VAN KONINGSDOCHTERS EN HAAR
VEELBEWOGEN LEVENSLOT
■mHBSHBBbB
30
Kroonprins Rudolf maakt kennis
met Marie Freiin van Vetsera, een
zeventienjarige debutante in de
Weensche aristocratische wereld.
Geërgerd onderbreekt keizer Franz Joseph zijn
schoondochter. Wat verbeeldt ze zich 1 Rudolf is
zoo gezond als een visch, hoogstens wat overspan
nen. Al het overige is kletspraat.
Stéphanie kan gaan.
Op een bal bij den Duitschen gezant, den prins
Renss, ontmoet zij de kleine Vetsera, over wie men
haar gesproken heeft. Ook deze is 'n achttienjarige:
maar welk een verschil tusschen de Levantjjnsche en
Stéphanie
Gedurende enkele seconden staan beide vrouwen
zwijgend tegenover elkaar. Voor geen der hovelingen
en diplomaten is, hetgeen zich hier afspeelt, een
raadsel. En de kleine Vetsera, moedig als slechts een
vrouw kan zijn, die zich bemind weet, wil het hoofd
niet buigen voor een groet. Hoonend, uitdagend,
vol verachting staart zij de kroonprinses aan. Dan
trappelt ze tot tweemaal toe met de voeten op den
vloer, als een ongebreideld, ongeduldig jong paard,
totdat haar ontzette moeder haar haastig meetrekt
buiten de zaal
Het kan natuurlijk niet uitblijven, of ook keizer
Franz Joseph komen geruchten ter oore, waarinde
naam van de jeugdige Oostersche schoonheid wordt
genoemd in verband met zijn zoon. De grijze mo
narch, die een dergelijke houding van den kroon-
Nog een portret uit de negentiger jaren van kroon
prinses Stéphanie van België, later gravin Lönyay.
Er zijn intusschen prinses Stéphanie geruchten
ter oore gekomen, waarin de naam van een
der buitenbezittingen van haar echtgenoot,
het slot Mayerling, en die eener jonge, beeld -
schoone barones, zekere Marie Vetsera, worden ge
noemd. De laatste zou een Grieksche of zelfs een
Amerikaansche vrouw zijn, wier moeder, na haar
vermogen verbrast te hebben, een leven van schoo-
nen schijn leidt in een paleis te Weenen.
Is het ijverzucht, welke Stéphanie bij het verne
men dier geruchten aangrijpt Jaloezie Of is het
alleen gewonde ijdelheid 1 Of nog is ze werkelijk
bezorgd voor Rudolf, haar gemaal, voor zijn eer en
zijn naam
Zij waagt het, zonder een audiëntie te hebben aan
gevraagd, bij den keizer door te dringen. Zij vreest,
dat Rudolf in handen is
gevallen van vijanden, uit
geleverd aan gevaarlijke
machten. Men fluistert
zelfs, dat hij met plannen
rondloopt, een staatsgreep
te doen, misschien Hon
garije van Oostenrijk wil
losscheuren, en zich tot
koning van Hongarije wil
laten uitroepen. Maar hoe
zal ze dit onbetamelijke
nieuws meedeelen aan de
zen ongevoeligen, fantasie-
loozen grijsaard, die niets
anders kent dan diploma
tieke correctheid, dan
stugge vormelijkheid 1
E venal j ze als kind
voor haar vader stond, vol
angst en beven, staat ze nu
voor den ouden monarch,
en ze weet slechts enkele
hulpelooze woorden te
stamelen.
Rudolfziek
Een oude foto van koning
Leopold II van België, met
zijn derde dochter, prinses
Clémentine, in de dagen der
koloniale feesten.
Keizer Franz Joseph van Oostenrijk.
prins natuurlijk allerminst kan dulden, haast zich,
tusschenbeide te komen. Opgewonden scènes tus
schen vader en zoon blijven natuurlijk niet uit. Ver
wijten over en weer brengen slechts een telkens
grootere verwijdering tusschen hen. Maar ondanks
Marie Vetsera, die met kroonprins Budolf van Oos
tenrijk een gewelddadigen dood stierf in 1889.
alles heeft het gedurende eenigen tijd allen schijn er
van, dat de kroonprins zijn betrekkingen met
Marie Vetsera zal opgeven.
Doch dan valt plotseling op dien gedenkwaar-
digen dertigsten Januari 1889, waarvan de geschied
schrijvers zeggen, dat hij eigenlijk de sterfdag was
der dubbel-monarchie, de verpletterende slag.
Terwijl Stéphanie bezig is zangles te nemen,
betreedt de grootmeesteres gravin Rostiz-Rieneck
de muziekkamer. De hofdame is zeer bleek, als ze
Stéphanie verzoekt, de les te willen afbreken.
In den naastgelegen salon staan 'n oogenblik later
de beide vrouwen tegenover elkaar. Met moeite
stamelt de gravin enkele woorden, mompelt iets over
slechte berichten uit Mayerling, een ongeluk.
Plotseling begrijpt Stéphanie alles
„Hij is dood roept ze uit, en de stem, waarmee
ze deze woorden spreekt, komt haar zelf vreemd
voor.
De gravin kan niet anders dan bevestigend knik
ken. Als in een droom schrijdt de kroonprinses door
de koele vertrekken van den Hofburg. Ze weet
niet wat er met haar gebeurd is. Dan betreedt ze
de kamer, waarin de keizer bleek, maar buitengewoon
koel, onontroerd, in een
leunstoel zit.
Zij ziet hem voorbij, hij
is haar vreemd, er is niets
in hem dat haar aantrekt,
maar des te meer wordt
ze aangegrepen door de
gestalte der doodsbleeke
vrouw, die met verstrakte
trekken, met hoogopgericht
hoofd naast hem staat
Elisabeth, de keizerin.
Dit oogenblik is als een
terechtzitting.
De keizerin, de zwaar ge
troffen moeder, geeft haar,
Stéphanie, do schuld.