van dood-door-bevriezing
werden gemeld. Eerst op
10 .Maart viel de dooi in en
kwarri er geleidelijk een
einde aan de ellende.
Ofschoon er nog veel
strenge winters volgden,
was de winter van 1890 op
1891 wel een van de merk
waardigste in dit opzicht.
De strenge vorst begon
in November en hield ruim
twee maanden onafgebro
ken aan
Het grootscheepsvaar-
water van Amsterdam naar
de Noordzee, over 't IJ en
door het Noordzeekanaal,
lag spoedig dicht. Wel werd
met de bestaande hulp
middelen beproefd de vaar
geul open te houden, maai
de sleep booten moesten 't
spoedig opgeven, terwijl
ook de pogingen tot hulp
door de regeering met
Mr. Ms. ramschepen Guinea
en Cerberus mislukten.
Die ijzeren gevaarten raak
ten dwars in *t vaarwater
in het ijs beklemd, en het
Een gezicht op den Am-stel hij Amsterdam tijdens de felle vorstperiode in de
Janu-ari-maand van het jaar 1740. Met behulp van een door paarden voort
getrokken ijsbreker wordt een vaargeul gemaakt.
Het maken eau een vaargeul in het Singel bij liet Spui te Amsterdam tijdens
een strengen winter. Eertijds werd dit water het Boerenverdriet" genoemd,
omdat-toen het Spui nag niet gedempt was, de boerendie hun groenten ter
markt brachtenhier dikwijls geruimen tijd moesten wachten eer hun schuiten
werden geschut. In den wintertijd dus een dubbel Boerenverdriet"
kostte heel wat moeite om ze weer vrij te krijgen. Men probeerde het eerst
met haken en zagen en ten slotte met ontploffingsmiddelen. Zoo maakte men
een vaargeul voor het stoomschip der Mij. Nederland „Koningin Emma",
doordat men het ijs eerst in vierkante vakken zaagde en nu en dan zoo'n
vak liet springen met buskruit, dat men in kruiken van vier kilo, midden
onder een vak, tot op een paar meter diepte liet zinken. Aldus kon men
iederen dag ongeveer 500 meter vooruitkomen.
en de Oostenwind zoo snijdend,
dat „yder even besorgt was voor
neus en ooren". De drie koudste
dagen waren 9, 10 en 11 Januari;
de laatste de felste, het scheen of
Holland naar Spitsbergen ver
zeild was.
Den lOen Januari was 't Zondag,
maar de kerken bleven leegen
toch was de Maandag nog kouder.
Te Amsterdam had men dien dag
een botermarkt zonder boeren,
een Noorderinarkt zonder lapjes-
keersters en 'n beurs zonder koop
lieden, ofschoon het anders eiken
Maandag op de eerste kermis,
op de tweede een Noachs-ark en
op de derde zoo vol was, dat
„men er zig naaulyks omkeeren
kon". De wind sneed „met zulk
een sclierpigheyt in het aangesigt,
dat bet ondraaglijk was", en nie
mand anders dacht, of, door een
onregelmatigheid in de omwente
ling der aarde, was Holland de
Noordpool der aarde geworden.
De weerprofeten kwamen natuurlijk weer in actie
en voorspelden de vreeselijkste dingen. De damp
kring zou in ijs verkeeren en den menschen het bloed
in het lijf bevriezen, de muren der huizen zouden
scheuren en steden in puinhoopen veranderen, waar
de hevrorenen onder hegraven en de nog levenden
onder verpletterd zouden worden.
De feiten schenen hun ditmaal in 't gelijk te
zullen stellen, want het was over geheel Europa
bitter koud. Den I7en Februari zag men te Milaan
bijna niemand op straat en voor Genua was, voor het
eerst sinds menschenheugenis, de zee bevroren. De
wolven verlieten hun schuilhoeken en vielen op
menschen en dieren aan vogels, herten en wilde
zwijnen lagen dood langs de wegen. Te Duinkerken
kwam een schip binnen, welks bemanning aan armen
en beenen was bevroren; Hamburg rapporteerde een
postwagen met doodgevroren passagiers, terwijl uit
verschillende deelen van Europa ontelbare gevallen
De winter van 1890'1.
Het stoomschip der Maat
schappij Nederland, de
Koningin Emma", zit
vastgevroren in het IJMen
is bezig met het maken van
een vaargeul, waardoor het
schip naar Amsterdam kan
opstoomen.