langs het trottoir be neden haar. Zij hoorde het klinken van metaal een schop. Dat gaf Ruth een idee. De straatveger ging vlak langs dén muur. Zij keek op haar horloge. Twee uur. Dat zou ze onthou den. Morgennacht als ze morgennacht nog be leefde hier kon ze hem een briefje toegooien, in een zwaarder voorwerp gewikkeld, zoodat zij het vlak voor zijn voeten kon mikken. Haar hart werd lichter door dat idee. Als morgen nacht kwam. En toen herinnerde zij zich, met af grijzen, de nauwelijks verbloemde dreigementen van de Bradley's dat morgen alles „gedaan" zou zijn. Het was volgens de wijzers van haar horloge bijna drie uur, toen er iets gebeurde, dat haar deed trillen van opwinding. Eerst kon zij haar ooren haast niet gelooven. Een seconde tevoren had zij al gemeend, dat zij een heimelijken voetstap in de gang hoorde, vlak bij haar deur. Zij luisterde, en dorst haast geen adem te halen. Ze zou 't zich wel ver beeld hebben. In den nacht, als al het andere stil is, kan het zwakste geluid, dat overdag niet opgemerkt zou worden, letterlijk galmen. Zij luisterde, met bon zend hart. Nee, zij vergiste zich niet. Er was iets in de gang, vlak voor haar deur. Nu een geluid, dat zij zich niet verbeeld kon hebben, het zwakke, heel zwakke klikken van den sleutel, die rondging in het slot. Iemand sloot de deur open. Iemand draaide heel voorzichtig, maar gestadig aan den knop. Met een vluggen, on- hoorbaren stap ging Ruth naar de deur. Zij trok die open. Er stond niemand voor de deur. Nog een stap. Er verdween iemand aan 't einde van de gang. Iemand ZESDE in een witte japon, dacht zij. Ruth's hart stond stil van op- VE°VOLG winding. Zij begreep aanstonds, wat er gebeurd was. Bette. Goeie Bette. Zij had deze manier gekozen, om Ruth te helpen ontsnappen. Later vroeg Ruth zich af, wat haar de gang door gedreven had naar de ziekenkamer, in plaats van te trachten, zich snel uit de voeten te maken. Haar drijfveer, begreep Rutli, was zoo oud als de menschheid zelve de liefde van een vrouw, die eigen veiligheid vergat omwille van den beminde. In de kamer naast die van Jim werd een gesprek gevoerd. Ruth hield haar oor bij de deur en hoorde twee stemmen, die van Pascoe en een vreemde. De vreemde stem was die van dokter McGuire, gelijk uit de woorden van Pascoe bleek. „Dank je feestelijk," zei de onbekende stem. „Dat waag ik er niet op." ,,'t Begint ons allemaal geducht te vervelen," zei Pascoe. ,,'t Is nu al negen dagen." De dokter sprak ongeduldig. „Wat zou dat 't Kan beter negentig dagen duren, dan risico te nemen. We komen er toch al niet zonder lijkschouwing af. We moeten oppassen." „Onzin, wie zou er om een lijkschouwing vragen i Ik zeker niet. En de Bradley's ook niet. En de juffer weet niet genoeg." „Dat zeg jij, dat ze niet genoeg weet We krijgen nog last met dat nest." Ruth hoorde een hatelijk lachje van Pascoe. „'n Beetje meer respect alsjeblieft. Ik heb zin in dat meisje." „Dat wil nog niet zeggen, dat ze zin in jou heeft „Dat komt wel," zei Pascoe, met een zelfvertrou wen, dat in andere omstandigheden grappig geweest zou zijn. „Als ik 't maar goed aanpak." „Je schijnt je nogal wat te verbeelden." Pascoe stapte van dit onderwerp af. „Nou geen malligheid meer, dokter. Eerst antwoord op mijn vraag. Als 't gebeurd is teeken je kalm 't overlijdens- briefje. Je bent eerlijk dokter. De familie kan 't niet schelen. De jongedame neem ik voor mijn rekening. Verder niemendal. Geen mensch heeft iets in de gaten." „Heb je om Benson gedacht „Welke Benson V' „De dokter, die hem eerst behandeld heeft." „Wat zou die t Joe heeft hem gewoon gezegd, dat hij niet tevreden was met de behandeling, en 'm weggestuurd. Alle machtig Wat steekt daar achter t Er wordt zoo vaak een dokter afge dankt, daarom gaat ie maar niet meteen een lijkschouwing vragen om te zien, door wie z'n stom miteit de stumper naar de andere wereld geholpen is." ,,'t Is vervelend, dat ik vlak bij hem woon. Hij kent mijn naam. Hij ver trouwt me niet." „Daar zal hij dan wel reden voor hebben," lach te Pascoe. Al die scherts van Pascoe beviel den dokter niet. „Wat ben jij toch een cynisch individu,Pascoe!" MOOI NEDERLAND Het raadhuis te Heemstede. KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE Ruth Dayton, verkoopster in de handschoenen-af dee- ling van een warenhuis, krijgt van een paar vreemde klanten een aanbieding om tegen een salaris van 500 dollar per week enkele diensten voor hen te bewijzen. Zij stellen zich voor als de heer en mevrouw Bradley. Een rijke neef van de familie Bradley, Jim geheeten, is door 'n auto-ongeluk blind geworden. Hij verlangt naar z'n stiefzuster June. Deze is echter ziek en nu wordt Ruth verzocht haar plaats in te nemen, daar ze uiterlijk veel op haar gelijkt. Daar haar dit aanbod normaal voorkomt en de Bradley's een be trouwbaren indruk op haar gemaakt hebben, accepteert ze 't, mede omdat haar broer Jerry, die medicijnen studeert, dit geld goed gebruiken kan. Jerry verbiedt haar echter erop in te gaan, doch zij stoort zich niet aan z'n bezwaren. Zij vertrekt per vliegtuig met de Bradley's naar Chicago en maakt kennis met J im, die in een prachtige villa woont en daar verpleegd wordt. Hij bemerkt de persoonsverwisseling niet, daar hij haar wegens zijn verwondingen aan de oogen niet zien kan. Ruth verneemt van J im., dat men het on geluk opzettelijk veroorzaakt heeft. Zij krijgt hierdoor argwaan tegen de familie Bradley en besluit zoo spoedig mogelijk te vertrekken, hetgeen haar echter door meneer Bradley belet wordt. Alles komt haar zoo vreemd voor, dat ze begint te gelooven in handen van een bende schurken gevallen te zijn. Zij durft er met J im. evenwel niet over te spreken. Z'n toestand wordt met den dag slechter, waarover de Bradley's zich heimelijk schijnen te verheugen. Ruth wil de politie waarschuwen, doch krijgt geen kans met de buitenwereld in contact te komen. Zij vraagt aan Clara Bradley waarom niet de beste geneesheeren van Chicago voor Jim worden ontboden. Deze windt zich hierover zoo op, dat ze Ruth met een boek op 't hoofd slaat en haar met behulp van Pascoe den verpleger van Jim, die door den ouden Bradley in plaats van twee verpleegsters is aangesteld de beide polsen met een koord vastbindt. Ruth verneemt, in een ver trouwelijk gesprek met het dienstmeisje Bette, dat Clara Bradley al eens in de gevangenis gezeten heeft wegens diefstal. Ook hoort ze uit een onderhoud tus- schen Pascoe en Clara Bradley, dat Pascoe 't auto- ongeluk opzettelijk veroorzaakt heeft. Jim wordt steeds slechter. Hij voelt dat hij sterven gaat en wil on middellijk met June trouwen en al z'n bezittingen aan haar vermakenNu kunt u verder lezen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 22