5 zijn vader hem weer bij zich en liet hem zien hoe hij een platten knoop, een mastworp en een paalsteek moest leggen. Hij deed het hem voor, zeer langzaam, slechts tweemaal. Toen gaf hij Jimmy het touw en stond hem toe twee fouten te maken. Voor de derde en iedere daarop volgende vergissing kreeg hij den riem. Den eersten keer, dat hij in den mast klom, en de Trush in een lichten storm nogal heftig deinde, durfde hij niet verder en klemde zich stijf van angst tegen het touwwerk van het stenggewant aan. Kapitein Harcourt stuurde onmiddellijk den tweeden stuurman naar omhoog om hem met een dik stuk touw zijn bangheid af te leeren. Jimmy moest harder werken d^n de anderen, hij mocht zelden onder de veilige bescherming van den eersten stuurman aan wal en in de eerste twee jar n van zijn slavernij kreeg hij niets anders dan voedsel en kleeding als loon. Hoewel het den stuurlieden en anderen leden van de bemanning vreemd zou zijn voorgekomen Jimmy Harcourt had er zelfs nog nooit aan gedacht, het schip te verlaten. Noch had hij ooit eenigen wrok tegen zijn vader gekoesterd. Weliswaar gebeurde het wel eens, dat hij zich verwonderde over de onredelijke berispingen of straffen, die hij kreeg, maar deze verwondering werd snel weggevaagd door de vaste overtuiging, dat kapitein Harcourt niet verkeerd deed of kon doen. Van zijn prilste jeugd af was hij doordrongen met de zekerheid, dat zijn vader een romantische figuur was, zoo iemand als de heldhaftigste zeelieden uit het verleden, waarover hij zoovele geheimzinnige verhalen gelezen had nooit kwam het in hem op, dat hij mishandeld werd. Hij vond het prachtig en juichte heimelijk, wan neer hij zag, dat de officieren en verdere bemanning een bevel van zijn vader onmiddellijk en zonder tegenstribbelen gehoorzaamden; maar zijn vreugde steeg ten top, toen er op zekeren keer bij de vloe kende en bijna muitende bemanning één was, die ondanks alles erkende, dat de oude baas zijn vak verstond en door-en-door een zeeman was. Jimmy bleef zijn vader vereeren. Als hij een pak slaag kreeg was hij onverschillig en berustte erin, soms zelfs vond hij het bijna prettig, daar zijn vader dan weer eens aan zijn bestaan herinnerd werd, want hij vond niets zoo erg als genegeerd te worden. En als er een heel enkelen keer een norsch woord van lof over zijn werk van kapitein Hareourt's lippen kwam, voelde hij zich dagen lang gelukkig. En nooit had de arme jongen het vermoeden, dat eigenlijk zijn moeder de indirecte oorzaak ge weest was van dit onbarmhartige optreden van zijn vader. Hij had zelfs nooit meer aan zijn moeder gedachthij had maar één wensch een kerel, een zeeman te worden. Op den eersten dag van zijn dertiende levensjaar, na twee jaren hard werken, liet zijn vader hem bij zich komen, kort nadat hij een nieuwe bemanning voor de volgende reis had aangemonsterd. „Ik beschouw je nu als een gewoon zeeman," had kapitein Harcourt kortaf gezegd. „Je gaat geld verdienen en van nu af aan zul je zelf voor je uit rusting moeten zorgen." „Dank u, mijnheer," antwoordde Jimmy, en keek zijn vader met heldere, vurige oogen aan. Hij was wat steviger geworden sinds den eersten keer, dat hij in de kapiteins-hut was geweest, waar ook dit gesprek plaats vond. Een flinke kerel zal er nooit uit groeien, peinsde zijn vader grimmig, maar er was misschien toch wel iets van te maken. „Je hoeft me niet te bedanken," beet hij den jongen toe. „Breng je boeltje maar in 't vooronder. Je hoort nu bij de bemanning." Meer zei hij niet, maar het was voldoende. Van toen af aan werd het een beetje makkelijker en al was kapitein Harcourt nog zoo hard, hij was redelijk. Hij had van z'n zoon een matroos gemaakt, zoodat hij nu gelijk stond met de anderen. En omdat Jimmy het schip van binnen en van buiten kende en wist wat hij te doen had, kwamen berispingen en straffen steeds minder voor maakte hij echter eens een foutje en kwam dit aan het licht, dan werd hij door kapitein Harcourt met de oude strengheid behandeld. Twee jaar later was Jimmy een volslagen zeeman en betaalde zijn vader hem ook zijn volle gage. Kapitein Harcourt trok er zich nooit iets van aan, hoe de jongen dit geld gebruikte, en hij liet hem ook niet meer onder geleide van anderen aan wal gaan. Als hij den jongen niet capabel had geacht, om het werk van een volwassen man te verrichten, zou hij hem geen opslag hebben gegeven en daar hij nu man was, moest hij ook als zoodanig behandeld worden. „Laat hem maar leeren," zei hij norsch. „Hij staat nu op zijn eigen beenen en als hij iets van mij in zich heeft, zal hij er best komen. En als dat niet zoo is. Hij haalde zijn schouders op en liet het er bij. Even later uitte hij een verwensehing, ver baasd over zichzelf, dat zijn gedachten naar den jongen waren afgedwaald, dat hij zelfs met eenigen trots op zijn zoon had neergezien. Een jongen van nog geen vijftien jaar, die er al zijn mocht als zee man En om dit moment van weekheid te vergeten, liet hj| het Jimmy weer ontgelden hij vitte op alles en sloeg hem iederen dag. Maar ook dit ging voorbij en nieuwe tijden braken aan. Toen Jimmy nauwelijks zeventien jaar was, „afgericht" door zijn vader met den onvermijde- lijken riem, moest hij zijn examen voor tweeden stuurman afleggen. Hij zakte, meer door zenuwach tigheid en verlegenheid voor de examinatoren dan door onkunde. Maar de aframmeling, die hij daar voor van zijn vader ontving, leek zelfs den verharden zeelui te bar. ,,'t Is toch maar een kranig jog," vond de tweede stuurman in een gesprek met zijn collega. „Hij vertrok geen spier, toen hij dat pak slaag kreeg. Maar 't is nu een man, hij zal best weten wat ie doet. 't Zal me heusch niet verwonderen wanneer hij er vandaag of morgen tusschenuit trekt." Acht maanden later, toen Jimmy weer examen moest doen, slaagde hij met zooveel lof, dat een van de oude examinatoren, die zijn vader kende, de moeite nam hem te schrijven en te complimenteeren met zoo'n zoon. Kapitein Harcourt was in de club, toen hij dezen brief las. Mopperend verscheurde hij hem, en luid ruchtig, met veel gebaren, vertelde hij den inhoud aan een paar boezemvrienden. Kapitein Harcourt stuurde onmiddellijk den tweeden stuurman naar omhoog „Nu denkt ie natuurlijk, dat ie er is. maar dat zullen we er wel uit meppen Een kwartier later, toen dit voorval reeds lang vergeten was, veroorzaakte hij eenige opwinding in de club door zijn vrienden een rondje te geven. „Mijn veertigste jaar dat ik bevel voer," schreeuw de hij ruw. „Veertig jaar vandaag, dat moet gevierd worden." Hij dronk snel zijn glas leeg, zette het woest neer en vertrok. Een van de aanwezige kapiteins krabde eens op zijn hoofd. „Veertig jaar peinsde hij. „De kerel is gek. Voor zoover ik weet heeft hij het commando nu minstens al drieënveertig jaar. Zijn geheugen is zeker op den loop." Een van hen lachte luid en wees op de snippers van den brief, die op den grond lagen. „Ik denk dat we ons rondje daaraan te danken hebben," zei hij lachend, en de conversatie over 't onderwerp was hiermede afgeloopen. Aan boord van de Trush liet kapitein Harcourt vzijn zoon wederom in de hut komen en staarde hem kregelig aan. Hij bekeek een jongen man van nor male lengte, forsch gebouwd, een stoeren kop met vaste, donkere oogen, glad, door de zon gebleekt haar, een fijnen mond met trekken als die van een vrouw en een bronzen huid. „Zoo, dus je bent er eindelijk doorgekomen," snauwde kapitein Harcourt. ,,'t Werd wel tijd. Ik hoorde zoojuist, dat je het maar amper gehaald hebt. Als ik in de examen-commissie had gezeten, had ik je teruggestuurd, en je eerst nog eens een maand of zes laten ploeteren." Zijn zoon stond kaarsrecht en rustig.. Hij was den laatsten tijd steeds erg kalm en dat maakte kapiteüi Harcourt nijdig. „Waar is je diploma „In mijn hut, meneer." .„Haal het, zet het in de lijst van den tweeden stuurman en breng je uniform mee. Voor deze reis zal er geen tweede stuurman aanmonsteren." „Uitstekend, mijnheer." Kapitein Harcourt wachtte onbeweeglijk totdat zijn zoon was teruggekeerd met zijn uitrusting hij bleef stil totdat het nieuwe certificaat omlijst was. Toen maakte hij grimmig zijn riem los. „Je bent nu officier," stelde hij vast, „en ik zal je voortaan niet meer in aanwezigheid van anderen slaan maar als officier zul je drie dingen moeten onthouden. Zeg ze me na en draai je om." Jimmy Harcourt, getraind in de ijzeren discipline, van de Trush, gehoorzaamde onmiddellijk. „De eerste zorg van een officier is zijn schip." „De eerste zorg van een officier is zijn schip," sprak Jimmy woordelijk na. De riem zwiepte met volle kracht naar omlaag en deed hem wankelen. Hij gaf geen enkel geluid. „De tweede zorg van een officier is zijn bemanning, ter wille van het schip." „De tweede zorg van een officier is zijn bemanning, ter wille van het schip," herhaalde Jimmy met witte lippen, en de riem kwam weer striemend op hem neer. „En het derde wat je moet onthouden," zei kapi tein Harcourt onbarmhartig, „is, dat daar nooit iets tusschen mag komen. Niets. Verstaan „Ja, mijnheer," antwoordde Jimmy. „Niets," en met een zwakke, droge stem herhaalde hij nogmaals de woorden van zijn vader. En de riem drong weer in zijn lichaam. Kapitein Harcourt haalde een flesch whisky te voorschijn en schonk twee glazen in. „Het is ge woonte," sprak hij, bruusk zijn ongewone houding verklarend, „om een nieuw diploma in te zegenen. Geluk dus." Met een eenigszins onvaste hand nam Jimmy zijn glas op en dronk. „In orde," vervolgde kapitein Harcourt, toen deze korte ceremonie geëindigd was. „Vanmiddag laden we in, zooals je bemerken zult, mijnheer Harcourt." „Ja, mijnheer," zei de nieuwe tweede stuurman, en automatisch, volgens de gewoonte van zeven jaar, tikte hij aan zijn pet om te salueeren. Kapitein Harcourt fronste zijn voorhoofd toen zijn zoon heenging en streek met zijn hand door zijn baard. „Eén vergissing en ik degradeer hem," mompelde hij onheilspellend. „Zoon of geen zoon, als ie zijn werk niet verstaat, gaat ie onherroepelijk waar hij thuishoort. Een volwassen man, met een tweede stuurmansdiploma jn zijn zak, die zich laat slaan als een kind. Ik snap er niets van. Bah." Vervolg op pag 1?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 5