5 „Goed, dat is wat ik wensehte te weten." „Waarom, Bent?" „Mona, zon je iets voor me willen doen Iets, dat me gelukkig zou maken „Ja natuurlijk „Ruil dan die harp van je in tegen zoo'n piccolo- fluit." „BentZeg niet zooiets belachelijks. De harp is mijn instrument." „Dat weet ik antwoordde ik. „Het is tenminste van jou, als je den laatsten termijn afbetaald hebt. En daar een spiksplinternieuwe piccolo niet zooveel kost als 'n tweedehandsche harp, heb je er nog voor deel aan en houd je nog wat in je zak ook." „Je bent gek „Neen, Mona niet gek. Maar ik spreek zooals ik het meen. Eerlijk, ik vind ons een allerbespottelijkst stel om met deze machine in de stad te cirkelen. Ik bedoel dat het toch een macht handisrer zou zijn, als je een instrument zomlt bespelen, dat ik onder mijn arm zou kunnen dragen, zonder dat ik er zoo komisch mee zou uitzien." Zij lachte. „Je maakt gekheid." Dat irriteerde me nog meer. Ik reed tot voorbij de bocht en stopte. We waren ongeveer nog vijf straten van haar huis. „Hoor eens, Mona, wil je mij nu hebben of die be lachelijke stroomlijn-piauo in dat houten gevaarte in den kattebak? Denk er goed over na, meisje, en vlug!" „Heb je soms gedronken, Bent vroeg ze. „Neen. Maar nu heb ik er genoeg van. Ik heb geen geld en geen tijd om te drinken, sinds ik als een gek met die harp rondsjouw en jouw maaltijden betaal." „Ik ik kan maar niet begrijpen, wat er met je gebeurd is." „Ik ben eens uit mijn schaduw te voorschijn ge treden. Het is nu óf de harp óf ik. En denk er aan Laat die dan maar je eten ook betalen. Maar het is op winteravonden een koude metgezel." Haar lippen waren vast opeengeklemd. Je staat eenvoudig perplex hoe nijdig zoo'n mooi wezentje kan zijn. Maar ik stapte vastbesloten uit mijn wagen, tilde haar harp uit den kattebak en zette die op straat. Ze keek me met haar groote, blauwe oogen wijd opengesperd aan. Ze heeft soins, als ze verbaasd over iets is, zoo'n kinderlijke uitdrukking in haar gezicht, dat Shirley Temple daarbij vergeleken een helleveeg lijkt. En als ik niet zoo woedend was geweest, zou het mij nog meer pijn gedaan hebben dan haar. Doch zonder ook maar het minste symptoom van zwakheid tilde ik ook haar uit den wagen en zette haar naast de harp. Daarop nam ik m'n hoed af, ik droeg een harden strooien in den zomer, en zei „In mijn wagen is slechts plaats voor één van jullie beiden. Jammer, dat ik jullie alle twee niet kan mee sjouwen." Natuurlijk had er zich een kringetje van nieuws gierigen om ons heen gevormd. Misschien wel hon derd meuschen verdrongen zich, om alles toch maar goed te kunnen zien. „Ik zou niet eens meer met je mee willen rijden, al was ik tien kilometers van mijn huis en al had je den eenigen auto van de wereld," zei ze. „Uitstekend." Ik overhandigde haar een dollar biljet. „Je bent er den laatsten tijd niet meer aan gewend een taxi te nemen. Je hebt dit geld misschien noodig. Goedenavond." „Goedenavond," zei ze, terwijl ze het geld aan nam. Ik stond kaarsrecht. „Goedenavond, klinkt niet kwaad," zei ik, terwijl ik mijn armen om haar heen sloeg en haar kuste. „Wat heeft dat te beteekenen f" vroeg ze boos. Ik had nog nooit iets dergelijks tegen haar gezegd „Omdat ik je voorgoed ga verlaten. En het is mij eenvoudig onmogelijk van een meisje,waarvan ik houd, afscheid te nemen, zonder dat ik een of andere geste maak." Een oogen blik stond ze met de tranen in haar oogen. En als ik niet zoo vast in mijn schoenen had gestaan, zou het me verteederd hebben. Dan sloeg ze spon taan haar armen om mijn hals en kuste me eveneens. „Vaarwel vaarwel voor altijd, jij leelijke bruut!" De menigte applaudisseerde. Daarop stapte ik in mijn wagen en reed weg. Gedurende langen, langen tijd hoorde ik niets meer van haar. Ongeveer twee weken later belde ze mijn kantoor op om mij te vragen, waar ik haar kon ontmoeten, zoodat ze dien dollar, welken ik aan haar geleend had, terug kon geven. „Je behoeft heusch geen moeite voor mij te doen," zei ik. „Ik zou je absoluut geen last willen veroor zaken. Ik kom morgen toch in de buurt en kom hem dan wel bij je halen." Die twee weken had ik me ontzettend eenzaam en ellendig gevoeld. Een feit is het, dat ik die harp miste, zoodat, toen ik er heenging, ik een ware comedie op touw zette. Ik kocht een wandelstok en ging naar den kleer maker voor een nieuw costuum, terwijl ik aan den barbier order gaf mij tweemaal te scheren. Met een bloem in mijn knoopsgat belde ik bij haar aan. Ik was blij, dat ik zooveel zorg aan mijn uiterlijk be steed had, omdat ik oogenblikkelijk ontdekte, dat zij een nieuwe japon droeg en een keurige perma nent wave had. „Kom binnen," zei ze uitnoodigend. „Neem een stoel. Ik zal dien dollar even halen." „Dank je, graag." We hielden een praatje over het weer, de nieuwste films, enzoovoorts. Ten laatste keek ik zoo de kamer eens rond. „Wat is er van je harp geworden vroeg ik. „Die heb ik in de badkamer gezet, om je niet woedend te maken, Bent „Heb je je zooveel moeite voor me gegeven „Ja, Bent. Ben je niet blij Ik voelde me ellendig. Zooiets als een vrouwen moordenaar, die door de politie wordt overvallen, alvorens hij een alibi heeft opgesnord. „Je had dat niet behoeven te doen, Mona." „Oh, Bent. 't Is onzin om onverschillig te doen," barstte ze eensklaps in snikken uit. „Ik zei het van middag nog tegen Beatrice, ik wil geen aardige man nen ontmoeten. Ik wil alleen jou hebben." Nu ik zag hoe lief ze voor me was geweest, begon ik haar oogenblikkelijk te troosten Oh ja, Mr. Jones. Eigenlijk kon je ook op een Vaarwel, vaarwel voor altijdjij leelijke bruut...."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 5