MYSTERIES EN RAADSELS De doodgraver vanChilton Polden 12 [F Medegedeeld door lady li IL Margaret Shelley. Jj In de afgeloopen eeuw werd de predikantsplaats te Chilton Polden, in Cornwall, eenige jaren be zet door 'n geestelijke, die Drury heette. Zijn ge meenteleden woonden zeer verspreid, en geschei den door stukken woesten heidegrond. Op 'n avond in April, toen mr. Drury naar huis ging, struikelde liij over 'n oneffenheid van den bodem en verzwikte hij leelijk zijn enkel. Na eenigen tijd gerust te hebben trachtte hij zijn weg te vervolgen en met veel moeite en herhaaldelijk rusten bereikte hij de pastorie, van waar hij een boodschap naar den dokter zond met het verzoek, onmiddellijk te komen. Doordat hij nog 'n mijl had geloopen met zijn gekwetsten enkel waren de zwelling en de ontsteking zoozeer toegenomen, dat de dokter na den eersten blik zei„U zult de eerste drie weken absoluut niet kunnen preeken, mr. Drury.'' „Dat komt verbazend slecht uit," antwoordde mr. Drury. „Over veertien dagen is 't Pascheu, en alle geestelijken hier in de buurt hebben 't zoo druk, dat ze 't tóch al niet af kunnen. Wat moet ik beginnen 1" „Ik weet 't heuscli niet," antwoordde de dokter „maar ik weet wel, dat u deze Pasclien geen dienst zult kunnen houden of preeken." Toen de dokter weg was, dacht mr. Drury over 't geval na, en eindelijk besloot hij, naar zijn jongsten broer, Frank, te schrijven, die hulppredikant te Liverpool was, en te vragen, of die hem kon komen helpen. Tot zijn groote vreugde kwam er daarop een brief van Frank, met deze boodschap de predikant had den brief van mr. Drury gelezen en toen hij van 't gebeurde kennis had genomen was hij zoo vriendelijk geweest, Frank permissie te geven, voor Palmzondag en den eersten Paaschdag naar Cliiiton Polden te gaan. Frank eindigde met de belofte, dat hij twee dagen later zou komen. Hij kwam inderdaad, en was blij, dat hij zijn broer weerzag, en zeer in zijn schik, dat hij in zoo'n heerlijken tijd buiten Was, nadat hij den winter in de achterbuurten van Liverpool had gesleten. Hij arriveerde den Vrijdag voor Palmzondag. Den volgenden dag, in een gesprek met zijn broer, zei hij „Ik heb vannacht een vreemden droom gehad. Ik dacht, dat ik hier het kerk hof rond liep, en dat ik een ouden man zag, met nogal lang grijs haar en krom, alsof hij last had van rheumatiek hij was een graf aan 't graven bij het zuidelijke portaal van de kerk. Ik ging naar hem toe en vroeg of er pas iemand dood was, en voor wien hij het graf groef. De man kwam overeind en keek me recht in 't. gezicht en zei heel duidelijk,,'t Is voor u, mijnheer." Ik weet wel, dat 't onzinnig klinkt, maar ik ben echt geschrokken van dien Ik ging naar hem toe en vroeg oj er pas ie mand dood was, en voor wien hij het graf groef. De man kwam overeind, keek me recht in 't ge zicht en zei: ,,'t Is voor u, mijnheer." droom. Ik moest opstaan en 'n kaars aansteken en een uurtje lezen, voor ik weer slapen kon." Toen Frank den droom aan zijn broer verteld had, scheen hij er niet meer aan te denken, 's Namiddags kwam hij thuis met de handen vol wilde bloemen en hij zei„Ik heb een plantje gezien, dat ik morgen (Zondag) na den middagdienst zal gaan halen, 't Groeide nogal diep onder een rots, dus ik had nu geen tijd, om naar beneden te klauteren." Bij den ochtenddienst op Palmzondag had Frank tot tekst gekozen „Heer, gedenk mij als Gij in Uw Koninkrijk komt." Midden in zijn preek zweeg hij opeens en een paar menschen, die dicht bij den preekstoel zaten, merkten op, dat hij bleek was geworden. Hij herstelde zich echter onmiddellijk en sprak zonder onder breking voort tot het einde. Toen hij weer in de pastorie kwam zei hij tegen mr. Drury „Zeg, ik heb dien ouden man, waar ik van droomde, in de kerk ge zien vanmorgen. Ik schrok er van en ik dacht even, dat ik mijn preek niet af zou kunnen maken. De man zat vlak bij den derden pilaar rechts van den zijbeuk." „Ja," antwoordde mr. Drury, „daar zit oude Ben, de doodgraver, altijd, maar die droom van je is onzin, Frank. Je blijft hier nog maar tien dagen en je bent zoo gezond mogelijk. Je moet je angst van je af zetten en 't heele. geval als puur toeval vergeten." Frank was jong en opgewekt van aard. Hij slaagde er in, het te vergeten, of in ieder geval, hij schéén het te vergeten, 's Middags preekte hij over den tekst „Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn." Toen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 12