GEVEN EN NEMEN f Het geheim van het huwelijksgeluk De oude Solvig beroemde er zich gaarne op, dat hij bij den eersten oogopslag aan zijn klanten kon zien, wat zij noodig hadden. Toen een jonge man gedurende vijf minuten de drie honden in zijn uitstalkast had gadegeslagen en daarna zijn winkel binnentrad, meende Solvig reeds de keuze van zijn nieuwen klant op zijn lippen ge lezen te hebben. Hij zou den grooten, witten hond kiezen, met het gespierde lichaam, den parmantigen neus en de oogen, die u verstandig en bijna men- sckelijk konden aanzien. „Goeden avond zei hij vriendelijk, terwijl hij den jongen man opmerkzaam aankeek en zich af vroeg, of hij hem vijftien of twintig dollar afhandig zou maken. Misschien was vijftien dollar beter. De klant zag er nogal sjofeltjes uit, zijn jasje glom van ouderdom en zijn manchetten waren zorgvuldig ver steld. „Ook goeien avond/' antwoordde de jonge man kortaf en met een diepen zucht „Die hond in de uitstalkast, wat moet u daarvoor hebben V' Er waren drie honden in de etalage de groote, witte hond, een jonge schnauzer en een pekineesje, dat een lichtbruine kleur had, alsof het een halve minuut in de chocolade vla had liggen spartelen. De vraag verwonderde Solvig echter in 't geheel niet. Het gebeurde dikwijls, dat een kooper, ook al had hij langen tijd voor de uitstalkast staan te turen slechts één hond zag, zonder de andere te bemerken. „Voor den mooien, grooten hond," sprak Solvig langzaam, „vraag ik slechts vijftien dollar. Dat is heel weinig voor zulk een prachtexemplaar en...." „Man, maak me niet ongelukkiger dan ik al ben 1" viel de klant hem nijdig in de rede, „dien grooten wil ik niet hebben Een oogenblik was Solvig uit het veld geslagen. „De groote hond niet dacht hij verwonderd, „nou ja, de beste koopman kan zich weieens vergissen en als 't de groote witte niet is, dan weet ik zeker, dat hij zin heeft in den jongen schnauzerTerwijl Solvig zich met deze gedachte troostte, slofte hij door zijn winkel naar hot deurtje, dat de drie honden ge vangen hield. De witte sprong vroolijk tegen hem op, de schnau zer danste keffend in 't rond, alleen de pekinees verwaardigde zich niet, om ook maar even op te kijken. Hij bleef opgerold liggen en sliep rustig door. „Kom hier, deugnietriep de oude man, terwijl hij den schnauzer bij den nek pakte. „Een lief en mooi beestje, mijnheer, en waakzaam. Laat ik u ver tellen dat. Maar tot groote verbazing van Solvig nam de jonge man geen notitie van den schnauzer. Hij keek over zijn schouders naar den* pekinees, die zich nu, eenigszins wantrouwend, voor den loop der ge beurtenissen begon te interesseeren. „Ik bedoel den pekineeszei hij op beslisten toon. De oude Solvig liet van schrik den schnauzer bijna vallen. „De pekinees stamelde hij met open mond. De jonge man kreeg een kleur van schaamte. „Niet voor mijzelf," stotterde hij, „mijn vrouw- houdt er zoo'n wurm op na en haar liefste wensch is een speelkameraad voor haar troetelkind. U weet hoe sentimenteel de vrouwen soms kunnen zijn De oude man knikte medelijdend. Hij zette den schnauzer neer en greep naar het hoopje lichtbruine zijde. ,,U wilt uw vrouwtje zeker verrassen met een cadeautje voor haar verjaardag, of ter herinnering aan haar trouwdag," zei hij met een ondeugenden glimlach. „Nee, dat nu juist niet," stamelde de jonge man, „het is.... maar hoeveel vraagt u voor hem?" Solvig zette den hond op de groezelige toonbank en streek hem over zijn glanzende vaeht. „Zoo'n zeldzaam mooie hond," zei hij met trots, „is zeker wel vijftig dollar waard Maar toen hij den wanhopigen blik van den jongen man gewaar werd, voegde hij er haastig aan toe„Voor u kost hij echter veel minder. IT krijgt hem voor slechts vijf entwintig dollar De jonge man aarzelde een oogenblik. Toen tastte hij in zijn binnenzak, haalde een magere portefeuille te voorschijn, nam er drie biljetten van tien dollar uit en legde ze voorzichtig op de toonbank neer. Solvig ging wisselgeld halen en voorspelde onder wijl „Ik geloof dat uw vrouwtje erg blij met haar nieuwen lieveling zal zijn." „Dat denk ik ook zei de jonge man, terwijl hij met tegenzin naar zijn kersverschen huisgenoot keek. „Hij is van een goed ras," Solvig trachtte hem wat op te vroolijken, „van een zuiver ras, mijnheer, en verstandig. ,,'t Kan zijn, maar ik haat ze viel de kooper plotseling zoo heftig uit, dat Solvig verschrikt op sprong. „Zoo'n mooi, sterk dier als die witte, daar, dat is nog 's een hond. maar deze keffer. Hij sloot zijn oogen om den pekinees niet te zien. „Och," zuchtte hij, „je kunt niet alles hebben De oude hondenkoopman was slim genoeg, om zoo veel mogelijk met zijn klanten mee te praten. „Juist, u hebt groot gelijk," antwoordde hij met overtuiging, terwijl hij zich in stilte afvroeg, wat zijn jeugdige klant toch wel bedoelen kon. „Zij is den geheelen dag zonder gezelschap," ver volgde de jonge man zijn alleenspraak, „in deze stadswijk kent. ze maar heel weinig menschen." Langzaam vouwde hij het vijf dollarbiljet op en staarde afwezig den oude aan. „Het was onze eerste ruzie, Pu Ling Cliu had het tijdschrift verscheurd, dat ik nog maar voor de helft gelezen had." Hij lachte een beetje verlegen. „Zoo is de ellende begonnen. Zij maakte me uit voor alles wat leelijk is. Ik was een dierenbeul, een bullebak, een bruut en nog veel meer. Ze ging op den grond liggen, trapte met haar voetjes nijdig tegen het blauwe kastje en riep, dat ze zich bij haar moeder zou beklagen. Toen zei ik, dat ik er vandoor zou gaan, als zij den hond nog langer hield en ik ging." „Ah, zoo," onderbrak Solvig, terwijl hij met een goedigen glimlach zijn bril recht zette. De jonge man knikte veelbeteekenend. „Ik ben een idioot geweest. Het gebeurde drie dagen geleden en sinds dien tijd heb ik geen moment rust gehad, 's Nachts kon ik niet slapen! Als een man eenmaal den smaak van een eigen huis beet heeft, dan kan hij niet meer wennen in gemeubi leerde kamers en restau rants. Maar ik kan u verzekeren, dat ik in deze drie dagen veel geleerd heb. In die eenzame uren heb ik begrepen, dat het huwelijk een vraagstuk is van geven en nemen, meer nog van geven dan van nemen. Hij knipte zenuwachtig m< de oogen. „Toen, vanmiddag heb ik het besluit genomen. Ik heb de witte vlag geheschen. Ik ben naar haar toe gegaan. Ik heb haar gezegd, dat ik Fu Ling Chu een mooi strikje om den hals zou doen en dat ik een half uur voor het eten thuis zou komen." De oude Solvig nam met een plechtig gebaar den bril van zijn neus, maakte zorgvuldig de glazen schoon en zei op gewichtigen toon„Dus als ik het goed begrijp bent u hier gekomen, om een vredesoffer te koopen." De jonge man knikte. „Zij heeft er altijd nog een hondje bij willen hebben. En haar geluk beteekent voor mij héél wat meer dan een oud tijdschrift, een das of zelfs mijn pijp, waaraan ik verknocht ben 1" Met achterdocht keek hij plotseling naar den hond, die geduldig op de toonbank zat te wachten. „U weet zeker, dat het beestje in alle opzichten voldoet Voor mij zijn ze allemaal precies hetzelfde." Solvig aaide hem over de zachte haren. „Een lieve hond," zei hij opgetogen, „uw vrouwtje zal in de wolken zijn." „En u denkt, dat hij niet met Pu Ling Chu zal vechten „Zeker niet," antwoordde de oude geruststellend. rAe jonge man nam den pekinees in zijn armen. „Ik moet mij haasten besloot hij. „Ze heeft gezegd, dat het eten om zes uur klaar zou zijn." De oude Solvig haalde een vergeeld notitie-boekje uit een lade, waarop met groote scheeve letters „Verkocht" geschreven stond. „Als u er niets op tegen hebt, mag ik dan uw naam en uw adres weten!" „Ja zeker, Truesdale, Mark Truesdale. Beech- croft Apartments." Hij wachtte, terwijl de oude man noteerde Mark Truesdale, pekinees, vijfentwintig dollar. Toen liep hij naar de deur, keerde zich nog even om en zei verheugd „Ik denk, dat ze verbaasd en blij tegelijk is, als ze me met dit kleine geval ziet bin nenkomen „Ja, dat denk ik ook stemde de oude toe. De deur viel dicht. Met vlugge stappen liep de jonge man naar huis, terwijl hij een vroolijk deuntje floot. De oude Solvig proestte het uit van het lachen, toen hij, even later, in het opschrijfboekje bladerde, waarop „Gekocht" geschre ven stond. Ho, daar zag hij het staan, een paar blad zijden terug. Juist, daar was 't, hij had het immers zelf hier haastig neerge krabbeld, terwijl het jonge vrouwtje snikkend van haar lieveling afscheid nam Mevrouw Mark Truesdale, pekinees, tien dollar. Zoo'n zaakje iederen dag en hij zou gauw „binnen" zijn

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 5