4 T 5 vroeg Giencannon. zei McFidd en liij boog den koopman met één verjaringKoop haring voor de besparing dichtte de koopman. „Zeepaling Versche gerookte paling, zóó uit zee ..Hoor je dien verraaier V „Ja, ik zal 'in palingen zich over de kar heen en sloe/ slag tegen den grond. Toen was er de eerste minuut groot tumult op de markt; en in de straten er omheen. Zelfs de dame, die er onwetens de oorzaak van was, hoorde het, terwijl zij in haar kraam de pan heen en weer liet hellen, om de sputterende margarine over den heelen bodem heen te krijgen en haar ongeduldigen klanten verzocht „Nog één oogenblikkie, heeren. Straks komt er heerlijke versche visch En er kwhm visch, in overvloedige hoeveelheid. Wankelend onder zijn last verscheen de heer McFidd, in zijn armen een tonijn dragend zoo groot als een klein roeibootje. Achter hem liep de lieer Glen- cannon, als een moderne Laocoon, vinnig te vechten met de kronkels van een levenden zeepaling, ruim twee meter lang. Uit zijn zakken en vóór uit zijn jekker staken de staarten van een menigte brasems, schollen en haringen. „Asjeblieft, juffrouw, hier heb je vischzei McFidd, min of meer onnoodig, terwijl hij den tonijn in de lengte door de deur manoeuvreerde. „En d'r is ginter nog meer," voegde Giencannon er aan toe, zijn boksijzer weer opbergend. „We hebben gezorgd, dat u crediet kreeg, zooveel als u maar wilt, dus als u nog wat moet hebben, een garnaal of een haai, dan zegt u 't maar Opgetogen boog Laura zich over het toonbankje en zij kuste hen beiden, smak, smak„Reuzeriep zij uit, met een hapering in haar stem. ,,'t Is. 't is zalig, om kennis te maken met zoo'n paar eerste klas galante schatten als jullie En opnieuw barstte zij in tranen uit. Dit was het begin der liefdeshistorie. Te beginnen met dien veelbewogen Zaterdagavond marcheerden in „Laura's Visch Salon" de zaken uitstekend. De heeren McFidd en Giencannon besteedden vele uren en groote sommen gelds aan haar smettelooze toonbank ridderlijk verslonden zij heele scholen visschen, maar steeds waren er tal van andere gasten aanwezig. Dus konden de verliefde knapen zich wel verheugen in haar voorspoed, maar zij konden haar nooit vertellen, wat er in hun harten woonde, zelfs niet, als zij ieder apart gingen. Tot nu toe was hun wedijver vriendschappelijk, al was er een bijna onmerkbare koelheid tusschen hen gekomen. Volgepropt met visch plachten zij weer aan boord te gaan, en te redeneeren over hun liefde, en hun punten van succes te vergelijken, hoe wel het succes lang niet was om over te roepen. Het kwam voor, dat McFidd zich een paar dagen den bevoorrechten vrijer voeldemaar daarna waren al de lachjes der schoone weer voor Giencannon. Zij kregen geen klaarheid. En de tijd werd maar steeds korter. Eindelijk, den ochtend vóór zij uit zouden varen, zei McFidd „Hoor eens, Giencannonmorgen gaan we 't zeegat uit, we blijven minstens vijf maanden weg, dus vóór we weggaan, moeten we weten, hoe 't zit." „Dat moeten we zéker," beaamde Giencannon. „We hebben zooveel visch verstouwd, dat we wel stekelvarkens lijken van de graten mijn scheer mes heeft er zoo'n massa kepen van, dat ik 't wel voor kam kan gebruiken. Bah Als ik alleen maar aan visch dénk, komt m'n keel in de hoogte en begint m'n arme stukgeprikte maag te bibberen als 'n ge barsten doedelzak. En toch weten we geen van tweeën, waar we aan toe zijn." „Precies. En ik zit vol galbulten," zei McFidd, over zijn schouder heenreikend en met zijn schroef - sleutel zijn iug krabbend. „Dus stel ik voor, dat we gelijk aan wal gaan, we zien haar te pakken te krijgen vóór d'r volk is en we zeggen d'r ronduit, dat ze moet kiezen." Giencannon zette zijn pet op. „Vooruit maar, McFiddzei hij eenvoudig. Toen zij de kraam betraden, was juffrouw Laura bezig een poon van de ingewanden te ontdoen. „Goeie hemel, wat zijn jullie vroeg vandaag verwelkomde zij hen, terwijl zij een handvol ingewikkelde machinerie loswerkte en met een ruk van haar hand in een emmer slingerde. „Zin in 'n lekker stukkie poon voor jullie laatste ontbijt, jongens Ik zal 'm fileeren en door de boter rollen en „Nou eh. viel McFidd haar in de rede, bleek om zijn neus, „eerlijk gezegd ehliever niet." „Wat krijgen we nou 1 Geen visch vanmorgen, meneer Mac sarde Giencannon zijn medeminnaar met geveinsde verbazing. „Enfin, als jij niet neemt, zal ik me 't pleizier ook maar ontzeggen Zonder er langer omheen te draaien, maakten zij het doel van hun bezoek bekend. Juffrouw Laura smolt in tranen. Maar haar bewonderaars hadden al lang tevoren opgemerkt, dat zij 't in huilerigheid ver re won van de juffrouw aan den snellen vliet. Ze schreide van vreugde als zij haar vriendelijk aan keken, ze schreide van verdriet als zij 't niét deden, en ze schreide zonder waarneembare reden op de grilligste momenten, zoodat het er heel aardig op leek, dat zij haar tranen op fust, had, gelijk een kroeg baas het bier. Nu smeekte zij de twee, tusschen snik ken en snuiven door, haar niet tot een keuze te dwingen. Zij beleed zeer innige gevoelens jegens hen beiden, maar kon nog niet zeggen, wie haar het naast aan 't hart lag. Morgen waren zij weg luid gekrijt en terwijl zij aan den anderen kant van de wereld ver toefden, en zich afgaven met Japansche riksja- meisjes en de brutale ukulele-danseressen van Ohio, zou zij haar hart doorspeuren, en bidden om licht. En als zij terugkwamen, zou zij hem verwachten ja, verwachtte zij hen, met haar antwoord. Toen zij zoover was, gierden haar klachten zoo ziel doorborend, dat de heeren McFidd en Giencannon met moeite hun aandrang bedwongen, om de hoofden naar achter te wippen en te huilen als honden bij vioolspel. Zelfs al hadden zij geweten wat zij zeggen moesten, dan had juffrouw Laura 't hen toch niet hóóren zeggen dus kusten zij haar beiden, ieder op een ziltige wang, keerden zich om en gingen, en zij stortte verdere tranen op den poon. 'Toen de Sherwood Forester den volgenden dag stroomaf naar zee stevende, waren de twee hoofd personen in de machinekamer droefgeestig gestemd. Wat een band van sympathie tusschen hen beiden had kunnen zijn, scheen zich te ontwikkelen tot een twistappel. Ieder hunner beschouwde, in zijn teleurstelling, den ander als een hinderlijken slag boom tusschen hém en zijn geluk. Na de eerste paar dagen spraken zij niet meer over het groote onder werp. Toen zij in de buurt van Gibraltar waren, spraken zij nog slechts woorden van één lettergreep, over welk onderwerp dan ook. Daarna spraken zij, buiten 't werk, heelemaal niet meer. Giencannon ging zich hoe langer hoe meer ergeren aan een paar plukjes haar, die uit de ooren van McFidd staken. McFidd, die met groote onverschilligheid at, werd tot een knorrige razernij opgezweept door de fatterigheid, waarmee Giencannon zijn vork met zijn zakdoek oppoetste en zijn thee van het schoteltje dronk. En toch waren dit nog maar een paar makke notities in het logboek van die reis vol haat een haat, die, zooals we gezien hebben, zelfs voort woekerde in hun droomen, dien mistigen morgen, toen de „Sherwood Forester" door de vredige wateren van den zeeboezem huiswaarts voer. Giencannon lachte in zijn slaap, toen hij de klok in den kathedraal-toren hoorde luiden in één vreugde om zijn huwelijk en om den dood van McFidd. Het groote gebouw was stampvol, zag hij de ont vangsten aan de hekken schatte hij op zes a acht millioen pond. Hij stond op het punt zich naar Laura te wenden en haar een poon aan te bieden, toen hij tot zijn ontsteltenis bemerkte, dat zijn mededinger zijn verspreide ledematen weer bijeen had gezameld en met opgeheven schroefsleutel onder de tram vandaan kwam. Met een gebaar van instinct bewoog Giencannon zijn hand naar den zak met het boks ijzer, doch hij werd o schrik gewaar, dat hij geen pantalon aanhad. Hij wilde vluchten, maar te laat. Met een wilden kreet sprong McFidd toe, hij zwaaide met den Engelschen sleutel en. „Bijna acht glazen, meneer 't Kwartier heeft al geslagen, meneer „Goeie, goeie Je ziet toch, dat ik wakker ben f" mopperde Giencannon tegen den man in de deur. Hij gaapte, rekte, stapte in zijn sloffen en trok zijn ketelpak aan. Toen deed hij de knip op de deur, haalde uit zijn la een dik pak, in Chineesche kran ten gewikkeld en draaide er met zorg een oude olie- jas omheen. Het was toen het jaar, dat de meeste elegante dames en bijna alle vleugelpiano's Spaansche sjaals droegen, die in werkelijkheid niet Spaansch waren, maar Chineesch. Door die populariteit haalden zij flinke prijzen in Londen. In dat pak van Giencannon zaten er twaalf één voor Laura, de rest om te ver- koopen alle van een pracht, die het penseel van „Wat heb jij hier rond te scharrelent'schraapte de stem van McFidd. een schilder en de pen van een schrijver tartte. Gien cannon kende echter de bemoeizucht van Zijner Majesteits douane-beambten, en dus vond hij 't niet wijs, in Londen aan te komen met die sjaals in zijn hut het leek hem voorzichtiger, ze voor een paar dagen elders te bergen, tot hij ze aan wal kon smok kelen, stuk voor stuk. Hij daalde de ladders af naar de hitte en het da verend rumoer van de machinekamer, pakte een lantaarn en begaf zich naar den ingang van den tunnel, 't Was nog vier minuten vóór acht glazen en Ferguson, de derde machinist, dien hij straks af moest lossen, had hem niet zien passeeren. De tunnel was een stalen koker, zooiets als een rioolgang, tusschen het waterdichte achterschot van de machinekamer en de luchtdrukbuizen in 't achterschip. De hoogte was nog geen anderhalve meter men kon er slechts gebukt doorheen, men voelde zich beklemd door de machine en de lading, en onder den voet waren de platen glibberig van de olie. Alles bijeen was het volstrekt geen wandel plaats voor menschen met engtevrees. Terwijl Giencannon zijn weg vond met het lichtje van de lantaarn bromde hij een vroolijk refrein op de maat met de machines en hij grinnikte zacht. „Elf sjaals tegen vijftien pond per stuk maakt honderdvijfenzestig pond aardig sommetje om 'n huishouden mee te beginnenDe twaalfde sjaal kan ze voor bruidsjapon gebruiken en. Uit de diepten van den tunnel schoot een bundel electrisch licht op hem toe. „Wat heb jij hier rond te scharrelen t" schraapte de stem van McFidd. „Wat denk je f" antwoordde Giencannon snoe verig. Hij liet het pak vallen en ging er vóór staan. „Ik moet direct de wacht overnemen, dus 't is mijn plicht, den boel hier na te kijken. Aan de hitte en den stank zou ik zeggen, dat weblij mogen zijn...." „Wat heb je in dat pak?" vroeg McFidd. „Wat heb jij in die blikjes en Giencannon wees met beschuldigend gebaar naar een twaalftal blin kende cylinders, die McFidd trachtte te verbergen achter een vierkant stuk juten zak. „Daar kan niets anders inzitten dan Chineesche opium, leelijke smokkelaarBij Laura komen met schandgeld in je handen, hè Je moest je schamen, meneer McFidd." „Schamen riep McFidd. „Schamen Heb jij je wel eens geschaamd, als je smokkelde Waar heb jij in Shanghai sjaals voor gekocht Om je leelijken neus te snuiten, hè Jij smokkelt niet, hè T Jij komt niet bij Laura met schandgeld in je handen, hè Jij bent een onschuldig lammetje. „Zij is gezond en opium is vergif," verdedigde Giencannon zich. „Zul je bij de douane merken, of zij gezond voor je is," smaalde McFidd. S/of op pag. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 5