Een kudde schapen aan de oevers van een meer. Hoog op hun paarden gezeten drijven de trappers de kudden bijeen.
De herdershonden houden de kudden
zooveel mogelijk in groepjes bijeen.
fijne, zachte Australische wol is
zeer gezocht op de wereldmarkt.
Een klein gedeelte slechts van
deze wol wordt in Australië zelf
verwerkt. Verreweg 't grootste ge
deelte wordt op de wolbeurzen in
de kuststeden verhandeld. De op
brengsten ervan varieeren sterk,
vooral een gunstige of ongunstige
zomer is van doorslaggevenden
invlöed.
Is de zomer gunstig geweest,
dan vieren zoowel de squatters
als de trappers feest. Is hij on
gunstig geweest. dan wachten
zij daarmede tot in den winter,
tijdens de groote schapenten
toonstelling te Sydney
Op schapenstation.. De dieren
zijn tusschcn omheiningen bijeen
gedreven naar ouderdomsoort of
gewicht. Een moeilijk en sloopend
werk onder de Australische zon.
De bereden schaapherders, die met 't toezicht op
de kudden zijn belast, kunnen nauwelijks het leven
houden. lederen dag opnieuw worden zij misleid
door luchtspiegelingen, door de gevreesde „fata
morgana's", denken zij een koel, met water gevuld
meer te vinden om hun schroeienden dorst te laven,
hun loome lijf te verkwikken. Tallooze ontdekkings
reizigers, die voor deze luchtspiegelingen niet ge
waarschuwd waren, vonden op die manier den dood.
Bijzonder berucht zijn de „gloedwinden", die alle
onbedekte lichaamsdeelen, voornamelijk het ge
zicht, op 'n gruwzame manier pijnigen. De schapen
vinden nergens voedsel, de mensch is tegen deze
barre hitte niet opgewassen en men poogt dan de
dieren zooveel mogelijk bij elkander te drijven en
naar 't dichtstbijzijnde squatters-station te brengen
om ze per trein naar de kust te vervoeren.
Doch vaak komt die hulp bij gebrek aan voldoende
manschappen te laat en komen de dieren bij dui
zenden om.
Het is een jammerlijk en triest gezicht als men
een schaap ziet, dat roerloos op de slappe pooten
staat, den kop klaaglijk geheven, terwijl over de
matte, moeë oogen een vlies trekt.
IVTog een andere, gevaarlijke vijand bedreigt voort
durend 't leven der schapen, namelijk de dingo's,
de wilde honden, die de schapen des nachts naar
de keel springen en wurgen. Alle pogingen om deze
dieren uit te roeien zijn op niets uitgeloopen. Men
staat er even machteloos tegenover als tegenover
die andere Australische plaag de konijnen.
De trappers rijden meestal te paard en vertoeven
vaak wekenlang dag en nacht in de open lucht.
Hun arbeid is 't zwaarst tijdens de droge perioden,
als de kudden geregeld bijeengedreven moeten wor
den om ze naar de bronnen te leiden, en tijdens den
„scheertijd".
Tijdens den scheertijd ziet men 't best hoe hard
er in Australië wordt gewerkt. De scheerders komen
in groote troepen, met eigen koks en eigen keukens,
op de verschillende stations aan, waar him stallen
worden toegewezen, plaats biedend voor zesendertig
scheerders ieder.
Het scheren geschiedt machinaal. Alles is perfect
georganiseerd de schapen Worden voor den scheer
der gereed gehouden en na het scheren direct Weg
gevoerd. De wol wordt naar de pakruimte gebracht
en daar in de typische wolbalen geperst en opge
stapeld, zonder gereinigd te worden.
Vandaaruit brengen vrachtauto's de balen naar
't dichtstbijzijnde spoorwegstation, waarna ze ver
scheept worden naar alle streken der aarde, Want de
Het eeuige Wat men heeft kunnen doen is de uit
gestrekte weidevelden omgeven met een hekwerk,
waarvan de draden of palen zóó dicht bij elkaar
staan, dat de dingo's er niet doorheen kunnen en
zóó hoog zijn, dat deze wilde honden er niet overheen
kunnen springen.
Op ieder „schapenstation" worden eenige trap
pers aangewezen, die met het dooden der dingo's,
die zich binnen de omheining bevinden, belast
zijn, terwijl zij voor iederen gedooden dingo een
premie ontvangen
Deze „schapenstations" liggen over geheel Midden -
Australië verspreid. De schapen worden in de weiden
gedreven en blijven verder geheel aan zich zelf
overgelaten. Zij hebben geen onderdak, evenmin
worden zij ooit gevoed. Daar de vlakten maar
schaars begroeid zijn, verspreiden zij zich spoedig
en verzamelen zij zich alleen van tijd tot tijd bij de
moerassen of waterbronnen. Maar lang houden zij
't daar niet uit, omdat het gras daar reeds spoedig
geheel is afgegraasd.
Op de grootste schapen
weiden zijn op afstanden
van twintig, vijftig en hon
derd kilometer „schapen-
stations" gebouwd, waar 'n
opzichter met enkele trap
pers woont, 't Hoofdstation
ligt meestal in het midden.
Het bevat een „heerenhuis"
op palenverder verschillen -
de gebouwen en stallen.