21 Zij was een vrouw, die alleenstond, sinds negentien jaar een gevangene, onervaren in de rechtsgeleerdheid, zonder papieren of getuigen of raadgevers, onbekend met hetgeen er geschied was en hetgeen de aanklagers tegen haar zou den inbrengen. Haar rechters waren vijanden, en enkele T vrienden, die uit angst voor eigen leven niet voor haar in y ,le bres dorsten springen. En toch verdedigde zij zich met 1 overtuiging en handigheid. Dat zij pogingen in het werk had gesteld, om zich uit de maclit van haar nicht te bevrij den, gaf zij toe. Zij was de gelijke, niet de onderdaan van Elizabeth, en zij was onrechtmatig gevangen gehouden, haar leven als koningin en als moeder was gebroken. Mocht zij dan geen bevrijding zoeken en hulp tot bevrijding f len,Maar dat zij had meegewerkt aan plannen om Elizabeth te >oit vermoorden, ontkende zij met alle kracht. Als bewijs w er- het den afschriften overgelegd van brieven, die zij aan Babington de «esclireven zou hebben maar niét de brieven zelf noch is werden er getuigen voorgeleid, die het gezag der papieren aat konden staven. Mary loochende de echtheid van den brief, uk- waaruit haar bekendheid met het moordplan moest blijken. Zij kon wellicht haar onschuld bewijzen, zei ze, als men haar haar papieren teruggaf, en haar secretarissen voor de recht bank liet verschijnen. Maar dit tweeledig verzoek Werd af gewezen. Wel werden de beide secretarissen in een volgende zitting van de rechtbank gehoord, maar niet in het bijzijn van Maryen toen één der twee mannen voor de onschuld van zijn meesteres getuigde, werd hem door den voorzitter der commissie het zwijgen opgelegd. Daarna werden Mary en haar beide secretarissen schuldig verklaard aan sa menzwering tegen 't leven van Elizabeth hetgeen gelijk stond met een dood vonnis, uit te voeren naar het welbehagen van de koningin. Elizabeth had nu 't leven van haar vijandin met een schijn van recht in handen. Zij aarzelde echter nog drie maanden lang; wèl wensch- te zij zich van haar nicht te ontdoen, maar het zou haar aangenaam geweest zijn, als een verknochte onder daan door sluipmoord de schuld op zichzelf had ge- uoinen. Zelfs liet zij aan Mary's gevangenbewaarders ui koningin Huig van Schotland. een 'brief schrijven met ver wijt van nalatigheid in dit opzicht. De gevangenbewaarders echter dankten voor de eer. Eindelijk zette Elizabeth haar liandteekening onder 't docu ment, dat de secretaris Davison haar voorlegde. Den volgen den dag stuurde Davison het papier door, en de noodige for maliteiten en maatregelen tot voltrekking van het vonnis volgden. Marv van Schotland luisterde kalm, toen haar doodvonnis haar werd voorgelezen daarna verklaarde zij, dat zij naar dien dag al lang had verlangd; bijna twintig jaar lang had zij in gevangenschap gekwijnd, nutteloos voor anderen en een last voor zichzelf en zij kou zich geen gelukkiger of eervoller einde van zulk een leven denken, dan haar bloed te storten voor haar geloof. Met de hand op 't Evangelie besloot zij „Wat den dood van de koningin, uw souvereine, betreft, neem ik God tot getuige, dat ik daarover nooit ge dacht, er nooit naar getracht, er nooit in toegestemd heb." NTa het vertrek der aanzeggers bad Mary, sprak zij hartelijk met haar bedienden en schreef zij brieven slapen schijnt vond zij dien nacht niet meer gedaan te hebben. Map Den volgenden morgen daalde zij in staatsie-gewaad, en echt- door haar bedienden gevolgd, af naar de groote hall van het van kasteel (Fotlieringay), waar 't. schavot was opgeslagen. Haar 3 nu treurende personeel troostte zij nog toen drong zij er met tl had een beroep op haar waardigheid als vrouw en als koningin haar op aan, dat een paar van haar dienstboden bij haar dood tegenwoordig zouden zijn. Met veel moeite kreeg zij dit gedaan. Marv beklom het schavot, en na de voorlezing van liet vonnis sprak zij de aanwezigen toe. Zij was 'n souvereine vorstin, zei ze, geen onderdane van liet Engelsche Parle ment, door onrecht en geweld gefolterd. Echter dankte zij God, dat zij deze gelegenheid had om openlijk voor haar geloof te getuigen, en opnieuw te bezweren, dat zij nooit iets had ondernomen tegen het leven van haar nicht. Zij vergaf echter van harte al haar vijanden. Hier viel een Anglicaanseh geestelijke, Fletcher, haar in de redehij begon te preeken, en voegde, misschien door geloofsijver gedreven, de ongelukkige vrouw bittere belee- digingeu toe. Mary verzocht hem meermalen, 't haar en zichzelf niet moeilijk te maken, maar hij sprak door. Zij wendde zich af hij liep om het schavot heen en sprak haar opnieuw in 't gezicht. I oen verzocht een der edelen den geestelijke, liever te rerlo- i grijs irige. j van men, elijke zich erda- laten een racht zich icliik- van nd in isitie- biddenen Fletcher bad. Zijn gebed was een vervolg op zijn preek, maar Mary luisterde niet met luider stem zei ze in 't Latijn gedeelten uit de Psalmen op, en toen Fletcher zweeg, begon zij in 't Fransch en later in 't Eugelsch te bidden. Zij liet zich door haar dienstboden den hals ont- lilooten, en daarna door de beulen naar 't blok leiden. Geblinddoekt knielde Mary neer, en met vaste stem zei ze meermalen „Heer, in uw handen beveel ik mijn geest." Doch de snikken en klachten der toeschouwers ontroerden den beul. Hij beefde, sloeg onhandig toe, en veroorzaakte een diepe wond in het onderste gedeelte van den schedel. De koningin verroerde zich niet, en met den derden slag was het hoofd van het lichaam gescheiden. Toen de beul het omhoog hield, waren de trekken zoo verwrongen, dat het gelaat niet te herkennen was. Elizabeth bleef aanvankelijk onverschillig bij de mededeeling, dat Mary van Schotland niet meer leefde. Den volgenden ochtend echter toonde zij zich zeer bedroefd en stelde zij Davison en haar ministers in staat van beschuldiging, omdat zij het doodvonnis hadden laten uitvoeren. Vrij spoedig echter herwonnen de heeren de gunst der koningin, behalve Davison die bleef van ambt en goederen beroofd de zondenbok. Koningin Elizabeth can Engeland. Koningin Mnrg ran Schotland irordt ter dood gebracht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 23