EEN KERSTNACHT IN EEN
DONKER LAANTJE
door
C. Locker Ldol
16
Als Lester Harrison zijn oom Joe maar hall'
zoo goed had gekend als hij zichzelf kende,
zou hij er beslist niet aan hebben gedacht,
de verre reis van Bengalen naar Engeland
te maken 0111 het Kerstfeest met hem te vieren. Toen
hij echter dien middag in Croydon uit het vliegtuig
van Parijs stapte, was hij nog vervuld van hoog
gespannen verwachtingen en na een afwezigheid van
zes jaar zoo blij als een schooljongen, die met
vacantie gaat.
Het was de dag voor Kerstmis. Zes dagen geleden
had hij op zijn eenzame bungalow in het hartje van
Bengalen toevallig in een oude krant gelezen, dat
Joe Harrison na een dertigjarig verblijf in Amerika
teruggekeerd was naar zijn geboorteplaats Benham
en zich gevestigd had in „Nightingale Cottage".
Dit onbeteekenende berichtje had een machtige
uitwerking op hem gehad. Voor het eerst had hij
zich eenzaam gevoeld en in een vreemd land. De
Kerstmis stond voor de deur en met een huivering
had hij gedacht aan de doodelijke verveling, waaraan
hij die dagen ten prooi zou zijn. Hij had zich aange
grepen gevoeld door heimwee naar de in dit jaarge
tijde in nevels gehulde heuvels van bussex, naar
het vriendelijke Benham en naar de kilte en den
mist, die bezit hadden genomen van de valleien. Hij
had een visioen gekregen van een gezellig verblijf
op „Nightingale Cottage", van een met hulst en
mistletoe versierde tafel en van een heerlijk diner,
met kalkoeu, truffels en een vlammenden plum
pudding. En toen was eensklaps zijn besluit geno
men. Hij ging kennismaken met ooin Joe en het
Kerstfeest met hem vieren, al had deze dan ook in
geen dertig jaar naar zijn familie omgekeken. Hij had
maar één oom en die oom had maar één neef en die
twee hoorden elkander na te staan als vader en zoon
Londen was vervuld van de bedrijvigheid en de
intimiteit van het Kerstfeest. Het deed goed weer
eens thuis te zijn na een lange afwezigheid. Hij kocht
een aantal geschenken, gebruikte een late lunch en
bedacht eindelijk, dat het goed zou zijn, als hij zijn
komst vooraf aankondigde. Dus verzond hij een
hartelijk telegram „Zooeven gearriveerd uit Beuga
len. Mag ik het Kerstfeest bij u komen vieren?
Hoop vanavond welkom te zijn. Hartelijke wensclien
vooraf."
Hij onderteekende met zijn vollen naam het
was niet onmogelijk, dat oom Joe van het bestaan
van een neef zelfs niet het flauwste vermoeden had.
Toen begaf hij zich naar den trein en vroeg zich
tijdens de reis nieuwsgierig af, hoe Joe Harrison zou
zijn en hoe hij hem ontvangen zou
Ruth Corell had dien middag den laten dienst op
het postkantoortje van Benham. Zij zat moederziel
alleen bij de kachel en keek ongeduldig naar de
wijzers van de klok, die vanmiddag van geen opschie
ten wilden weten. Thuis wachtten de Kerstboom, de
Kerstgans en de plumpudding en zoolang zij hier zat,
was er niemand, die zich aan al die heerlijkheden
verlustigen kon.
Eensklaps begon het seintoestel te tikken. „Ben
ham, Sussex Benham, Sussex.
Een telegram was iets bijzonders voor Benham,
dat nog geen duizend zielen telde. Zij gaf het
antwoordteeken en toen het telegram dóór was, las
ze verrast de onderteekening.
„Van Lester Harrison zou hij voorgoed hier-
blijven
Zij had met Lester schoolgegaan en was later met
hem bevriend gebleven. En zij kon zich hem nog heel
goed herinneren met zijn bruine oogen en het kuiltje
in zijn kin. Zij glimlachte stil, toen die bijzonder
heden haar invielen. Vlug schreef zij het telegram
over en schelde Berry, dén postbode, die boven het
kantoor woonde.
„Een telegram voor de Cottage, Berry. Haast je
maar een beetje, anders is Lester Harrison er nog
eerder dan jij."
Toen Berry weg- was, sprongen haar gedachten
weer zes jaar'terug naar den dag, toen ze Lester
voor het laatst had gezien. En nieuwsgierig vroeg zij
zich af, hoe hij geworden zou zijn en of hij haar nog
herkennen zou 11a zoo'11 langen tijd.
Joe Harrison zat dien middag in zijn eentje voor
het haardvuur in de bibliotheek van „Nightingale
Cottage". Hij was slecht geluimd het gebeurde
trouwens maar zelden, dat hij goed gehumeurd was.
Maar vandaag was hij slechter geluimd dan anders.
Hij was ontevreden op de heele wereld, maar het
meest op zichzelf. Die donkere dagen van dezen tijd
bevielen hem niet. Het kille weer van Sussex beviel
hem ook niet. En Benham beviel hem nog minder.
Hij had er dom aan gedaan zich hier te vestigen.
Hij had beter in Nice kunnen gaan wonen, of ergens
anders in het Zuiden daar waar het leven zon
niger is en vroolijk. En waar elke steen en elke boom
géén herinneringen opriep, zooals hier. Zijn hart, had
hem naar Benham teruggetrokken, toen hij erover
dacht waar hij zich vestigen zou, om te gaan rusten,
en jammer genoeg had hij niet voldoende weerstand
geboden aan dien drang. Erg dom, want hij wist bij
ervaring, dat de stem van het hart de onbetrouw
baarste is, waaraan een mensch het oor kan leenen.
Temidden van die verdrietige en sombere over
peinzingen kwam mrs. Collins aankloppen. „Een
telegram voor u, meneer." Zij sprak gedemptluide
stemmen kon Joe Harrison niet uitstaan.
Joe Harrison strekte zijn hand uit en draaide het
telegram om en om. Hij kreeg een voorgevoel van
een plaag, die hem bedreigde. Geen mensch ter wereld
was zijn vriend en niemand kon' hem iets goeds te
telegrafeeren hebben. En dus moest het iets slechts
zijn, waarmee men zoo'11 haast maakte. Hij dacht
aan zijn geld en aan zijn bankier. Toen verdween
zijn aarzeling en maakte hij het telegram open.
Zijn sombere blik vloog over de paar regels. „Lester
Harrison," zei hij hardop,.met een diepe frons van
zijn wenkbrauwen. „Een zoon van John, naar vader
genoemd.
De huishoudster had de bibliotheek verlaten. In
het huis was geen enkel geluid hoorbaar. En daar
buiten lag het leven rond de eenzame Cottage zoo
roerloos en verstild, als hield het den adem in van
verwachting. Het bleeke, aarzelende licht van den
dag begon reeds huiverend te wijken voor de aan
sluipende schaduwen van den langen-Kerstnacht,
waaraan de devote gedachte zulk een geheimnisvolle
herinnering koestert en bewaart.
Onder de betoovering van zulk een stilte en aange
lokt door de speelsche vlammen van het vuur vliegen
de herinneringen gemakkelijk aan en weten niet van
wijken. Joe Harrison verweerde zich, maar zij braken
zich baan door de barricade van zijn onwil heen. E11
als bliksemschichten zoo snel.
Twee kinderbedjes en een glimlachende moeder,
die er zich heel diep overheen boog. Twee ravottende
jongens op vaders knie. Een school en een knap
meisje, tenger en fijn als 'n beeldje van Saksisch por-
celein - Pillen van den dokter. Een college en twee
jolige studenten vroolijke vacanties en wandelingen
in den maneschijn. Een donker laantje, een onver
getelijke zomeravond en een gestolen kus. Een vraag,
een nacht van pijnigende onzekerheid en een brief
als antwoord. Dan een verre reis een vlucht
„Neen schreeuwde Joe Harrison, opvliegend
en een vuist heffend.
„Riep meneer V' vroeg de verschrikte huishoud
ster door een kier van de deur.
„Ja, kom hier gebood hij hard. I11 het duistere
vertrek werd zijn gelaat beschenen door het rossig
schijnsel van den haard. Het leek van steen en gebei
teld in trekken van onverzoenlijken haat.
„Als hier straks iemand komt, die zich mijn neef
noemt hoe heet ie.
„Lester, meneer, ik ken hem wel," kwam mrs.
Collins hem glimlachend te hulp.
,,'k Vraag je niets," snauwde hij. „Als hij het waagt,
aan te bellen zeg je, dat ik niet voor 'in te spreken
ben, hoor je Géén doekjes erom winden, of uit
vluchten zoeken 'k wensch van een tweede
bezoek verschoond te blijven. Ik ben niet te spreken
voor Lester Harrison. Nu niet en nooit niet
Zijn adem was uitgeput, hij liet zich in den stoel
vallen.
„Goed, meneer heel goed," stamelde mrs. Collins.
Toen viel de deur dicht en was Joe Harrison weer
alleen. De klok in de bibliotheek sloeg zes uur. Door
den stillen avond kwamen oude, bekende klanken
aanhuppelen. „Daar waar mijn wieg eens stond.
Het dorpsklokje zong. Een weemoedige melodie,
waarnaar hij ook vijftig jaar geleden reeds had liggen
luisteren. I11 dat kinderbedje, waarover zijn moeder
zich heenboog.
„Ik had verstandiger moeten zijn," bromde Joe
Harrison nijdig, „en hier nooit meer terug moeten
komen." Toen ontstak hij het licht.
lTHokslag zeven uur stond Ruth gereed het kantoor
te sluiten. Het zat er gelukkig op nu vlug de
sleutels boven afgeven en dan naar huis. Juist was
zij in haar mantel gestoken, toen eensklaps de deur
week. Er viel een koude luchtstroom binnen, tegelijk
met een vreemd klinkende mannenstem. „Juffrouw,
kan ik hier misschien telefoneeren met „Nightingale
Cottage"
Zij wendde zich vlug 0111. In weerwil van den
eenigszins uitheemschen klank had zij die stem
terstond herkend. „Zeker, meneer Lester," zei ze
glimlachend, „maar u moet vlug zijn het is
streng verboden het kantoor 11a zevenen open te
houden."
Lester staarde haar verbluft aan. „Rutb Corell
waarachtig, 't is Ruth," ging liij met uitgestoken
hand op haar toe. Hij had de herinnering behouden
aan een bleek, spichtig meisje, bloedarm en uit haar
krachten gegroeid. En dit was een blozende jonge
vrouw, stralend van gezondheid en levenslust.
„Maar. Ruth. liet hij er een beetje dwaas
op volgen. Toen begon hij te lachen. „Laat ik eerst
even telefoneeren, als je haast hebt. Heb je dadelijk
nog vijf minuten voor me
„Al waren het er tien daar in den hoek is de
cel."
Lester werd eensklaps ernstig. Hij kwam regel
recht van de Cottage, vervuld van ergernis en boos
heid. Aanvankelijk had hij werkelijk gedacht, dat
mrs. Collins, die hij zich nog heel goed herinnerde,
grapjes verkocht, toen zij hem zei, dat oom Joe
hem niet ontvangen wilde. Maar het was hem
spoedig duidelijk geworden, dat het haar bittere
ernst was. Op zijn verbaasde vragen waarom niet,
had zij hem niets kunnen antwoorden, dan dat zij
er ook geen verklaring voor wist, en tenslotte had
hij zijn koffer maar weer opgenomen en was naar
het dorp teruggekeerd. Nog één poging wilde hij doen,
0111 althans de reden te vernemen van die smadelijke
afwijzing en in zijn hart bleef de hoop, dat alles een
misverstand zou blijken te zijn.
Het stemde hem verheugd, dat hij zonder moeite
verbinding kreeg met de Cottage.
„Met de Cottage wie daar vroeg een snau
werige stem.
„Oom Joe, u spreekt met Lester," begon hij op
gewonden. Maar verder kwam hij niet. Aan den an
deren kant klonk een slag en hij begreep, dat de
microfoon wild neergesmeten en de verbinding
verbroken was. Terneergeslagen verliet hij de cel.
„Is het gelukt, meneer Lester vroeg Ruth.
Zijn somber gezicht klaarde wat op. Welnu, als
die haatdragende oude man daarginds niets van hem
wilde weten, moest het maar zóó blijven. Hij zou
geen moeite meer doen, als een kwajongen liet hij
zich niet meer behandelen.
„Ja, 't is gelukt," antwoordde hij. „Ik kan echter
evengoed zeggen, dat het mislukt is. Ik heb een
vergeefsche reis gemaakt oom Joe weigert me
te ontvangen."
Ruth sperde haar oogen open van verbazing.
Terwijl zij het kantoor sloot, vertelde hij met een