De stoker aan 't werk in de 'machinekamer. Op weg naar Vreeswijk. zegt, dat hij erg blij zal zijn als we oin zes uur op de Lek zijn we zullen dus minstens vier uren moeten wachten. We eten wat, rooken en praten. De „Stad Venlo III", die veel later uit Amsterdam is ver trokken, haalt ons hier- in, even voor de „Petrus" als 'n snoek de sluis inschiet. Klokslag half zeven gaan de sluisdeuren open en draait 't schip in 't donker links af, de Lek op. Méér dan viereneenhalf uur verloren bij 'n sluis, dit is de misère van de binnenvaart. De maan belicht thans fantastisch de rivier, en in haar licht varén wij met volle kracht veilig in de richting Culemborg. Er is weinig scheepvaart en de eenige sensatie is 'n verlichte trein, die over de Culemborgsche spoorbrug davert. De machines blijven maar draaienzouden wij dan vannacht doorvaren i Eindelijk hij Uhenen wordt vaart geminderd, de machinist dekt de vuren toe, de „Petrus" wordt aan een steiger gemeerd, 't fornuis opgerakeld en de geur van koffie komt ons tegen als we in de kajuit afdalen. Als we 's morgens om half acht ontwaken klinkt direct 't stompen der machinewe schijnen dus alweer te varen. De spoorbrug hij Oosterbeek ligt voor ons en daarachter komt de zon op. Arnhem zelf slaapt nog, 'n enkele hengelaar hangt langs den rivierkant. De nieuwe voetbrug glijdt majestueus over onzen fel rookenden schoorsteen naar achteren en de „Petrus" loopt op volle kracht naar Pannerden, dat kilometers vei' te herkennen is aan de dreigende silhouet van 't pantserfort. Ziezoo, rechtsaf gaat hier onze vaart de Waal af. Wij houden raad in de stuurhut. „Als ik om half tien in Venlo aan den muur lig zal ik blij zijn," zegt de kapitein en de stuurman is ook al pessimist. 't Oude Nijmegen baadt in zonlicht en de nieuwe monumentale brug komt in haar blankheid prachtig De machinist en de stuurman zetten kofjie in de kombuis. uit tegen een diepblauwen hemel. Voorhij de enorme betonnen electrische centrale maakt de „Petrus" 'n bocht naar links en langzaam gaat 't de sluis in. Hier pakken we ons boeltje hij elkaar en drukken de gastvrije bemanning de hand de boot nadert zoo Oevergezicht nabij Pannerden. dicht mogelijk den sluismuur 0111 ons 'n kans te geven den ijzeren ladderbeugel te grijpen en naar boven te klimmen. We zijn er. De „Petrus" stoomt langzaam naar buiten, de heele sluis hullend in een vetten zwarten rook.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 3