4
T
5
vroeg Giencannon.
zei McFidd en liij boog
den koopman met één
verjaringKoop haring voor de besparing dichtte
de koopman. „Zeepaling Versche gerookte paling,
zóó uit zee
..Hoor je dien verraaier V
„Ja, ik zal 'in palingen
zich over de kar heen en sloe/
slag tegen den grond.
Toen was er de eerste minuut groot tumult op de
markt; en in de straten er omheen. Zelfs de dame,
die er onwetens de oorzaak van was, hoorde het,
terwijl zij in haar kraam de pan heen en weer liet
hellen, om de sputterende margarine over den heelen
bodem heen te krijgen en haar ongeduldigen klanten
verzocht „Nog één oogenblikkie, heeren. Straks
komt er heerlijke versche visch
En er kwhm visch, in overvloedige hoeveelheid.
Wankelend onder zijn last verscheen de heer McFidd,
in zijn armen een tonijn dragend zoo groot als een
klein roeibootje. Achter hem liep de lieer Glen-
cannon, als een moderne Laocoon, vinnig te vechten
met de kronkels van een levenden zeepaling, ruim
twee meter lang. Uit zijn zakken en vóór uit zijn
jekker staken de staarten van een menigte brasems,
schollen en haringen.
„Asjeblieft, juffrouw, hier heb je vischzei
McFidd, min of meer onnoodig, terwijl hij den tonijn
in de lengte door de deur manoeuvreerde.
„En d'r is ginter nog meer," voegde Giencannon
er aan toe, zijn boksijzer weer opbergend. „We
hebben gezorgd, dat u crediet kreeg, zooveel als
u maar wilt, dus als u nog wat moet hebben, een
garnaal of een haai, dan zegt u 't maar
Opgetogen boog Laura zich over het toonbankje
en zij kuste hen beiden, smak, smak„Reuzeriep
zij uit, met een hapering in haar stem. ,,'t Is.
't is zalig, om kennis te maken met zoo'n paar eerste
klas galante schatten als jullie En opnieuw barstte
zij in tranen uit.
Dit was het begin der liefdeshistorie.
Te beginnen met dien veelbewogen Zaterdagavond
marcheerden in „Laura's Visch Salon" de zaken
uitstekend.
De heeren McFidd en Giencannon besteedden vele
uren en groote sommen gelds aan haar smettelooze
toonbank ridderlijk verslonden zij heele scholen
visschen, maar steeds waren er tal van andere gasten
aanwezig. Dus konden de verliefde knapen zich wel
verheugen in haar voorspoed, maar zij konden haar
nooit vertellen, wat er in hun harten woonde, zelfs
niet, als zij ieder apart gingen.
Tot nu toe was hun wedijver vriendschappelijk,
al was er een bijna onmerkbare koelheid tusschen
hen gekomen. Volgepropt met visch plachten zij
weer aan boord te gaan, en te redeneeren over hun
liefde, en hun punten van succes te vergelijken, hoe
wel het succes lang niet was om over te roepen. Het
kwam voor, dat McFidd zich een paar dagen den
bevoorrechten vrijer voeldemaar daarna waren al
de lachjes der schoone weer voor Giencannon. Zij
kregen geen klaarheid. En de tijd werd maar steeds
korter. Eindelijk, den ochtend vóór zij uit zouden
varen, zei McFidd
„Hoor eens, Giencannonmorgen gaan we 't
zeegat uit, we blijven minstens vijf maanden weg,
dus vóór we weggaan, moeten we weten, hoe 't zit."
„Dat moeten we zéker," beaamde Giencannon.
„We hebben zooveel visch verstouwd, dat we wel
stekelvarkens lijken van de graten mijn scheer
mes heeft er zoo'n massa kepen van, dat ik 't wel
voor kam kan gebruiken. Bah Als ik alleen maar aan
visch dénk, komt m'n keel in de hoogte en begint
m'n arme stukgeprikte maag te bibberen als 'n ge
barsten doedelzak. En toch weten we geen van
tweeën, waar we aan toe zijn."
„Precies. En ik zit vol galbulten," zei McFidd,
over zijn schouder heenreikend en met zijn schroef -
sleutel zijn iug krabbend. „Dus stel ik voor, dat we
gelijk aan wal gaan, we zien haar te pakken te krijgen
vóór d'r volk is en we zeggen d'r ronduit, dat ze
moet kiezen."
Giencannon zette zijn pet op. „Vooruit maar,
McFiddzei hij eenvoudig. Toen zij de kraam
betraden, was juffrouw Laura bezig een poon van de
ingewanden te ontdoen. „Goeie hemel, wat zijn
jullie vroeg vandaag verwelkomde zij hen, terwijl
zij een handvol ingewikkelde machinerie loswerkte
en met een ruk van haar hand in een emmer slingerde.
„Zin in 'n lekker stukkie poon voor jullie laatste
ontbijt, jongens Ik zal 'm fileeren en door de boter
rollen en
„Nou eh. viel McFidd haar in de rede, bleek
om zijn neus, „eerlijk gezegd ehliever niet."
„Wat krijgen we nou 1 Geen visch vanmorgen,
meneer Mac sarde Giencannon zijn medeminnaar
met geveinsde verbazing. „Enfin, als jij niet neemt,
zal ik me 't pleizier ook maar ontzeggen
Zonder er langer omheen te draaien, maakten zij
het doel van hun bezoek bekend. Juffrouw Laura
smolt in tranen. Maar haar bewonderaars hadden al
lang tevoren opgemerkt, dat zij 't in huilerigheid ver
re won van de juffrouw aan den snellen vliet. Ze
schreide van vreugde als zij haar vriendelijk aan
keken, ze schreide van verdriet als zij 't niét deden,
en ze schreide zonder waarneembare reden op de
grilligste momenten, zoodat het er heel aardig op
leek, dat zij haar tranen op fust, had, gelijk een kroeg
baas het bier. Nu smeekte zij de twee, tusschen snik
ken en snuiven door, haar niet tot een keuze te
dwingen.
Zij beleed zeer innige gevoelens jegens hen beiden,
maar kon nog niet zeggen, wie haar het naast aan 't
hart lag. Morgen waren zij weg luid gekrijt en
terwijl zij aan den anderen kant van de wereld ver
toefden, en zich afgaven met Japansche riksja-
meisjes en de brutale ukulele-danseressen van Ohio,
zou zij haar hart doorspeuren, en bidden om licht.
En als zij terugkwamen, zou zij hem verwachten
ja, verwachtte zij hen, met haar antwoord.
Toen zij zoover was, gierden haar klachten zoo ziel
doorborend, dat de heeren McFidd en Giencannon
met moeite hun aandrang bedwongen, om de hoofden
naar achter te wippen en te huilen als honden bij
vioolspel. Zelfs al hadden zij geweten wat zij zeggen
moesten, dan had juffrouw Laura 't hen toch niet
hóóren zeggen dus kusten zij haar beiden, ieder op
een ziltige wang, keerden zich om en gingen, en zij
stortte verdere tranen op den poon.
'Toen de Sherwood Forester den volgenden dag
stroomaf naar zee stevende, waren de twee hoofd
personen in de machinekamer droefgeestig gestemd.
Wat een band van sympathie tusschen hen beiden
had kunnen zijn, scheen zich te ontwikkelen tot
een twistappel. Ieder hunner beschouwde, in zijn
teleurstelling, den ander als een hinderlijken slag
boom tusschen hém en zijn geluk. Na de eerste paar
dagen spraken zij niet meer over het groote onder
werp. Toen zij in de buurt van Gibraltar waren,
spraken zij nog slechts woorden van één lettergreep,
over welk onderwerp dan ook. Daarna spraken zij,
buiten 't werk, heelemaal niet meer. Giencannon
ging zich hoe langer hoe meer ergeren aan een paar
plukjes haar, die uit de ooren van McFidd staken.
McFidd, die met groote onverschilligheid at, werd
tot een knorrige razernij opgezweept door de
fatterigheid, waarmee Giencannon zijn vork met zijn
zakdoek oppoetste en zijn thee van het schoteltje
dronk. En toch waren dit nog maar een paar makke
notities in het logboek van die reis vol haat een
haat, die, zooals we gezien hebben, zelfs voort
woekerde in hun droomen, dien mistigen morgen,
toen de „Sherwood Forester" door de vredige wateren
van den zeeboezem huiswaarts voer.
Giencannon lachte in zijn slaap, toen hij de klok
in den kathedraal-toren hoorde luiden in één vreugde
om zijn huwelijk en om den dood van McFidd. Het
groote gebouw was stampvol, zag hij de ont
vangsten aan de hekken schatte hij op zes a acht
millioen pond. Hij stond op het punt zich naar Laura
te wenden en haar een poon aan te bieden, toen hij
tot zijn ontsteltenis bemerkte, dat zijn mededinger
zijn verspreide ledematen weer bijeen had gezameld
en met opgeheven schroefsleutel onder de tram
vandaan kwam. Met een gebaar van instinct bewoog
Giencannon zijn hand naar den zak met het boks
ijzer, doch hij werd o schrik gewaar, dat
hij geen pantalon aanhad. Hij wilde vluchten, maar
te laat. Met een wilden kreet sprong McFidd toe,
hij zwaaide met den Engelschen sleutel en.
„Bijna acht glazen, meneer 't Kwartier heeft
al geslagen, meneer
„Goeie, goeie Je ziet toch, dat ik wakker ben f"
mopperde Giencannon tegen den man in de deur.
Hij gaapte, rekte, stapte in zijn sloffen en trok zijn
ketelpak aan. Toen deed hij de knip op de deur,
haalde uit zijn la een dik pak, in Chineesche kran
ten gewikkeld en draaide er met zorg een oude olie-
jas omheen.
Het was toen het jaar, dat de meeste elegante
dames en bijna alle vleugelpiano's Spaansche sjaals
droegen, die in werkelijkheid niet Spaansch waren,
maar Chineesch. Door die populariteit haalden zij
flinke prijzen in Londen. In dat pak van Giencannon
zaten er twaalf één voor Laura, de rest om te ver-
koopen alle van een pracht, die het penseel van
„Wat heb jij hier rond te scharrelent'schraapte de
stem van McFidd.
een schilder en de pen van een schrijver tartte. Gien
cannon kende echter de bemoeizucht van Zijner
Majesteits douane-beambten, en dus vond hij 't niet
wijs, in Londen aan te komen met die sjaals in zijn
hut het leek hem voorzichtiger, ze voor een paar
dagen elders te bergen, tot hij ze aan wal kon smok
kelen, stuk voor stuk.
Hij daalde de ladders af naar de hitte en het da
verend rumoer van de machinekamer, pakte een
lantaarn en begaf zich naar den ingang van den
tunnel, 't Was nog vier minuten vóór acht glazen
en Ferguson, de derde machinist, dien hij straks af
moest lossen, had hem niet zien passeeren.
De tunnel was een stalen koker, zooiets als een
rioolgang, tusschen het waterdichte achterschot
van de machinekamer en de luchtdrukbuizen in 't
achterschip. De hoogte was nog geen anderhalve
meter men kon er slechts gebukt doorheen, men
voelde zich beklemd door de machine en de lading,
en onder den voet waren de platen glibberig van de
olie. Alles bijeen was het volstrekt geen wandel
plaats voor menschen met engtevrees.
Terwijl Giencannon zijn weg vond met het lichtje
van de lantaarn bromde hij een vroolijk refrein op
de maat met de machines en hij grinnikte zacht.
„Elf sjaals tegen vijftien pond per stuk maakt
honderdvijfenzestig pond aardig sommetje om
'n huishouden mee te beginnenDe twaalfde sjaal
kan ze voor bruidsjapon gebruiken en.
Uit de diepten van den tunnel schoot een bundel
electrisch licht op hem toe. „Wat heb jij hier rond
te scharrelen t" schraapte de stem van McFidd.
„Wat denk je f" antwoordde Giencannon snoe
verig. Hij liet het pak vallen en ging er vóór staan.
„Ik moet direct de wacht overnemen, dus 't is
mijn plicht, den boel hier na te kijken. Aan de hitte
en den stank zou ik zeggen, dat weblij mogen zijn...."
„Wat heb je in dat pak?" vroeg McFidd.
„Wat heb jij in die blikjes en Giencannon wees
met beschuldigend gebaar naar een twaalftal blin
kende cylinders, die McFidd trachtte te verbergen
achter een vierkant stuk juten zak. „Daar kan
niets anders inzitten dan Chineesche opium, leelijke
smokkelaarBij Laura komen met schandgeld in je
handen, hè Je moest je schamen, meneer McFidd."
„Schamen riep McFidd. „Schamen Heb jij je
wel eens geschaamd, als je smokkelde Waar heb
jij in Shanghai sjaals voor gekocht Om je leelijken
neus te snuiten, hè Jij smokkelt niet, hè T Jij komt
niet bij Laura met schandgeld in je handen, hè
Jij bent een onschuldig lammetje.
„Zij is gezond en opium is vergif," verdedigde
Giencannon zich.
„Zul je bij de douane merken, of zij gezond voor
je is,"
smaalde McFidd.
S/of op pag. 35