t
5
gekend, dan bezeten door den waan van die legende.
Maar hij is er niemand hinderlijk mee hij kan
zelfs zeer goed verdragen, dat men de geschiedenis
in twijfel trekt."
Openhartig bekend was het een teleurstelling voor
me, dat de romantische geschiedenis zoo nuchter
aan haar eind kwam. „Weet je 't zeker V' vroeg ik
onthutst.
„AbsoluutVersta me goed alles wat hij ver
telde, is historisch, behalve dat ééne. Ives Mont
gomery bracht inderdaad volgens de familiepapieren
voor een millioen francs aan diamanten en andere
kostbaarheden naar zijn nieuwe vaderland mee. Een
paar honderdduizend francs aan kostbaarheden
werden na dien oorlog te gelde gemaakt, om in de
behoeften van het groote gezin te voorzien. Maar
volgens het algemeen gevoelen was de rest allang
tevoren verkocht, om den oorlog tegen de Indianen
te financieren. Zóó heeft mijn moeder het mij ver
teld."
„Maar hoe komt je oom dan aan dat idée-fixe
hield ik aan. „Zooiets komt toch maar niet plotseling
in z'n hoofd op V'
„Dat zit zóó," zei Yvonne. „Volgens oom Hubert
wisten drie personen van dat zoogenaamde geheim
af, namelijk zijn eigen vader, mijn grootvader Ives
en Pierre Tourain, Zijn vader werd in een van die
gevechten zwaar gewond door een slag met een
tomahawk en vóór hij stierf, moet het geheim hem
in zijn koortsen ontsnapt zijn. De bediende, die bij
hem waakte, knoopte het in zijn oor, doch sprak
er met niemand over. Oom Hubert was toen pas een
jaar of veertien. Vijftien jaar later vernam hij het
geheim uit den mond van zijn bediende. Maar toen
kon niemand meer uitmaken, wie de geschiedenis
eigenlijk gefantaseerd had Hubert's stervende
vader of de bediende. Want grootvader Ives en zijn
vrouw waren een jaar tevoren overleden aan de
pokken, die hier in dien tijd zoo vaak uitbraken.
En hun zoon, dus mijn vader, was toen nauwelijks
zestien jaar en ging in Quebec bij een predikant
op school. Nooit had hij zijn vader over dien ver
misten schat hooren spreken. Oom Hubert echter
zweert bij de waarheidsliefde van dien bediende. En
aan de woorden van zijn vader twijfelt hij al evenmin,
al was hij toen waarschijnlijk de kluts allang kwijt."
Die verklaring kon me niet heelemaal bevredigen
de geschiedenis was verward als het onrustige
leven dier dagen. Ik matigde me dan ook geen oordeel
aan, doch gaf het raadsel op. Er waren prettiger
dingen om den tijd te verdrijven met een meisje
als Yvonne.
Een half uur later keerden wij in huis terug. Ik
passeerde een groote schuur, die volgestapeld lag
met enorme houtblokken.
„Heb je geen baan voor me als houthakker, Yvon
ne t" vroeg ik schertsend.
Zij lachte. ..Die hoeven niet gehakt te worden,"
zei ze. „Het zijn onze eigen boomen ze worden
machinaal gezaagd. In den winter verwarmen we
er de hal mee."
Zij deed me een mooi aanloopje aan de hand.
„Een huiselijk gezicht zal dat zijn, die vlammende
houtblokken in zoo'n enorme schouw. Daar kom ik
beslist eens naar kijken. Als het me tenminste ge
oorloofd is."
Vragend keek ik haar aan. „Zoo vaak je wilt," zei
ze blozend en daarmee vervulde zij den eenigen
wensck, dien ik op dat oogenblik koesterde.
Dat eerste bezoek aan Nieuw Land werd nog door
vele andere gevolgd. En zooals ik had gehoopt, kwam
het in orde tusschen "Yvonne en mij. Op een herfstigen
avond gaf zij met een stom hoofdknikje antwoord
op zekere gewichtige vraag, en alleen de oude tuin
was getuige van onze eerste liefkoozingen.
Dien Zondag daarop verscheen ik op Nieuw Land,
om den ouden Hubert Montgomery op de hoogte
te brengen van onze toekomstplannen. Hij had nooit
laten blijken, dat hij het doel begreep, dat ik met
mijn menigvuldige bezoeken beoogde meestal
bemoeide hij zich niet met ons en zat stil in ge
dachten voor het venster.
Bij de eerste woorden, die ik sprak, bleek echter,
dat hij van alles op de hoogte was. Voor den vorm
had ik hem toestemming willen vragen, hoewel
Yvonne voor de wet onafhankelijk was. Hij liet ine
echter niet uitspreken.
„Word gelukkig, m'n jongen," zei hij met iets
vaderlijks in zijn stem. „Yvonne verdient het en ik
ben overtuigd, dat ze je alles zal geven, wat je van
een volmaakt huwelijk verwachten kunt...."
Yvonne was er niet en bij dit eerste vertrouwelijk
samenzijn trof mij de har
telijkheid van den ouden
heer. Hij sprak over Yvon
ne's ouders, zeij dat zij
maar een klein persoonlijk
vermogen bezat en dat de
boschgronden rond het
blokhuis allang vervreemd
waren. Het waren zaken,
waarvoor ik niet de min
ste belangstelling koesterde
en verheugd sprong ik op,
toen hij me glimlachend
verzocht, Yvonne nu maar
té roepen.
Dien dag vierden we
ons verlovingsfeest in de
groote hal, die vroeger
als eetzaal had gediend en
waar voor het eerst de
haard brandde. Ilet was
een fantastisch gezicht,
toen de vlammen in de
open schouw met die op
eengestapelde houtblokken
begonnen te spelen. De
schoorsteen zoog den rook
onmiddellijk naar boven,
zoodat het open vuur niet
het minst hinderlijk was.
Van dien dag af bleef
de schouw doorbranden.
Bijna eiken avond zat ik
met Yvonne voor het vuur
hand in hand naar de
spelende en knetterende
vlammen te staren. Hubert
Montgomery zat in een
gemakkelijken stoel in onze nabijheid. Droomend
als wij, maar met dit verschil, dat hij zijn gedachten
in het verleden begroef. Aan óns was de toekomst
van een verleden konden wij nog nauwelijks
spreken.
Op een dag, toen ik door omstandigheden ge
dwongen was geweest, mijn dagelijksche bezoeken
aan Nieuw Land voor een week te onderbreken,
kreeg ik een kort briefje van Yvonne.
„Ik maak me ongerust over oom Hubert kom
je eens gauw 1"
Ik liet terstond mijn werk in den steek en begaf
me naar Nieuw Land. Het was November en vinnig
kond. Yvonne zag me den tuin inkomen en liep me
tegemoet. Haar gezicht stond bezorgd.
„Hallo, wat is er aan de hand V' vroeg ik onge
rust. „Is oom Hubert ziek
„Neen, hij ligt althans niet in bed. Hij spreekt
alleen maar zoo raar. De heele week heeft hij al
gezegd, dat het nog maar een paar dagen duren zou.
En als ik hem dan vraag wat, dan wijst hij op zijn
hart."
Het leek me niet zoo heel vreemd, dat zoo'n oude
man als hij, al was hij oogenschijnlijk gezond, zijn
einde voelde naderen. Ik had tenminste wel meer
gehoord, dat oude menschen, die nooit ziek waren
geweest, zich bewust waren, dat hun levensvlam
langzaam werd getemperd, om dan plotseling te
worden gedoofd.
Ik stelde haar nochtans zoo goed mogelijk gerust
en ging naar binnen. Hubert Montgomery zat op zijn
gewone plaats bij het vuur. Zijn gestalte was in
elkaar gedoken en zijn oogen staarden strak in de
vlammen. Hij hoorde mij niet en evenmin scheen mijn
stem tot hem door te dringen. Ik moest zijn schou
der aanraken, voor hij zich mijn aanwezigheid be
wust werd.
Hij keek mij aan en op zijn oud, gerimpeld gezicht
verscheen een glimlach. „Ik ben blij, dat je gekomen
bent," zei hij met een matte stem. Yvonne zei, dat
ik je vorige week voor het laatst had gezien."
Yvonne schudde het hoofd om mij te beduiden,
dat zij zooiets volstrekt niet gezegd had. De oude
man scheen thans inderdaad in de war te zijn. Ik
dacht erover, Jean om een dokter te sturen.
De oude bediende kwam juist met een groot hout
blok de hal binnen. Het was een stuk boomstam met
schors en al en minstens zestig centimeter lang. Haas
tig schoot ik toe, om hem behulpzaam te zijn.
„Pas op," waarschuwde hij. „Het krioelt van de
mieren."
In het stuk boomstam zat een diep gat, bekleed
met schors oogenschijnlijk een speling van de
natuur. Het diende tot verblijf van duizenden mie
ren, die verontrust in en uit kropen.
Op een herfstigen avond gaf zij met een stom hoofd
knikje antwoord op zekere gewichtigs vraag.
„Een. twee 1" telde Jean. Het zware houtblok
kwam boven op de andere terecht en verspreidde
een faritastischen vonkenregen door de schouw. Ik
keek er even naar en wendde me toen weer tot den
ouden man.
„Hoe voelt u zich, oom Hubert U lijkt me wat
moe. Zou ik eens een dokter laten komen en hem
om een drankje vragen, waarvan u rustig slapen
kunt
Ik wist, dat hij nooit van een dokter had willen
weten en hij maakte terstond een heftig gebaar.
„Géén dokter. Hij kan er toch niets aan doen. Er is
niets mees te dokteren. Vandaag, of morgen, mis
schien
Zijn hoofd zonk voorover en zijn stem ging over in
een gemurmel, dat ik niet verstond. Het werd me
duidelijk, dat het inderdaad afliep met den ouden
man. Ik keek Yvonne eens aan en toen .Jean. En al
lebei knikten ze er moest maar een dokter komen.
Jean ging heen, om een farmer in de buurt te ver
zoeken een dokter op te bellen. Toen hij terugkeerde,
zat Hubert Montgomery nog in dezelfde houding
in zijn stoel ietwat gebogen, verschrompeld naar
het scheen, en met zijn glazige oogen strak in het
houtvuur starend. Y'vonne en ik stonden ieder aan
een zij naast hem bevreesd, dat hij eensklaps
voorover zou vallen.
En toen zagen we het eensklaps geschieden wat
een wonder leek. Jean greep een pookijzer en rakelde
het vuur eens op. Het groote houtblok viel uit el
kander in gloeiende stukken. En onmiddellijk daarop
liep er een koortsige siddering door de gebroken ge
stalte in den stoel. Hubert Montgomery richtte zich
wat op en wees naar het vuur. Zijn hand beefde.
„Een vuur van diamanten," klonk het fluisterend
van zijn lippen. „De Montgomery-diamanten
Wij keken ademloos en verstomd. Daar in het
vuur, tusschen de gloeiende houtdeelen, flonkerde
een menigte diamanten. Diamanten helder als water,
blauw als de ijle lucht en rose als de nimbus, waar
mee de zon haar ondergang omweeft. Zij straalden,
vonkten en flonkerden met verblindende pracht
een diamanten vuur, waaruit in alle richtingen blik
sems flitsten.
Hoelang wij daar zoo stonden, hebben wij nooit
geweten. Maar Yvonne slaakte een zachten kreet en
die bracht me tot mezelf. Hubert Montgomery had
zich achterover gelegd. Op zijn vredig gelaat lag een
glimlach en zijn oogen, doode oogen, staarden naar
het vuur
„Het diamanten vuur heeft zijn hart geschroeid,"
zei Y'vonne met een snik.