MYSTERIES EN RAADSELS
Het geheim
van Glamis
Er is veel geschreven over kasteel
Glamis, de woning van den graaf
van Strathmore. Het volgend ver
haal werd lord Halifax verstrekt door
mrs. Maclagan, echtgenoote van den
aartsbisschop van York.
In 1870 ontmoetten we miss Virginia Gabriel,
toen zij juist van een lang bezoek op Glamis
kwam en vol was van de geheimzinnigheden, die
zoo op den voorgrond waren gedrongen sinds
den dood van onzen armen zwager in 1865. De kapel
was gereinigd en met groote plechtigheid opnieuw
ingewijd, en het gerucht ging, dat de geesten Claude
(lord Strathmore) en zijn familie er van af wilden
schrikken, op het kasteel te wonen.
Ik zal trachten alles neer te schrijven, wat Virginia
ons vertelde, en waarvan het grootste deel later
door lady Strathmore bevestigd werd. Het schijnt
dat Claude, na de begrafenis van mijn zwager,
door den notaris en den rentmeester met het familie
geheim bekend werd gemaakt. Van hen ging hij
regelrecht naar zijn vrouw en hij zei„liefste, je
weet, hoe vaak we samen gelachen hebben over
de geheime kamer en het familiegeheim. Nu ben
ik in die kamer geweest en ik heb het geheim ge
hoord en als je me een pleizier wilt doen, spreek
dan nooit meer tegen me over dat onderwerp."
Lady Strathmore was een te goede echtgenoote,
om niet te gehoorzamen, maar tegenover anderen
sprak zij vrij uit, en haar moeder, mrs. Oswald
Smith, was een der voornaamste verbreiders van
verhalen, die natuurlijk op 't verder vertellen niet
achteruitgingen.
Claude liet in het kasteel een flink aantal veran
deringen en verbeteringen aanbrengen, onder
andere een trap van de beneden-hall of crypte,
zooals ze genoemd werd, naar de kapel, waar men
voordien alleen door de groote salondeur binnen
had kunnen komen. Op zekeren dag vond een man,
die, geloof ik, in de kapel werkte, toen de familie
in Londen was, een deur, uitkomend in een lange.
gang. Hij liep er een eindje in, werd toen bang en
ging terug, om den opzichter te waarschuwen.
Onmiddellijk werd het heele werk stop gezet en
de uitvoerder stuurde telegrammen naar Claude in
Londen en naar mr. Dundas, don notaris, in Edin
burgh. Beiden kwamen met den eerst mogelijken
trein en ondervroegen den werkman scherp over
hetgeen hij gezien of niet gozien had, en het einde
was, dat hij geld kreeg en overgehaald werd, om
met zijn gezin naar het buitenland te gaan.
Het valt niet te ontkennen dat Claude, na de
openbaring van het geheim, jaren lang een heel
ander mensch was, zwijgzaam en zwaarmoedig,
met een bezorgde, gejaagde gelaatsuitdrukking. Dè
uitwerking op hem was zoo duidelijk, dat zijn zoon,
Glamis, toen hij in 1876 meerderjarig werd, absoluut
weigerde, ingelicht te worden.
Virginia vertelde me verder, dat er in de kasten
op verschillende slaapkamers steenen waren met
ringen er in. Claude maakte van al die kasten kolen
hokken, met sterke planken voorschotten, en het
ze altijd goed vol houden, zoodat geen nieuwsgierige
logé een onderzoek kon beproeven. Zij deed ons een
wonderbaarlijk verhaal van het feest bij de huis
inwijding, een bal in de nieuwe eetzaal in November
1869. Allen waren zeer vroolijk geweest en er was
gedanst tot een flink eindje in den nacht. De drie
stel kamers op het klok-portaal waren ingenomen
door de Streatfields (de zuster van lady Strath
more), mr. en lady F. Trevanion (zuster van lord
Strathmore) en mr." en mrs. Monro van Lindertis.
Do laatsten hadden de roode kamer, en hun zoontje
sliep in de kleedkamer, waarvan de buitendeur
klemde en slechts met moeite open was te krijgen.
Midden in den nacht werd mrs. Monro wakker
met een gevoel, alsof er zich iemand over haar heen
boog er is zelfs verteld, dat zij een baard langs haar
gezicht voelde gaan. Het nachtlichtje was uitge
gaan, dus riep zij haar man, of hij op wou staan en
lucifers zoeken. In biet bleeke glanzen van de win-
tersclie maan zag zij een gedaante de kleedkamer
ingaan. Zij kroop naar het eind van het bed, tastte,
vond het doosje lucifers en streek er een aan, en zij
riep hard „Cam, Cam, ik hèb de lucifers al
Tot haar verbazing zag zij, dat hij nog stil op
zijn plaats lag. Zeer slaperig mopperde hij „Wat
voer je toch uit
Op 't zelfde moment hoorden zij een verschrikten
kreet van het kind in de kleedkamer. Zij holden er
binnen, de jongen was doodsbang en zei, dat hij
een reus gezien had. Zij namen hom in hun eigen
kamer, en terwijl ze hem kalm en in slaap probeerden
te krijgen, hoorden zij een ontzettenden slag, alsof
er een zwaar meubelstuk omviel. Op dat oogenblik
sloeg de groote klok vier.
Daarna gebeurde er niets meer, en den volgenden
morgen -dwong mr. Monro zijn vrouw de onwillige
belofte af, dat zij niets zou zeggen over haar angst,
want men wist, dat de gastheer een hekel had aan
dat onderwerp. Toen het ontbijt echter halverwege
was, kwam Fanny Trevanion beneden zij geeuwde
en wreef haar oogen uit en klaagde, dat zij een onrus-
tigen nacht had gehad. Zij sliep altijd met een nacht
licht aan en zij had haar hondje bij zich op bed.
Zij was wakker geworden, zei ze, doordat haar
hond jankte. Het nachtlichtje was uitgegaan, en
terwijl zij en haar man naar lucifers zochten, hadden
zij een zwaren slag gehoord, gevolgd door den
vier-uur-slag van de klok. Zij waren zoo geschrokken,
dat zij niet meer konden slapen.
Nu was het mrs. Monro natuurlijk te machtig
ook zij bracht haar verhaal te berde. Niemand gaf
uitleg, en de drie paren spraken den volgenden
avond af, in hun respectievelijke kamers de wacht
te houden. Er werd niets gezien, maar zij hoorden
allemaal weer dien luiden slag en holden naar buiten,
het portaal op. Toen zij daar stonden, met verschrikte
gezichten, sloeg de klok weer vier. Dat was alles; en
liet geluid werd niet meer gehoord.
Wij gingen niet naar Glamis dat jaar, maar met
ons hoofd vol van al die wonderbaarlijke verhalen
brachten wij een bezoek aan kasteel Tullyallan,
een groot en geriefelijk modern huis. Het werd
bewoond door 'n zeer opgewekt paai' oude menschen,
lord en lady William Osborne, en er was daar niets,
dat aan spoken deed denken. In den nacht van den
28sten September droomde ik, dat ik in de blauwe
kamer op Glamis sliep, waar Addy en ik gelogeerd
hadden bij ons onvergetelijk en prettig bezoek in
1862. Gelijk bekend heeft daar de kleedkamer een
luik en een geheime trap, die naar een hoek van het
salon leidt. Ik droomde, dat ik in het park eenige
paarden bekeek, toen ik de gong voor het diner
hoorde, en dat ik me zeer haastig naar boven begaf,
den anderen verzoekend, niet op me te wachten.
In de gang kwam ik het werkmeisje tegen zij kwam
uit de blauwe kleedkamer met haar armen vol
roestige stukken ijzer, die ze mij liet zien.
„Waar heb je die vandaan vroeg ik.
Zij had den haard schoongemaakt, antwoordde
ze, en toen had zij een steen gezien met een ring
er in, en dien had ze opgetild, en in de holle ruimte
er onder had ze die stukken ijzer gevonden.
Ik zei„Ik zal ze mee naar beneden nemen. Zijne
lordschap ziet graag alles, wat er in het kasteel
gevonden wordt."
Toen ik de deur van de blauwe kamer opendeed
ging «1e gedachte door mijn geest„Ze zeggen,
dat het spook altijd verschijnt, als er iets gevonden
is. Ik beu benieuwd, of 't zich aan mij zal vertoo-
nen." Ik ging binnen, en daar zag ik, op den leun
stoel bij den haard, een kolossale mannengestalte
zitten, met een zeer langen baard en een ontzag
lijken buik, die met zijn ademhaling op en neer ging.
Ik trilde over mijn heele lichaam van den schrik,
maar ik liep naar den haard en ging op den kolenbak
het spook aan zitten kijken. Hoewel hij zwaar
adem haalde, zag ik duidelijk, dat 't het gezicht van
een doode was.
De stilte was ondraaglijk, dus stak ik eindelijk
de stukken roestig ijzer omhoog en zei„Kijk eens
wat ik gevonden heb" een onwaarheid, want
het werkmeisje was de vindster.
Toen slaakte het spook een diepen zucht en zei
„Ja, u hebt een zwaren last van me af genomen.
Die vracht ijzer heeft me gedrukt sinds.
„Sinds wanneer vroeg ik snel, door nieuws
gierigheid mijn angst vergetend.
„Sinds 1486," antwoordde het spook.
Op dat oogenblik hoorde ik, tot mijn groote ver
lichting, op de deur kloppen.
„Dat is Caroline (mijn kamenier)," dacht ik, „om
me te kleeden. Ik ben benieuwd, of zij dat griezelige
wezen ook zien zal."
„Binnen," riep ik, en ik werd wakker.
Het was Caroline, om mijn luiken open te doen,
en de zon stroomde vroolijk mijn kamer in. Ik kwam
opzitten in bed en ontdekte, dat mijn nachtjapon
heelemaal nat was van 't transpireeren. Ik kwam
beneden, geheel vervuld van mijn droom en nog
meer van het feit (zoo dacht ik tenminste), dat de