§3
lEUE VAART
17
paar woorden van zijn ervaringen en daarop kreeg
haar verontwaardiging de overhand.
„Maar waarom toch, waarom vroeg zij verbijs
terd. Zij stonden op straat in den konden nevel
en hij zag haar rilllen.
„Ik weet het niet, er schijnt hem een oude familie-
veete dwars te zitten. Vroeger lieb ik over zooiets wel
eens vaag hooren spreken. Maar laten we doorloopen,
je zult nog kouvatten, als je blijft staan."
Terwijl zij naast elkaar voortgingen, schenen die
zes jaren tusschen hen weg te vallen. „Ik vind je erg
veranderd," zei hij met een bewonderenden blik op
haar warme wangen, toen zij onder een lantaarn
doorgingen. „Ik zou je niet hebben herkend, als je
mijn naam niet genoemd had."
„Anders dan jij," lachte ze. „Je bent dezelfde
gebleven. Ik herkende je terstond." Toen viel het
haar op, hoe hij met dien zwaren koffer liep te zeulen.
..Waar moet je nu eigenlijk heen, Lester Naar
Coventry kan je niet meer, de laatste trein is al weg.
En een taxi is hier niet te krijgen."
„Ik logeer maar in de herberg," zei hij. En spijtig
voegde, hij eraan toe ,,'k Vind het jammer, dat er
weinig terecht zal komen van een huiselijke Kerstmis.
Ik had me er zóóveel van voorgesteld."
Ruth dacht na. Zou zij hem vragen den Kerstavond
bij haar door te brengen Haar hospita, die goede
oude juffrouw Bargett, zou er niets op tegen hebben.
Het zou gezellig zijn als ze nu maar wist, of de
eenvoudige tafel hem bevredigen zou.
„Als ik niet overtuigd was, dat je heel wat beters
gewend bent, zou ik je uitnoodigen bij óns feest," zei
ze eensklaps dapper. Terwijl zij hem aankeek,
betrapte zij zich op het zachte verlangen, dat
hij ertoe besluiten zou.
Lester ving dien blik van haar op. En opnieuw ver
baasde hij zich over de verandering, die de jaren in
haar uiterlijk hadden teweeggebracht. Zijn verdrietig
gezicht klaarde op. „Ik zou het heerlijk vinden,"
zei hij warm en dankbaar. „Mag ik
„Natuurlijk," lachte ze. „We zijn toch oude vrien
den, nietwaar V'
„Ja, dat zijn we," beaamde hij met een vreemde
stem. „Je zou ine echter met recht kunnen verwijten,
dat ik die vriendschap al die jaren verwaarloosd heb."
Toen waren zij er.
jTn de bibliotheek van „Nightingale Cottage" waren
alle lichten ontstoken. Zij joegen de schaduwen op
de vlucht van een bangen winternacht, maar waren
niet bij machte, de sarrende beelden van een gehaat
verleden te verjagen. En evenmin konden de ge
sloten blinden de heldere klokketonen van Benham
buitensluiten. Ieder vol uur zweefde er een ander
wijsje de bibliotheek binnen.
„De man, die verre reizen doet.
Joe Harrison zat voor den haard en bedronk zich
aan zijn menschenhaat. De liefde en de haat zijn de
machtigste hartstochten, die bezit kunnen nemen
van een menschenhart. Hun polen liggen ver uit
elkander, zij zijn aan elkander tegengesteld. Maar zij
raken elkaar in verterende kracht, als de horizont van
de liefde niet verder reikt dan tot de bevrediging
van het eigen Ik.
Zoo'n egoïstische liefde, die eiken veredelenden
invloed uitsluit, had Joe Harrison gekend. En toen
hij teleurgesteld werd in zijn woelige verlangens,
was zij zijn vloek geworden. Zij had al het goede en
zachte in hem verstikt en onderdrukt voorden haat.
E11 altijd door had die haat nieuw voedsel gevonden:
in eiken tegenslag, dien hij moest ondervinden, en
in het minste leed dat hem bezocht.
„De man die verre reizen doet.
De laatste klanken van die oude melodie ver
stierven huiverend in de nevels, die boven de naakte
velden hingen. Joe Harrison zat strak in het vuur
te staren. Mrs. Collins was hem reeds tweemaal
komen waarschuwen, dat het diner gereed was, maar
met een norseh gebaar had hij haar weggezonden.
„Ik kom wel. Eet u maar - ik wensch niet meer ge
stoord te worden
De twééde en ongetwijfeld de belangrijkste episode
van zijn leven trok aan zijn geestesoog voorbij. Zijn
aankomst in Amerika, nadat hij hals over kop ver
trokken was, de armoede die hij er geleden had en de
lichamelijke en geestelijke ellende, waaronder hij
gebukt had gegaan. Er kwamen hem dagen voor den
geest, waarop hij zich gevoed had met afval van de
straat, en andere dagen, waarop hij bijna bezweken
was aan het machtige verlangen een einde aan alles
te maken. En alle ellende, alle vernederingen en
smaad waren voedsel geweest voor zijn haat, die
onverzadigbaar leek in die dagen.
Ah
nam er drie brieven uit, beduimeld en geheel doorge
sleten op de vouwen. Voorzichtig spreidde hij ze op
de tafel uit.
De eerste besloeg slechts een paar regels. „Lieve
Joe, ik hoop dat je niet boos op me zult zijn om dit
antwoord. Ik heb lang en ernstig nagedacht, maar ik
kan je geen hoop geven. Je begrijpt wel, waarom niet.
Vergeef me, Joe. Als ik anders deed, zou ik niet alleen
jou, maar ook een ander ongelukkig maken. Om van
mijn eigen verlangen dan nog maar te zwijgen. Ik
hoop, dat je 't niet erg vindt en dat alles zal blijven,
zooals het tot dusverre was. Je Ellen."
Er trok een bitter lachje om zijn mond, toen hij
de twee deelen van dit briefje opzij schoof. Den
tweeden brief las hij slechts vluchtig en met onrustige
oogen. „Afgunst is een van de ergste ondeugden,
waarmee een inensch behept kan zijn, lieve jongen.
De eerste broedermoord werd bedreven uit afgunst.
Het is niet mijn bedoeling je de les te lezen, ik wil je
niet onaangenaam zijn. Maar een moeder mag haar
zoon toch wel wijzen op degevaren, die hem bedreigen.
Cfevaren, die voort kunnen komen uit zijn eigen
fouten, waarvoor ieder mensch gewoonlijk min of
meer blind wenscht te blijven. Bedenk dan, lieve Joe,
dat het ware geluk niet ligt in wat wij najagen in onze
hemelbestormende droomen, maar in wat we naar
onze beste krachten hebben weten te bereiken, en
in het aandeel, dat we hebben "in het geluk van ande
ren. Ellen's liefde is nu eenmaal niet voor jou weg
gelegd en daarin had je je als een man moeten schik
ken. Leer je dat niet, dan zal het leven een ongelukkig
en verbitterd mensch van je maken
Joe Harrison schoof ook dezen brief opzij. Hij
was het minst gelezen van de drie de éénige, die
een zwakken weerklank vond in zijn hart. Toen gleden
zijn oogen over den laatsten brief. Het schrift was
beverig huilerig, noemde hij het sarcastisch.
„Ik kón niet anders, Joe, geloof me toch. Ik was
allang niet meer vrij, ik vóélde me althans niet meer
vrij. En ik zou verraad hebben gepleegd aan het
vertrouwen van een ander en aan mijn eigen gevoel,
als ik anders had gedaan. Je vergist je, als je denkt,
dat ik je hoop gaf dien avond in het Donkere Laantje.
Laat ik volkomen oprecht zijn en bekennen, dat
ik niet terstond neen durfde zeggen. Ik vreesde,
dat je aan zou blijven dringen, en dat voorkwam ik
door te zeggen, dat ik er eens over denken moest en
den anderen dag schrijven zou. Ik heb alles eens
goed nagegaan en werkelijk, Joe ik kan mezelf
niets verwijten. Dat wil echter niet zeggen, dat
jou dan wel iets te verwijten is, hoor. Of het moest
zijn, dat je ons allen zooveel smart aandoet door
niet naar huis terug te keeren. Je moeder in de éérste
plaats, maar je broer en mij niet minder. John
begrijpt er niets van. Je moeder heeft de reden
van je plotseling vertrek voor hem verzwegen dat
vond zij beter. En ik kan er heèlemaal moeilijk
over spreken. Keer terug, Joe, je moeder...."
Vervolg op pag. 26
Hij herinnerde zich den dag, toen hij ten einde raad
bij den Engelsehen consul had aangeklopt. De man
ontving hem norsch en afwijzend, doch nauwelijks
had hij zijn naain genoemd, of zijn gezicht was op
geklaard.
„II had zich veel onaangenaams kunnen besparen,
als u eerder hier was gekomen," had hij gezegd. „Ik
heb brieven voor u liggen en voldoende geld voor de
terugreis naar huis."
Gedurende één oogenblik was de dwaze hoop bij
hem opgekomen,.dat Ellen van den dokter van ge
dachten veranderd was.Inderdaad was die eene
brief van haar, de andere van zijn moeder. Maar die
hoop was terstond weer neergeslagen en in woede
verkeerd.
„Dat geld kunt u terugsturen," had hij geantwoord
met een schamperen lach. „Ik zal mezelf wel zien te
redden."
Zoo was hij heengegaan vervuld van nieuwe
bitterheid om wat er in die brieven stond. Doch in
weerwil daarvan hadden zij de goede uitwerking
gehad, dat hij zich met nieuwen moed in den strijd
om levensbehoud had geworpen. Hij wilde niet
ondergaan, hij wilde niet beklaagd worden. Hij zou
hun toonen, dat hij hen niet noodig had. En dat het
hem ernst was geweest met dat streven en dat hij
niet vruchteloos had gevochten tegen de machten, die
hem aan zijn pauperachtig bestaan gekluisterd hiel
den, werd bewezen, doordat hij thans hier zat als
een welgesteld man, die vrijwel doen en laten kon
wat hij verkoos.
Joe Harrison lachte. Een vreemd, kil lachje, dat
hard en hatelijk opklonk tegen de wanden. Ze waren
allemaal dood, die hem vervolgd hadden in de
droomen van zijn eenzame nachten. Maar zijn haat
had de herinnering nog niet los gelaten. En evenmin
de menschen, van wie hij een afkeer had gekregen,
wijl ze konden lachen en gelukkig zijn.
Mr. Collins waagde het voor de derde maal aan
te kloppen. „Vergeet meneer niet, dat ik om tien
uur naar mijn dochter zou gaan i"
„Hoe laat is het dan vroeg hij, norsch op
kijkend. De klok wees kwart over tienen. „Ik kom
eten," besloot hij, „maar u hoeft niet te wachten,
ga maar."
In de eetzaal was de tafel gedekt als voor een festijn.
Hij keek met een afkeurenden blik naar den gebraden
kalkoen, die met hulst en mistletoe versierd was, naar
de bloemen en het dennengroen. Hij had een afkeer
van die feestenwaartoe was het noodig, de fantomen
van het verleden opzéttelijk op te roepen f Hij dronk
een glas wijn, at alleen iets van het voorgerecht en
keerde naar de bibliotheek terug. De klok sloeg
elf uur de toren van Benliam zong „Toen in dien
bangen winternacht.
„In Bethlehems velden hielden wacht de
herders," neuriede Joe Harrison. De wijn had
hem wat opgevroolijkt. En hij gaf zich geen moeite
meer het verleden uit zijn gedachten te verbannen.
Hij durfde het aan. Hij liep naar zijn schrijftafel en