DE OUDE ORGELDRAAIER
Een verhaal voor hen, die van muziek houden
door CAxel cEVfunthe
We
feinig boeken van Zweedsehe schrijvers hebben de laatste jaren zooveel opgang
gemaakt als het werk van den arts en letterkundige Axel Munthe, dat in 1929
in het Engelseh het licht zag onder den titel: „The story of San MicheleDeze
mémoires van een dokter, sindsdien in vele andere talen bewerkt,, bezorgden den
bejaarden schrijver, die als arts vele jaren in Italië woonde, en dus het Italiaansche
volk kent als weinigen, een grooten naam, om de warme menschclijkheid van zijn
visie en om de dichterlijkheid van zijn taal. In de korte vertelling van zijn hand,
waaraan we op deze bladzijden een plaats geven, zal de lezer, naar we meenen, niet zonder
voldoening den hoogbegaafden auteur van San Mirhcle terugvinden.
Ik had hem bij de maand aangenomen. Hij kwam
tweemaal per week en dan nam hij zijn lieele
répertoire door. en het Miserere uit de Troubadour,
zijn glansnummer, speelde hij uit sympathie voor
mij tweemaal achter elkaar den kaatsten tijd. Hij
stond midden op straat te spelen, onafgebroken op
kijkend naar mijn ramen, en als hij klaar was nam
hij zijn hoed af en zei „Addio, signer
Gelijk hekend wordt het draaiorgel, evenals de
viool, voller en gevoeliger van klank, naarmate het
ouder is. De oude muzikant had een uitstekend
instrument, niet zoo'n modern luidruchtig exemplaar,
dat een heel orkest nabootst met fluiten, klokken en
trommelslagen, maar een weemoedig ouderwetsch
draaiorgel, dat van hot vroolijkste allegretto iets
geheimzinnigs droomerigs wist te maken, dat in zijn
fierste tempo di marcia een onmiskenbaren ondertoon
van gelatenheid deed doorklinken. En do inniger
stukken van het répertoire, waarin de melodie, om
floerst en onzeker als de stem van een ouden straat
zanger, tastend haar weg zocht door de onwillige
pijpen van den discant, hadden in de bas een tre
molo als onderdrukt gesnik. Nu en dan stokte de
stem van het moede orgel heelemaal, en dan draaide
de oude man berustend den slinger in een paar maten
rust, door welsprekende stilte nog treffender dan
muziek maar zijn kon.
Maar al was het instrument op zichzelf al zeer aan
doenlijk, de oude man droeg stellig ook persoonlijk
hij tot de droefheid, die over me kwam, als ik zijn
muziek hoorde. Zijn wijk was de arme buurt achter
den Jardin des Plantes, en menigmaal, als ik daar
alleen ronddoolde, was ik blijven staan, had ik mijn
plaats ingenomen in het schaarsche gehoor van
havelooze straatjongens, dat hem omringde.
W ij maakten kennis op een neveligen, donkeren
herfstdag. Ik zat op een bank onder de kwijnende
hoornen, die vergeefs hun best hadden gedaan om
een beetje zomer te welven over het sombere plein,
en nu hopeloos hun bladeren maar vallen lieten en.
als een zwaarmoedige begeleiding van mijn treurige
gedachten, hijgde in de steeg dichtbij het oude
draaiorgel de aria Addio del passato dei sogni ridenti.
laatste acte van de Traviata-, uit.
Ik sprong op, toen de muziek zweeg. De oude
man was zijn lieele répertoire door, en nadat hij
hopeloos zijn auditorium had rondgekeken, stopte
hij gelaten den aap onder zijn jas en maakte hij
zich klaar om op te stappen. Ik heb altijd van
draaiorgels gehouden, en ik heb gehoor genoeg,
om goede muziek van slechte te onderscheiden
ik ging dus naar hem toe en bedankte hem, en
ik vroeg, of liij nog wat spelen wou, als hij ten
minste niet te moe in zijn arm was. Hij schijnt
niet verwend te zijn geweest met lofprijzingen,
want hij keek me aan met een droevige, ongeloovigo
uitdrukking, die me zeer deed, en met een bijna
schuwe aarzeling vroeg hij, of er ook iets speciaals
was, dat ik hooren wou. Ik liet do keuze aan den
ouden man over. Na een paar geheimzinnige hand
grepen aan de schroeven onder het orgel, die be
antwoord werden door een halfgesmoord gekreun
in de diepten, begon hij langzaam en met een zekere
plechtigheid" den slinger te draaien, en met een
vriendelijken blik naar mij zei hij „Questo per
gli amici." („Da's voor de vrinden.")
Het was een wijsje, dat ik hem nog niet had
hooren spelen, maar ik kende de bekoorlijke, oude
melodie heel goed, en half luid zocht ik in mijn
geheugen naar de woorden van misschien het
mooiste der Napolitaanselie volksliedjes
„Fenestra che luciva e inó non luce
Segn'è ca Nenna mia stace malata
S'affaceia la sorella e me lo dice
Nennella toja morta e s'è aterrata
Chiagneva sempe ca dormeva sola,
Mo dorme in distinta eompagnia."
Vrcë&kdEAJu
Hij stond midden "op straat te spelen