WINTERBOOMEN Een zeldzaam breed ontwikkelde eik, wiens kroon in duizenden strengelige vertakkingen en twijgen verlooft, lijk wezen, zijn persoonlijkheid. Al op verren afstand kan de boomenvriend zien wien hij voor heeft, als de naakte silhouette zich kantig teekent aan de bleeke winterlucht. Daar is de krachtfiguur van den eik, met zijn telkens herhaalde, verbeten zigzag-krassen, verhonden en opgelost in Door den storm verwrongen en geknot staan de duineiken wanhopig te gebaren tegen de grijze winterlucht. Zooals een beeldhouwer zijn modellen ziet in zuiveren eerbied voor de noblesse der con touren, zoo heeft de natuurvriend de edele gestalten lief der ontbloote winterhoornen. Wie, met een huivering van weerzin, spreekt van „kale boomen" zonder meer, heeft nooit de grootsche schoonheid van den boom-zonder-blad met open oogen gezienAls kruin en takken zijn ont daan van het wolkend loof, dat alle spleten vult en alle lijnen ver doezelt, dan doemt uit den afgegleden tooi een nieuwe, ver borgen schoonheid op: het machtig skelet van den boom, zijn eigen- Aam de uiterste boom grens heeft de bergwind den ouden larix tot een spookgedaante ver wrongen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1936 | | pagina 34