SCHIP IN NOOD! REDDINGSOEFENINGEN TE DEN HOEK De motorredding sbooten liggen gereed Het stormsein is aan de kuststations geheschen Er dreigt gevaar De najaarsstormen zijn in al hun grim migheid losgebarsten. Langs onze vlakke stranden raast de opgezweepte zee. Brullend rollen de brekers met witte schuimkoppen. De golven vreten stukken duin weg. Wild en onbeheerscht. Toch is dat niet het ergste. Buitengaats stoomen schepen. Ze willen naar binnen, naar de veilige havens. Zal het gelukken 1 Plots trillen aether-golven S.O.S. S.O.S. er flitsen vuurpijlen er vlammen stakels. Schip in nood Schip op 't strand De reddingsboot moet uit. In zulk weer De bemanning vraagt er niet naar, zegt een voudig „Moeten die menscheu ginds omkomen V' Ze gaan, die stoere kerels. Ze wagen hun leven, ze weten het. En toch trekken ze er op uit. Er wordt immers om hulp gesmeekt Van alle kanten groepen nieuwsgierigen samen. Men denkt, men praat, 't Is geen kleinigheid, in zoo'n huikje zee te kiezen. Wat het zeggen wil, hebben wij dezer dagen eenigermate ondervonden. Dank zij de welwillend heid van den heer Van Diest, commissaris der Zuid- Hollandsche Mij. tot Redding van Schipbreuke lingen, konden wij een serie foto's voor Panorama opnemen over bijna alle onderdeelen van het red dingswezen. Bovendien mochten wij vorige week met de „President Jan Leis" een tocht meemaken. Er blies een felle westen wind. Tusschen de pieren stonden reeds ruwe golven. Maar ze waren nog niets vergeleken bij de stukken water, welke buiten tegen De strandboot gaat wit. Zwemvesten aan we kunnen zee kiezen ons scheepje optornden. We dansten als dollen. Onophoudelijk werden we door krullers belaagd. Schipper Slis hield echter het stuurrad. I)us was het in orde. Bliksemsnel manoeuvreerde hij. En het bootje gehoorzaamde zonder verwijl. Tot opeens een grauwe muur grommend opdook. Berg je Te laatEven een luchtdruk, dan een slag. Op gebogen ruggen barstte sissend de golf uiteen. De „Leis" werd opzij gesmeten. Kapseizen?.... Geen nood. Slis, sigaar tusschen de tanden, was niet voor niets de oudste schipper van de „Mij." Onverzettelijk trok ken twee knuisten het roer weer om. En in 't volgende oogenblik lagen we weer recht. Boven op 'n anderen waterheuvel. „Die was raak, hè, schipper „En ofMaar m'n sigaar heeftie niet uitge kregen," grinnikte de zeerob. Terwijl we als dwazen slingeren, zitten de twee machinisten in hun kleine machinekamers. Ieder op zich zelf. De één vóór-, de ander achterin. Afgezonderd van elkander en van ons. De kleppen, die toegang verleenen, zijn gesloten. Ze weten niet, wat er boven ge beurt. Ze hebben slechts hun ron kenden motor en. hun ge dachten géén angst. Evenmin als de rest van de zevenkoppige be manning. „Kunnen we niet ge bruiken," beweren ze. We stemmen, hoewelhoofdschuddend, daarmeein. Beneden, in 't achteronder, be dient een matroos het radio-tele foontoestel. Aan dek bevindt zich 'n extra luid-spreker, waardoor ook de schipper rechtstreeks gesproken of geseinde woorden kan opvan gen. Overal is rekening mee ge houden. Mocht de boot omslaan, dan sluiten metalen ballen met

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 2