0vV»E' in? 75 vwi&Ul&r van de flebellenclab Slechts DE BRUID VAN EEN STERVENDE 26 V</ MARÉCHAl MARÉCHAUSSÊE MILITAIRE POLITIE KOMMIES BIJ DE DOUANE root aantal eze corpsen sjor^ Een boek voor iong en oud Een groot aantal avonturen van onzen rebellenclubleider is samen- gevatin een boekvan 120pagina's, geïllustreerd in twee kleurendruk, stevig gebonden in kartonnen band met linnen rug en hoeken. Dit boek lieten wij verschijnen op verzoek van velen onzer abonné's. Verkrijgbaar bij al onze agenten en bezorgers, bij den boekhandel en bij onze kantoren. - Toezending per post geschiedt alleen na ont vangst van het verschuldigde be drag, benevens tien cent porto. Vervolg van pag. 23 Regelmatig wordt een g: van onze Cursisten bij df geplaatst. Wij leiden sinds jaren jon gelui, die alleen de lagere school ebben doorlopen, met spcces op. Vraag inlichtingen; het verplicht U tot niets. Vermeld Uw geboortedatum. In ons antwoord delen wij U na men en adressen mede van onlangs geslaagde en geplaatste Cursisten. AO O O INSTITUUT voor O O \J BRIEFONDERWIJS ERNST CASIMIRLAAN 26 - ARNHEM Dir. J. VAN DER BIJ - HOOFDONDERWIJZER cent EEN PRACHT ST. NICOLAASCADEAU ..Houd je van me t" Jim wilde, dat zij de zoete woorden telkens en telkens herhaalde. ..Ik houd van je, Jim, ik houd van je." „Ik heh liggen denken over dien laat- sten ochtend in Colorado, schat." „Ja, liefste. Het was haar altijd pijnlijk, Jim te hooren spreken over een tijd, dat zij hem niet gekend had. Dan werd Ruth zich zoo scherp bewust, hoe deerlijk zij zich vergist had, mis daan misschien, al had zij ieder oogen- blik naar beste weten gehandeld. Jim had het meisje lief, waar hij haar voor hield van de mooie, grillige June Bradley, niet van een onbekend meisje, dat achter een toonbank stond, en hem maar iets wijs was komen maken. Maar er was geen bedrog in Ruth's zuivere liefde en toewijding voor Jim. Ruth wist, dat zij Jim altijd zou lief hebhen, ziek of gezond, blind of ziende, met die machtige, en toch vreemd zacht zinnige oogen van hem. Jim hield haar hoofd tegen zijn wang. „Ik heb liggen denken aan dien laatsten ochtend in Colorado," herhaal de hij, „toen we de bergen in gingen." „Ja," zei Ruth zacht. Zij verbeeldde zich bijna, dat zij het zich herinnerde. „Je. had een wit gebreid pakje aan. Met roode rozen er op, is 't niet T" „Ja." „En je had niets op je hoofd. Je haar leek bijna rood in de zon." „Ja, schat." Droef peinzend wenschte Ruth, dat zij 't zich herinneren kon. Zij zou zich zoo graag, haar leven lang, zoete, blijde, romantische, avontuurlijke dagen herinneren met den man, dien zij liefhad. „We reden een heel eind. Tot heel boven in den pas." „Ja, Jim." „En toen we daarboven uitstapten en over een berg vol sneeuw naar den zomer onder ons keken, duizenden voeten lager, toen zei je me, dat dat je om Carleton gaf. Weet je 't nog „Ja, ik weet 't nog," zei Ruth lang zaam. „Meende je dat, lieveling Daar heb ik den heelen middag over liggen te denken Heb je dat gemeend toen „Nee, ik meende het niet, Jim. Ik meende 't niet." Jim lag doodstil. Eindelijk sprak hij langzaam, met een schaduw van pijn in zijn oogen. „Toch weet ik het niet. Ik scheen toen nog niet zoo van je te houden, 't Gaf me natuurlijk wel even een steek, dat mijn kleine zus van een ander hield, 't Was een bewijs, dat je geen kind meer was. Maar ik trok 't me niet zoo erg aan, geloof ik. Ik mag Carleton wel, zie je." „Ik hield toen niet van hem, en ik houd nu ook niet van hem," herhaalde Ruth. ,,Ik houd alleen van jou, Jim van niemand anders, op de lieele wereld." Er lag een vredig geluk op Jim's ge zicht. ,,Ik was bang, dat je alleen maar met me trouwde uit medelijden, liefste om een stervende zijn zin te geven...." ,,Ik wou met je trouwen," zei Ruth, „omdat ik met mijn lieele hart van je houd, en omdat ik nooit van 'n anderen man zal houden." Hij trok haar hoofd nog dichter tegen zich aan en kuste haar. TIENDE HOOFDSTUK In haar kamer opgesloten, laat in den namiddag, kreeg Ruth het eerste tee- lten van leven van Jerry. Het kwam in den vorm van een briefje, dat snel onder de deur werd geschoven. Ruth snelde er heen, raapte het op en las het haastig. Later was zij van meening, dat het briefje haar verstand gered had. 't Was kort en krachtig, echt Jerry. „Vernietig dit zoodra je 't gelezen hebt. Ik kijk uit m'n oogen. Laat niets blijken. Zeg niemand iets. Zal vandaag probeeren er uit te komen en hulp te halen. Anders breken we vannacht uit. Zorg dat je steeds gekleed en klaar bent." De brief had geen opschrift en geen onderteekening. Ruth gehoorzaamde aan den eersten zin. Zij scheurde het papiertje in zoo klein mogelijke stukjes en stopte die voor alle voorzichtigheid nog goed weg. Niet lang daarna kreeg zij van Pascoe permissie, van haar kamer te komen en een kort bezoek aan Jim te brengen. Hij was plotseling weer minder goed. Hij lag slap in de kussens en het kwam Ruth voor, dat hij letterlijk snakte naar adem. Even dacht zij, dat Jim haar her kende toen was zij weer zeker van niet. „Hij heeft naar je gevraagd. Daarom ben ik je komen halen. Nu weet hij niet eens, dat je er bent," zei Pascoe ongevoelig. Ruth greep Pascoe bij den arm. „Wanneer is dit gekomen Zeg op I" ,,'t Is al drie dagen gelede ngekomen. Toen lag hij al op sterven," zei Pascoe. „Wat kan 't je eigenlijk schelen Je bent tóch niet echt met. hem getrouwd, 't Was maar een truc, om hem een beetje op te kikkeren, en 't heeft jou geen kwaad gedaan. Je bent, in ieder geval binnen." Ruth ging een eind bij hem vandaan. Zij walgde van den blik in zijn oogen, de tevreden grijns op zijn gezicht. „Morgen gaan we hier weg. Ik begrijp best, dat je zwak in je knieën bent. 't Slaat mij ook op mijn zenuwen." „Ga weg Raak me niet aan.!" zei Rutli, toen hij dichter bij haar wou komen. Zij greep een medicijnflcschjc van 't tafeltje naast haar. „Zoo zoo, zijn we zóó gauw aange brand lachte Pascoe. „Enfin, als we eens flink gepraat hebben, zul je er misschien wel anders over denken." Er klonk een vlugge stap bij de deur. Zij keken in die richting. Dokter McGuire was er. Maar hij zag den man en het meisje nauwelijks. Zijn snelle, vakkun dige blik ging alleen naar den man in het bed. Met twee stappen was hij de kamer door. „Hoe lang ligt hij zoo al V' vroeg hij aan Pascoe. Pascoe haalde zijn schouders op. „Een uur zoowat. 't Schijnt naar zijn eindje te loopen." Onverschillig kwam hij aan- loopen, en aan den voet van het bed bleef hij staan. Zoo snel, dat Ruth zich haast niet kon voorstellen, dat 't gebeurd was, schoot de vuist van dokter McGuire uit, recht in Pascoe's gezicht. De kerel sloeg tollend tegen den vloer. Pascoe stond niet op. Een dun straal tje bloed liep langs zijn slaap. Maar Ruth keek niet naar Pascoe. Alleen naar het snel vergrauwende ge zicht van den man, dien zij liefhad. „Helpen," zei dokter McGuire. Het was een bevel. Hij had zijn jas al uit. Hij had zijn koffertje al open. Snel, met zekere en ervaren handen hanteerde hij een spuitje. „Er is nog een kans, mompelde hij, „één kans." Ruth bewoog zich als in een droom, gehoorzamend aan de snel gemompelde

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 26