IJ S K E C E L S te rusten. Dien middag maakte hij kennis met een vriendelijke oude dame, die zich interesseerde voor de zending, en zij vroeg hem honderd uit over het leven van de negerstammen in het onbeschaafde binnenland. Zij was oorzaak, dat hij zijn verblijf in Cairo opnieuw met een dag verlengde. En toen hij daarop vernam, dat de directie van hotel „Bristol" de goede gedachte had gehad een tuinfeest voor haar gasten te arrangeeTen, besloot hij tot na het feest te blijven. Nu en dan ontmoette hij May. Soms alleen, doch vaker in gezelschap van lord en lady Melvill. Hij sloeg geen acht meer op haar en groette zelfs niet lneer onverschillig voor wat zij daarvan denken zou. De middag van het feest brak aan en hij amuseerde zich uitstekend. Er waren talrijke attracties en een vroolijk gezelschap. May was er ook met haar ken nissen. Het strookte echter blijkbaar niet inet de voorname allures van lord Melvill, zich onder het gewoel der feestende gasten te begeven. Hij zat met zijn familie en May in een stil hoekje van den tuin, in de nabijheid van een dichte haag, vanwaar zij alles uitstekend konden overzien. Geen wanklank werd den heelen avond vernomen. De schemering begon te vallen en sommige gasten verlieten den tuin reeds. John was juist van plan eveneens naar het hotel terug te keeren, toen hij een angstig geroep in zijn nabijheid hoorde. „Een slang.... een slang....!" Hij keerde zich snel om. Het was nog licht ge noeg, om elk voorwerp in den tuin te kunnen onder scheiden. Hij zag eenige menschen vluchten uit de nabijheid van het tafeltje, waaraan lord Melvill gezeten, was. Mylord zelf stond al een eind van het tafeltje vandaan. Zijn moeder en zuster waren even eens gevlucht. Maar May zat daar nog versteend van angst en met groote, uitpuilende oogen van den schrik. En nog geen meter van haar af onder het tafeltje kronkelde zich een slang en verhief langzaam haar kop met de rusteloos spelende tong uit haar bek. Zij was niet langer dan ander- halven meter, maar John kende de soort Alles speelde zich af in den tijd van nauwelijks een paar seconden. Een meneer, die er het dichtst bij stond, haalde 'n revolver te voorschijn. John zag het hij schreeuwde „Niet schieten Honderd kansen tegen één, dat u mist en dan valt zij zéker aan. Verroer je niet, May," riep hij tot het meisje. „Wees niet bang 't is een ongevaarlijke soort, maar haar beet is nogal pijnlijk. Zijn geruststellende woorden deden een zucht van verlichting opgaan. Lord Melvill vond zelfs den moed drie passen naderbij te komen, maar hij bleef toch nog altijd op een veiligen afstand. John had een stoel gegrepen en er met één be weging een poot afgebroken. Bedaard liep hij op May toe en met een schuivende beweging plaatste hij zich vóór haar. „Schuif je stoel achteruit en ga weg," zei hij. May gehoorzaamde zijn rustige stem bracht haar tot zichzelf. De slang wiegde haar kop en siste nijdig. John haalde zijn arm uit om toe te slaan en op hetzelfde oogenblik schoot het slangenlijf uit. Hij sloeg en sprong terug, maar hij was te laat. Het reptiel beet hem in zijn linkerhand en het gaf niet meer, dat zijn tweede slag doodelijk was het onheil was gesticht Hij vertrapte den kop van het ondier en wierp den stoelpoot weg. Toen trok hij zijn jas uit en scheur de met een ruk de mouw van zijn overhemd. „Een dokter riep hij. „En wie kan dien arm goed af binden „Een dokter werd er geschreeuwd. Toen kwam de hoteldirecteur aanloopen. Hij bond den arm met een vlugge beweging af en schudde medelijdend 't hoofd. „Dien bent u in elk geval kwijt," zei hij, tot ontsteltenis van de opdringende omstanders. John Carter knikte hij wist er alles van. Hij voelde zich duizelig worden en ging zitten. Iemand rende naar de telefoon, om den militairen arts van liet garnizoen op te roepen. En intusschen gingen de woorden van den hotelhouder rond. „Een arm kwijt zoo het al niet te laat wordt. May hoorde het ook. Zij was nog niet geheel be komen van den schrik en leunde zwaar op den arm van lord Melvill. Het was plotseling, of zich een ijs koude hand om haar hart legde. „Wie zegt dat daar drong zij naar voren. Zij stond te beven op haar beenen en trachtte tever geefs over de omstanders heen te zien, 0111 een blik op John Carter te kunnen slaan. „De hotelhouder," zei iemand. ,.'t Is een van de gevaarlijkste soorten van Afrika. .May greep naar haar hart. „M'n God.bracht zij doodelijk ontsteld uit. Toen ontstond er een gedrang onder de omstan ders. Een vreemde stem bad „Laat mij door. Allah zal het 11 loonen met alle vreugden van het paradijs. Laat mij door, het is die vriendelijke heer. De omstanders weken uiteen voor een bedelaar. Hij trad voor John Carter, die hem met flauwe oogen aanblikte. „Allah zal u bijstaan zal ik u ge nezen, meneer t" Het hoofd van John Carter viel voorover. Toen gebeurde er iets vreemds. De bedelaar nam den ge troffene op en legde hem neer. Hij maakte een be weging voor zijn oogen en door de gestalte van John Carter liepen krampachtige schokken. De bedelaar mompelde iets en maakte den doek los, waarmee de, arm afgebonden was. Toen hervatte hij zijn zonder linge gebaren, terwijl John Carter zich in de vreemdste houdingen kronkelde. Er gingen stemmen op van medelijden, afgrijzen en angst. „Hij vermoordt hein wat beteekent dat? 't Is allemaal dwaze hekserij...." May kon het niet langer aanzien. Zij snikte. Lord Melvill kwam naast haar staan en raakte haar arm aan. „Laat me beet zij hem toe, hem den rug toe keerend. In den tuin, waar alle feestgedruisch verstorven was, klonken stemmen en haastige schreden. Het waren twee dokters. Zij maakten ruimte en keken dat vreemdsoortig schouwspel aan hun voeten stokstijf aan. Toen wisselden zij een paar Latijnsche woorden, bukten zich en knikten goedkeurend. Maar zij staken geen hand uit „Dokter...." stamelde May. Zij wilde vragen, waarom zij geen eind maakten aan die toover- kunsten naar voren dringen, en dien bedelaar wegrukken van John Carter. Maar de stem begaf haar en zij miste de kracht een schrede naar voren te zetten. Toen hielden die krampachtige bewegingen van den getroffene langzamerhand op. Hij werd rustig en zijn ademhaling ging weer geregeld. De bedelaar keek hem even aan en stond op. „Allah. Allah. mompelde hijToen keerde hij zich met hondsche onderworpenheid tot de dokters. „Laat hem rusten, heer. Morgenvroeg zal hij volkomen genezen zijn...." Hij sloop heen en John Carter werd opgenomen en weggedragen. I11 de eetzaal gaf de militaire dokter een verklaring van de handelwijze van den bedelaar. May stond vooraan doodsbleek en bevend. „Het heele geheim van die zoogenaamde slangen bezweerders berust op suggestie. Hekserij of derge lijke dwaasheden komen er absoluut niet bij te pas. Het doodelijke van den slangenbeet ligt hierin, dat het gif door de bloedcirculatie in het ruggemerg komt, waardoor de zenuwen verlamd worden, die de ademhaling regelen. Daaruit ontstaan de duize lingen, het braken en de benauwde ademhaling, die voorafgaan aan den verstikkingsdood. De slangenbezweerders brengen den gebetene door middel van suggestie in een krampachtigen toestand, met het natuurlijke gevolg, dat de bloedadertjes zich sluiten. Het vergif kan dan niet, of slechts voor een ge deelte in het ruggemerg doordringen afhankelijk van den tijd die er verloopt, vóór het lichaam in dien krampachtigen toestand gebracht is. Maar zoolang die toestand aanhoudt, blijft het geheimzinnige leven actief - het bloed „went" zich aan het vergif en neutraliseert zijn schadelijke invloeden. Dat is de eenvoudige verklaring van zooveel geheimzinnig heid. De heele kunst berust alleen op het persoonlijk vermogen, door middel van suggestie dien kramp achtigen toestand van liet lichaam te voorschijn te roepen Het was een verbluft gezelschap dat achterbleef, toen de dokters vertrokken. May dacht te droomen en had geen oog voor lord Melvill, die stond te hun keren naar een woord en een blik. Moe sleepte zij zich naar haar kamer, nadat zij lord Melvill slechts een vluchtig hoofdknikje had toegeworpen. Zij had de ragfijne en gulden draden, waarvan zij de laatste maanden omsponnen was geweest, doorgebroken en door de scheuren heen had zij de waarde te aan schouwen gekregen van twee mannen. De één had het gevaar lafhartig ontweken, hoewel hij wist van het doodelijke dreigement, dat haar belaagde. En de ander had zijn leven voor het hare geschoven en het den dood gepresenteerd, zonder er ook maar één oogenblik bij na te denken voor wie of waarvoor hij het offerde. Zij dacht aan vroeger, het viel haar in, hoe zij hem verloochend had en zij begon te huilen In het holst va.11 den nacht sloop May Weston de gangen van hotel „Bristol" door. Zij klopte aan de deur van John Carter's kamer. De verpleegster deed open en ontving haar met een glimlach. „De patiënt is wakker en zoo gezond als een visch- je. Hij heeft me zelfs naar bed willen sturen, maar dat is tegen mijn instructies." „Wie is daar vroeg John Carter. De comedie begon hem te vervelen hij was al meer door een slang gebeten en de „toovenaar" van den neger stam, in welks nabijheid hij woonde, had hem op dezelfde manier genezen. Bovendien kon hij dat gefluister aan de deur niet uitstaan. Er kwamen schreden de kamer in en door een kier van het scherm, dat om zijn bed stond, zag hij de verpleegster verdwijnen. Voor zijn bed knielde een gedaante. „John, ik ben het...." De stem snikte. „Neem me mee, als ik je nog iets waard ben, nadat ik jou en het verleden verloochend heb Er schoot John Carter een oeroude geschiedenis te binnen. De geschiedenis van de slang en het paradijs. ,,'t Is best mogelijk, dat dit de éérste maal is, dat een slang een paradijs ontsluit," kwam hij vlug overeind. fl

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 5