DE WERELDSCHOKKENDE MONA LISA-DIEFSTAL! (Romantiek van een armen arbeider en een kostbaar kunstwerk I 18 j jet is thans 25 jaar geledendat het wereldrermaarde schilderij „Mona Lisa iM de vrouw met den raadselachtigen glimlach ran Leonardo da Vinci door een Italiaan schen arbeider uit het Louvre-museum gestolen werd. Deze brutale diefstal veroorzaakte in Frankrijk een herige consternatie de verontwaardiging was zóó groot, dat belangrijke politieke kwesties van den dag zelfs op den achtergrond werden gesehoren. ITel regende protesten tegen de directie van het Louvredoor wier laksheid een dergelijk schandaal mogelijk wasen tegen de politie, die ondanks de zorgvuldigste onderzoekingen het beroemde doek niet kon opsporen. Tot welke gevolgen deze gerucht makende zaak aanleiding gaf, door wie en op welke wijze het schilderij ontvreemd werd en weer in het bezit van het Louvre geraakte, beschrijft het interessante artikel, met welks publicatie we in dit nummer aanvangen. De jeugd van Vincenzo Perruggio Op den leeftijd van twaalf jaar ving voor Vin cenzo Perruggio reeds de periode van arbeid aan. De kleine woning van zijn ouders in Dumenza begon onder den rijken kinder zegen te klein te worden en zoo werd hij de wereld ingestuurd met de dringende vermaning vlijtig te werken, geld over te sparen en dit naar huis te sturen. De wereld Deze bestaat voor den jongen Vincenzo uit de groote stad Milaan, waarheen de straatweg voert, die langs de ouderlijke woning loopt. Verder heeft hij wel eens gehoord van Rome en van Parijs, de stad in het buitenland, waar eenige bloedver wanten van hem hun geluk beproeven. Vincenzo krijgt van huis een oude. houten kist mee, die zijn schamele eigendommen kan bevatten een hemd, een paar kousen en enkele zakdoeken. De kist is veel te groot en voor de zwakke kinder- arinen te zwaar hij moet haar op de schouders dragen. En toch voelt Vincenzo zich gelukkig en rijk. Want hij heeft de oude gitaar mogen meenemen, die jarenlang ongebruikt in een hoek heeft gelegen. Hij weet niet eens of er nog geluid uitkomt, maar dat hindert niet. Het instrument is voor hem een stuk rijkdom, zijn eenige luxe. Zoo trekt de jongen de wereld in. Waarheen Zijn ouders hebben gezegd hij moet om werk vragen. Hij gaat van huis tot huis. Er zijn veel huizen en nog méér mensc-hen, doch er is weinig werk. Ein delijk, doodelijk vermoeid, vraagt hij in een schil derswerkplaats, of hij hier niet een nacht met zijn kist mag slapen. Het kan den meester niet schelen, dat er in de werkplaats, bij al den rommel, nog ergens een bengel ligt. Den volgenden morgen krijgt Vincenzo te eten, hij doet wat loopwerk en het slot is, dat hij mag blijven. De jaren verstrijken Vincenzo wordt twintig jaar en nog steeds is hij bij den schilder. Ongemerkt groeide hij op. Nimmer trok hij de aandacht, zijn gedrag was rustig en bij zijn werk toonde hij de noo- dige vlijt. Totdat hij eensklaps vertrok De mees ter verwonderde zich liierover. Hij meende, dat dit jonge leven nimmer iets zou verlangen. Nooit was het bij hem opgekomen, dat deze Vincenzo ook een mensch is met eigen zorgen en hoop, eigen wenschen en teleurstellingen. Hoe kon hij bij den zwijgzamen jongen ooit een heimwee naar Dumenza hebben ver moed en den wensch, zich daar eens een huis te kun nen bouwen voor zich en zijn ouders. Ook in zijn verdere betrekkingen bleef Vincenzo de gewillige helper, die altijd tevreden was, nooit dronk, zich niet met meisjes bemoeide en alles, wat liij kon oversparen, naar zijn ouders stuurde. Zoo zou het altijd zijn gebleven, indien hij niet herhaal delijk over Parijs had hooien spreken. Daar woon den bloedverwanten van hem, die in hun brieven niet uitgepraat raakten over de heerlijkheden van de Fransche hoofdstad. Daar kon men leven, veel geld verdienen en een „signore" worden En ook Vincenzo wilde op een zekeren dag naar Parijs trekken. Zijn vrienden lachten er om. De afgetrokken en bedeesde Vincenzo - naar een vreemd land waar men een heel andere taal sprak. Het was eenvoudig belachelijk Vincenzo nam den spot gemoedelijk op. Hij werk te, spaarde en spaarde, totdat hij, zonder van de geldzendingen naar huis iets af te doen, voldoende hij elkaar had, om de reis te durven wagen. Toen was hij eensklaps verdwenen, en mét hem zijn hou ten kist, waarvan de inhoud in den loop der jaren met eenig gereedschap en een paar verfpotten was vermeerderd. In Parijs huurde Vincenzo Perruggio, achter de Place de la République, een armoedige arbeiderswijk, een kleine zolderkamer. Weldra vond hij dan hier, dan daar werk, maar desondanks voelde hij zich niet zoo gelukkig als in Italië. Het bleek hem al gauw, dat Italianen bij de Parijsche arbeiders niet erg geliefd waren. Monigen scherpen en onverdien den spot. moest hij in ontvangst nemen en dit werd er niet beter op, toen hij zich ook hier den bedeesden en stillen jongen man toonde. Probeerde hij zich van tijd tot tijd eens aan te passen, dan mislukte dit steeds. Werkte hij snel, gewillig en netjes, dan was hij een „baantjesjager" kleedde hij zich eenvoudig, dan werd hij uitgelachen trachtte hij zich aan den Franschen smaak aan te passen, dan werd er nog harder gelachen. Hij was en bleef steeds de „macaro- ni-eter," die in Parijs niet thuis hoorde. Zoo werd hij de eenzame, die 's avonds na gedanen arbeid naar huis ijlde en daar zwaarmoedig op zijn gitaar tok kelde. De geschiedenis van het groote kunstwerk Tpindelijk vond Vincenzo Perruggio, de bescheiden, eenvoudige jongeman, geschikt voor tallooze werkzaamheden, een betrekking als factotum in het Louvre-museum. Hij had daar eens mogen mee helpen, toen een oud schilderij van een nieuwe lijst moest worden voorzien en bewees toen, dat hij ge schikt en voorzichtig was. Daarom mocht, hij blijven. Men gaf hem een stofdoek en zei met een gemoedelijk lachje „Hier, Vincenzo, je kunt het stof van de schilderijen afnemen. Begin maar dadelijk met het schilderij, dat we zoo juist hebben ingelijst, van de o]i hout geschilderde dame, die, met de armen over elkaar geslagen, een beetje lachtHet moet je plezier doen, want ze is een landgenoote van je zij koint ook uit het land van de macaroni-eters Vincenzo gaf eigenlijk niet veel om schilderijen. Maar daar dit portret een landgenoote van hem voor stelde, hekeek hij het eens nauwkeuriger en zoo groeide er tusschen hem en het beeld in zijn eenzame uren een merkwaardige verhouding. Dikwijls leek het hem, alsof de glimlach van.de vrouw op het schil derij in werkelijkheid een heimelijk schreien was, als dacht ze treurig en vol verlangen aan liet verre vaderland. Dan weer leek hei. hem, alsof ze goedig en opgeruimd glimlachte, zooals eens zijn moeder deed, toen liij huilende bij haar kwam met een kleine verwonding, die liij onder het spelen had opgeloopen. Weldra ging hij van liet schilderij houden en hij werd jaloersch op de bezoekers van liet. Louvre onver schillig of ze liet schilderij aandachtig bekeken, dan wel achteloos voorbijliepen. Hij voelde zich in zijn landgenoote beleedigd, zoodra iemand zich in het schilderij verdiepte hij vond de vele „aclis" en „oh's" en „prachtig" van de vreemdelingen, die bij troepen tegelijk voorbij het beroemde schilderij werden gedreven, leugenachtig. Hij wond zich op over de vele Pa rij zen aars, die met. hun familie uit de provincie naar het museum trokken, omdat het zoo hoorde, hoewel ze van het bestaan van het. schoone, Italiaansehe schilderij niet eens afwisten. lederen morgen, voor hij met zijn werk begon, bracht Vincenzo een bezoek aan zijn „landgenoote" en keek liaar vragend aan. Dan gaf haar treurige glimlach hem steeds meer de overtuiging, dat hij, evenals zij, zijn vaderland niet meer zou terugzien, dat hij niet de man was om zijn plannen te verwezen lijken, namelijk welgesteld naar Dumenza terug te keeren, zich een huis te. laten bouwen, de ouders bij zich te hémen en met een sigaar in den mond te staan kijken, terwijl anderen werkten. Hij zou altijd een onbekende, geminachte vreemdeling in dit land blij ven. ,Ta, was hij maar zoo'n rijke Amerikaan, een van hen, die zich dagelijks voor het schilderij heten bren gen en dan luid en ongegeneerd in verschrikkelijk Franse-li hun bevrediging tot uiting brachten, do beroemdheid te hebben gezien, dan zou niemand het wagen hem af te stooten en te minachten. Maar hij, de arme Italiaan, zou hier altijd de „macaroni- eter" blijven. Omdat hij op twaalfjarigen leeftijd dom en onwetend vanuit Dumenza de wijde wereld word ingestuurd, zou hij zich altijd voor een stuk brood moeten afbeulen en nauwelijks een paar cen ten voor thuis kunnen oversparen. Voor zoo'n armen kerel bestond ook de kunst, uit niets anders dan voorwerpen, die nu en dan moesten worden inge lijst en dagelijks afgestoft. Vincenzo had uit de gesprekken van de vreem delingen langzamerhand wel zóóveel geleerd, om te weten, dat „zijn" schilderij, zijn landgenoote in de „Salie earrée", het werk van een beroemd schilder was en „Mona Lisa" of ook wel „Gioconda" werd genoemd. Hij had ook gehoord, dat het, meerdere honderdduizenden francs waard was, maar deson danks daarvoor niet kon worden gekocht. Zelfs de rijke Amerikanen konden er voor hun toch zooveel waardevoller dollars geen beslag op leggen. Dat begreep Vincenzo niet. Als een werkkiel tien francs kost en ik moet er een hebben, dan spaar ik tien francs, tel ze neer en de kiel behoort mij. Als ik vijfduizend lire voor een huis in Dumenza bij elkaar heb, dan kan ik me daar een huis laten houwen. En als deze Mona Lisa. Verschrikt onderbrak Vincenzo zijn gedachten. Hij voelde plotseling, als een lichamelijke aanraking, den blik van het portret op zich rusten. Dit schil derij, dat zoo stevig in de lijst zat, waarin hij het zelf had helpen zetten een zwaar raam van hard hout en een dikke glasplaat Maar waar was deze lijst plotseling gebleven Arerdwenen Mona Lisa staat bevrijd, in levenden lijve voor hem In haar blanke armen, die anders zoo luchtig over elkaar zijn gekruist, klopt het leven. Ze schijnen naar iets te zoeken. De blanke handen strekken zich uit, alsof ze iets willen grijpen. Ze grijpen hém, den armen Vin cenzo Perruggio uit Dumenza Ze houden hem vast! Het verschrikkelijkste is, dat alles geschiedt zonder eenig geluid en zonder inspanning het is, alsof de handen wisten, dat ze zich niet behoefden in te spannen, omdat het slachtoffer van zelf wel zou meekomen. Vincenzo doet een heftige, laatste poging. Mei een ruk bevrijdt hij zich van den aanblik der be angstigende handen. Na de verlossing kijkt hij schuw op naar het gezicht van het spookachtige beeld. Dan ziet bij tot zijn ontzetting, dat het den blik recht streeks op hem lioudt gericht. Een geheimzinnige triomf ligt in de oogeti, die tegelijk door hem heen- zien in wijde verten, onderzoekend met een lach vol

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 18