MYSTERIES EN RAADSELS
„Hierben ikweer!"
"Afschrift van een brief,!
gedateerd 10 Juli 1917,
van Charles G. SEsq.,
L aan lord Halifax. J
„Waarde lord Halifax,
Ik zend u hierbij mijn eenvoudig, onopgesmukt
verhaal, ingevolge uw vriendelijk verzoek. In
vertrouwen mag ik wel zeggen, dat het huis
te Deal was, maar ik zou liever niet hebben,
dat mijn naam en die van 't huis genoemd wer
den, ingeval 11 ooit publiciteit aan 't verhaal zoudt
willen geven. De eenige verhalen over geestverschij
ningen, die mij iets waard lijken, zijn die, waarin
ervaringen uit de eerste hand worden meegedeeld.
Alle andere zijn zoo opgesierd, dat men naar de kern
van waarheid slechts gissen kan.
Het bewuste huis is een oud huis, uit den tijd
van koning George, in Deal. Het is omtrent 1740
gebouwd en Nelson heeft vele zijner brieven aan
lady Hamilton vandaar verzonden „Dierbaar
Huize...." noemde hij het. Mijn gastheer en ik
waren samen uit varen geweest, en toen wij van zee
terugkwamen vonden wij onverwachts het huis vol
bloedverwanten, die bleven logeeren. Er werd voor
mij een bed gereedgemaakt op een kleedkamer.
Bij een vorig bezoek had ik gehoord, dat het daar in
huis spookte, en dat alle dochters de gedaante had
den zien rondzweven van iemand, die zij haar over
grootmoeder noemden. De bedienden waren zoo
geschrokken door hetgeen zij gezien hadden, dat
zij hun ontslag hadden genomen. Ik was dit ver
geten. Ik was kerngezond na mijn tocht door het
Kanaal, en wij hadden over niets spookachtigs ge
sproken, voor ik naar bed ging.
Midden in den nacht werd ik wakker met het ge
voel, dat er iets griezeligs in mijn buurt was. Plot
seling verscheen er aan den kant van mijn bed de
schim van een ouden man of vrouw, van schrik
wekkend voorkomen, die zich over mij heen boog.
Dat ik klaar wakker was valt niet te betwijfelen.
Ik werd plotseling geheel verstijfd, ik kon geen hand
of geen voet bewegen.
TAen volgenden morgen vertelde ik onder vier
oogen aan mijn gastheer, wat er gebeurd was.
Hij zei, dat hij er zich in 't geheel niet over ver
wonderde, want alle huisgenooten, behalve hijzelf,
hadden vroeg of laat iets van dien aard gezien.
Er gingen twintig jaren voorbij en ik was het ge
val bijna vergeten. Ik was meermalen weer daar
in huis geweest en ik had niets gezien. Toen werd
ik op zekeren dag weer uitgenoodigd, en vond ik
mijn gastheer alleen thuis. Wij speelden samen
biljart en gingen nogal laat naar bed. Ik had last
van kiespijn en kon absoluut niet slapen, toen ik
in bed lag. De kamer was in een ander gedeelte
van het huis dan de kleedkamer, waar ik bij mijn
eerste bezoek in geslapen had.
Plotseling kreeg ik het ontzettend koud, hoewel
het begin zomer was. Het was mij
letterlijk, of ik bevroor, van mijn
voeten af naar boven, en hoewel
ik meer kleeren aantrok, nam de
kou snel toe, tot ik begon te den
ken, dat tn'n hart niet meer werkte
en dat dit de dood was.
Opeens scheen er een stem (lichamelijk onhoor
baar) herhaaldelijk tegen mij te zeggen „Hier ben
ik weer Hier ben ik weer, na twintig jaren." Op
nieuw werd ik mij bewust (een nauwkeurige her
haling van hetgeen ik twintig jaar tevoren gevoeld
had) dat er iets ongeziens in de kamer was. Ik be-
heersclite me en zei bij mezelf „Dezen keer zal ik
me goedhouden en voorgoed zien te bewijzen, of
mijn vroegere ervaring een hallucinatie geweest is,
en of er werkelijk zooiets als spoken bestaat, ik
ben beslist klaar wakker en ik weet maar al te goed,
dat ik een razende kiespijn heb."
Weer sprak het wezen tegen me, in den geest
„Kijk iond. Kijk rond."
Ik had nu dat onverklaarbare gevoel van ont
zetting, dat volgens alle verslagen van zulke open
baringen bij dergelijke gelegenheden ontstaat. Toen
ik mij omdraaide, zag ik in den hoek van de kamer
tegenover mij een eigenaardige lichtkolom, spiraals
gewijs draaiend als een wervelwind van stof op een
winderigen dag. Het was wit, en terwijl ik keek kwam
het langzaam dichter bij me.
„Hier ben ik weer bleef het ding herhalen.
Ik strekte mijn handen uit naar de lucifers rikast
mijn bed. Terwijl het ding geleidelijk al dichter bij
me kwam, begon het snel een menschelijken vorm
aan te nemen. Voor mijn oogen en onder mijn be
reik nam het diezelfde gestalte aan, die ik twintig
jaar tevoren gezien had. Hieraan viel hoegenaamd
niet te twijfelen, en daar ik de grens van mijn uit
houdingsvermogen bereikt had, riep ik uit „Wie
is dat t" Toen ik geen antwoord kreeg, streek ik
snel een lucifer aan en stak een kaars op.
Terwijl het ding gelei
delijk al dichter bij me
kwam, begon het snel
'n menschelijken vorm
aan te nemen. Voor
mijn oogen en onder
mijn bereik nam het
diezeljde gestalte aan,
die ik twintig jaar
tevoren gezien had.
TAen volgenden morgen vertelde ik mijn gastheer,
wat mij overkomen was. Hij luisterde met
groote belangstelling, en vertelde twee griezelige
gebeurtenissen, die beide in zijn huis waren voor
gevallen, in de drie weken vóór mijn komst.
Den eersten keer was hij in zijn kleedkamer, toen
een bediende hem kwam zeggen, dat een zijner
vrienden er was om hem te spreken. Hij liep snel
de trap af, en toen hij zich op 't bordes omdraaide
naar de volgende trap, zag hij de gedaante van een
man naar boven snellen. Mijn vriend kon zoo gauw
niet stilstaan hij stak de handen op om 'n botsing
te voorkomen, en ging recht door de gedaante heen.
Het tweede geval was dit op een avond kwam
een zee-officier bij hem om te biljarten, en hij bracht
zijn hond mee. Die
ging onder't biljart lig
gen. Plotseling sprong
de hond op en begon
hij woedend te blaffen
naar iets onzichtbaars
in den hoek. Hij ging
door met blaffen, tot
zijn heele bek schuim
de en z'n haar overeind
stond. Zij trachtten
vruchteloos, hem tot
kalmte te brengen.
Telkens schoot 't dier
wild onder het biljart
uit naar den hoek, en
trok zich dan weer
terug. Noch mijn
vriend, noch de offi
cier, die hem bezocht,
werd iets gewaar.