HET DIAMANTEN VUUR door Pierre Laroche Mijn vrienden hadden beweerd, dat de oude Hubert Montgomery niet heelexnaal goed wijs was, maar dat bad mij niet van mijn voorgenomen bezoek aan „Nieuw Land" kunnen doen afzien. Dat bezoek gold zijn nichtje Yvonne een aardig meisje, dat ik die week had leeren kennen ten huize van een bevriende Fransche familie. Nieuw Land, zoo heette het blokhuis van de Mont gomery's. Het lag ongeveer twintig mijl buiten Quebec en temidden van uitgestrekte, maar ver waarloosde bosschen. 't Was geheel opgetrokken van zware boomstammen, voorzien van schiet gaten en uitkijkvensters en omgeven van een ver wilderden tuin. Dat aanzien van een fort dankte het aan Ives Montgomery, den man, die het gebouwd had. Hij had tot de eerste Fransche voortrekkers behoord, die zich in Canada hadden gevestigd en er de stad Quebec hadden gesticht. In die bewogen dagen had den zij 'n verwoeden strijd te voeren gehad tegen de verontruste Indianen, die eiken voet van hun jacht velden met list en leeuwenmoed tegen de gehate in dringers trachtten te verdedigen. Nieuw Land was nog een overblijfsel uit dien onrustigen tijd een aftandsch anachronisme, dat meer romantisch dan doelmatig was. Het was op een Zondag in Mei, dat ik Nieuw .Land voor het eerst bezocht. Oude Jean, evenals zijn meester een nakomeling van de Fransche voor trekkers, deed de zware eiken deur voor me open, die toegang gaf tot een groote hal. Het meest op vallend in die ruimte was de enorme schouw, waarin men gemakkelijk een heel rund aan het braadspit had kunnen roosteren. De kennismaking met Hubert Montgomery viel zeker niet tegen, na hetgeen ik van mijn vrienden had vernomen. Hij was de tachtig reeds gepasseerd, doch maakte niet den indruk van een kindschen grijsaard. Wel was hij in zichzelf gekeerd en zijn oog opslag wat verstrooid roerde men echter een onderwerp aan, dat hem interesseerde, dan werd hij terstond bezield met een jeugdig vuur. Ik kende hem nauwelijks een half uur, toen ik reeds de overtuiging had, dat mijn vrienden zich schromelijk in hem vergist hadden. Maar die dag zou niet voorbijgaan, zonder dat ik tot de ontdekking was gekomen, dat de vergissing niet bij hen, maar bij mij lag. Hubert Montgomery verzocht mij te blijven eten, doch voegde er verontschuldigend aan toe, dat ik op Nieuw Land geen uitgebreid diner moest ver wachten. „Wij stellen ons hier tevreden met een eenvoudi- gen, voedzamen maaltijd," zei hij glimlachend. „In dat opzicht zijn we erg ouderwetsch boersch, zou men het in de stad waarschijnlijk noemen. In de keuken van Nieuw Land hanteert moeder Zuinig heid den pollepel, begrijpt u Het is wel eens anders geweest en het had nog anders kunnen zijn, maar die verwenschte oorlog. „Heeft de wereldoorlog u zooveel schade berok kend t" vroeg ik, meer werktuiglijk dan belang stellend. „Volstrekt niet ik bedoel den oorlog, dien de eerste Montgomery in dit land heeft moeten voeren tegen de vijf roode naties," gaf hij levendig ten antwoord. Ik ving een knipoogje op van Yvonne. Intuïtief begreep ik haar. Ik zou een geschiedenis te hooren krijgen, die ik niet al te serieus moest nemen. Toen ontwaakte mijn belangstelling ik dacht aan de woorden van mijn vrienden Ik hoefde niets meer te vragen, om mijn nieuws gierigheid bevredigd te zien. De oude man scheen verheugd, dat hij eens over de geschiedenis kon spreken. „Die eerste Montgomery heette Ives," ging hij voort. „Hij was gehuwd met een gravin d'Ivav en vertrok om politieke redenen uit Frankrijk. Yvonne is een kleindochter van hem. Toen hij hier aankwam, In die bewogen dagen hadden zij een verwoeden strijd te voeren gehad tegen de verontruste Indianen. besloot hij, na een verkenning van den omtrek, op deze plaats den bosclibouw ter hand te nemen. Het was hier toen overal nog wildernis slechts zelden zag men eens een Indiaan jagen. Maar toen Ives begon te bouwen aan zijn blokhuis, werd dat anders. De roode stammen kwamen met man en macht op dagen en trachtten hem door bedreigingen naar de kust te verjagen, waar zijn vrienden zich gevestigd hadden. Zijn vrienden kwamen hem te hulp en dank zij hun geweren, waarvoor de Indianen toen nog een heilig ontzag hadden, gelukte het hem, Nieuw Land te voltooien. Toen het blokhuis voltooid was, betrok Ives het met vrouw en zoon. Nieuw Land telde toen dertien bewoners van Fransche afkomst. Behalve een kame nier en een aantal bedienden was ook Ives' broer van Frankrijk overgestoken. Hij was mijn vader en stierf onder den tomahawk van een Indiaan. Toen Ives hier eenmaal vasten voet gekregen had, bleef het hier tamelijk rustig. Wel slopen er dag en nacht Indianen rond het blokhuis en werd er van achter de boomen menige pijl op afgeschoten, maar tot een goed georganiseerden overval kwam het. dien eersten tijd niet. Op zekeren dag vernam Ives echter van een overgeloopen Indiaan, dat de vijf roode stammen, die in deze streken jaagden, zich verbonden hadden tot één leger, dat onder aanvoering stond van den beroemden Trayendagenca. Hij was de dapperste der Irokeezen en daarbij zeer scherp zinnig en sluw. En volgens den Indiaansehen spion had hij gezworen, den tomahawk niet te zullen begraven, vóór hij den laatsten vreemdeling van de jachtvelden der vijf roode naties had verjaagd. Ives kreeg bevestiging van dat- gerucht. Hij nam terstond zijn maatregelen en zond zijn vrouw en zijn zoontje in gezelschap van de kamenier naar zijn vrienden aan «1e kust terug. Die maatregel kwam nauwelijks te vroeg, want vier dagen later reeds ver schenen de eerste Indianen, om den omtrek te ver kennen. F,n nog vier dagen later lag Nieuw Land potdicht ingesloten door duizenden van Travenda- genca's troepen. Het zou me te ver voeren," ging Hubert Mont gomery na een korte pauze voort, „alle bijzonder heden van dat beleg te verhalen. Voor de geschiede nis, die ik u eigenlijk wilde vertellen, zijn ze ook van geen belang. Laat ik volstaan met te zeggen, dat het twee volle maanden duurde, voor het Ives' vrien den gelukte met behulp van een ongeordend legertje Engelschen het beleg te verbreken en de Indianen te verstrooien. En in die twee maanden viel de ge schiedenis voor, waarover ik eigenlijk wilde spreken. Op zekeren avond stond de zaak der belegerden er zóó slecht voor, dat Ives rekening moest houden met de mogelijkheid, dat ze in den aanstaanden nacht gedwongen konden zijn, ieder voor zich 'n goed heen komen te zoeken. Zijn vlucht uit Frankrijk had ten gevolge gehad, dat op al zijn bezittingen beslag was gelegd, maar de familiejuweelen van zijn vrouw had hij kunnen redden. Zijn vrouw was verwant aan de Valois en de Turennes en al die geërfde kostbaar heden waren geschat op een waarde van een millioen goudfrancs. Ives besloot het grootste deel van dien schat vooraf in veiligheid te laten brengen, zoodat, niet alles -in handen van de Indianen zou vallen, indien hij op de vlucht zou worden achterhaald. Daartoe koos hij zijn vertrouwdsten bediende uit, een zekeren Pierre Tourain. Hij gaf hem een pakje, dat uitsluitend ongemonteerde diamanten bevatte, waaronder ook een aantal blauwe en roode. De man kreeg de opdracht, het kostbare pakje ergens binnen het cordon van de belegeraars veilig te ver stoppen of te begraven, de plek goed in zijn ge heugen te prenten en daarna terstond terug te keeren. Vóór hij ging, overtuigde Ives zich, dat er geen spionnen dicht in de buurt van het blokhuis zwier ven. Hij zag Pierre sluipend verdwijnen achter de eerste boomen en dat was het laatste, wat hij van hem zag. Want Pierre Tourain is nooit teruggekeerd, en het is altijd een raadsel gebleven, wat er van hem en van de juweelen geworden is. Zij vertegenwoor digden een waarde van zevenhonderdduizend francs en toen het beleg en de oorlog eenmaal achter den rug waren, bewoog Ives hemel en aarde om zijn schat, of althans zijn bediende terug te vinden. Maar alle nasporingen bleven vruchteloos en tot op den dag van heden is het 'n onbeantwoorde vraag gebleven, of de man al dan niet aan zijn opdracht heeft voldaan 'en gedood en beroofd is, ófwel zich met den schat uit de voeten heeft gemaakt...." Hier was Hubert Montgomery aan het eind van zijn geschiedenis. Hij scheen haar nogal tragisch te nemen, want hij bleef minutenlang zwijgend zitten - met zijn blik op den grond gericht. Eerlijk- gezegd, wist ik niet, wat ik er van denken moest. Yvonne zag hem aan met een medelijdend lachje en wierp mij opnieuw een knipoogje toe. Ik brandde van verlangen om te weten, wat zij eigenlijk bedoelde ik kon me op dat oogenblik beslist niet voorstellen, dat dit heele verhaal maar gefantaseerd was. Het duurde tot na den maaltijd, voor ik daarom trent zekerheid kreeg. Haar oom zat wat te dutten - met geen woord had hij aan tafel meer over de ge schiedenis gerept. Jean zorgde voor thee en Yvonne en ik zochten een van de romantische hoekjes op, waaraan de verwilderde tuin verrassend rijk was. „Wat bedoelde je straks met die knipoogjes in formeerde ik, toen ik vertrouwelijk dicht naast baai gezeten was. „Begreep je het niet t" glimlachte ze. „Ik dacht, dat ik duidelijk genoeg was. Die geschiedenis van dien verloren schat is pure fantasie, weet je. Neen, géén bewuste leugen, want hij gelooft er zelf in. Rotsvast. Het is echter een idée-fixe van hem, een waandenkbeeld, dat hem dag en nacht vervult. Ik ben nu twee en twintig jaar en als ik mijn her innering goed raadpleeg, heb ik hem nooit anders

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 4