3
Een afbeelding ran de nieuwe slangenbrandspuiten uit het „Spuitboek" der Van der Heidens.
fantasieën. Doch steeds betoont hij zich een kundig
teekenaar, die, ondanks de preciesheid zijner details,
de groote lijn van het stadsbeeld goed weet vast te
houden in vaak monumentale grootheid en goede
architectonische proporties.
Na den dood van Adriaen van de Velde (1672)
hebben Eglon van der Neer en anderen zijn schilde
rijen van passende stoffage voorzien.
De schilder zelf bezat tot kort voor zijn dood,
hij wérd 75 jaar, nog zulk een vaste hand en zulk
een scherp gezicht, dat hij op 74-jarigen leeftijd nog
een boekenrij schilderde met een opengeslagen
boek, waarvan hij den letterdruk met de grootste
nauwkeurigheid nabootste. Ook zijn er tal van teeke-
nirigen van hem in omloop, welke een gezocht
bezit zijn. Deze slaan evenwel voornamelijk op het
z.g. „spuitgasten"-bedrijf, en geven van dit laatste
een even gedetailleerden als raak gezienen indruk.
En langs dezen weg komen we meteen op het terrein,
waar Jan van der Heiden, in samenwerking met zijn
broer Nikolaas, den landmeter, zich eveneens een
wereldnaam wist te verwerven. Daarvoor moeten we
'n kleinen greep terug doen in de annalen der Ainster-
damsche brandweer.
De middelen tot het bestrijden van brand, zoowel
als de hierbij in de Amstelstad gevolgde methoden,
waren t ot aan het begin der zeventiende eeuw
nogal primitief geweest. Men had tot dan toe de
branden gebluseht met behulp eerst van ijzeren,
later van lederen brandemmers, welke eerst door
behulpzame handen, later door daarvoor speciaal
aangewezen groepen burgers, van hand tot hand
werden overgegeven tot ze, waarschijnlijk meer leeg
dan vol, door de rechtstreeksche blusschers in 't vuur
konden worden geworpen. De, naar men zegt, dooi
den Neurenbergschen smid Hans Hautsch omstreeks
1655 uitgevonden poinpspuiten voldeden op den
duur al heel slecht. Reeds geruimen tijd had het
vraagstuk blijkbaar de aandacht van den wakkeren
Jan van der Heiden getrokken. En practisch man
als hij was, had hij op middelen gezonnen om in het
tot nu toe gevolgde bluseh-systeem afdoende ver
betering te brengen. Reeds had hij in 1664 de stad
Amsterdam aan zich verplicht door de uitvinding
eener betere straatverlichting, wat liem het ambt
bezorgd had van „Administrateur van de Lantarens
van de stad". In 1672 zou hij nog meer de aandacht
op zich vestigen door de uitvinding van de slang
brandspuiten.
Welke de voordeelen van dit nieuwe soort spuiten
waren, welken grooten ommekeer zij in het brand-
bluschwezen. in 't bijzonder natuurlijk in Amsterdam,
teweeg brachten, en welken zegenrijken invloed zij
hadden op den omvang der branden en de hierdoor
aangerichte schaden, vinden wij getrouw en uitvoerig
vermeld in het z.g. „Spuitboek" van den Ouden en
Jongen Jan van der Heiden, dat in 1690 door den
uitvinder en diens zoon in het licht werd gegeven,
rijkelijk voorzien van illu
straties.
De uitvinding had een
volkomen succes de van
der Heidens ontvingen een
brevet als Stadsbrandspuit-
fabrikanten, een groote gel
delijke belooning, een jaar-
lijksche toelage, en een vas
te aanstelling tot generale
brandmeesters der stad
Amsterdam. De Staten-Ge-
neraal der Vereenigde Ne-
'derlanden verleenden hun
den 21en September 1677
octrooi op hun uitvinding
voor den tijd van vijf en
twintig jaren.
Zooals men aan deze an
dere plaat uit het Spuit
boek'van Jan van der Hei
den ziet, liet deze geen
middel onbeproefd, om de
mogelijkheden der nieuwe
uitvinding aan te tobnen en
er reclame voor te maken.
Wij zullen hier den uitvinder niet volgen in zijn ge
detailleerde beschrijving en instructie, hoe met de
nieuwe spuiten moest worden gemanoeuvreerd. Zijn
nauwkeurige aanwijzingen zijn een voldoende be
wijs, dat deze brandweer-specialiteit geleidelijk
een routine in het brandblusscken had gekregen,
die benijdenswaardig was. In ieder geval was hij
er de grondlegger mee der nieuwere bluschmethoden,
die van groote waarde zouden blijken nog tot op
heden, waarbij alleen de uitvinding van stoom en
elec.rieiteit tot nog grootere bruikbaarheid zou
leiden
Zooals men zier stierf met den ouden van der
Heiden een man, die twee wei zeer uiteenloopende
beroepen met opvallend gemak wist te vereenigen
en die zoowel in het eene als in het andere zich een
naam wist te verwerven en een roem, waarop Holland
ook nu nog met recht trotsch kan zijn.
Bij ons artikel ziet men een aantal oude gravures
afgebeeld, betrekking hebbende op Jan van der
Heiden's werkzaamheden als constructeur van
bluschmiddelen. Op zijn schilderijen komen wij
binnenkort, in een nieuw artikel, terug.
SCH.
De oude (links) en de nieuwe brandspuit (rechts) en
haar mogelijkheden zooals die door Jan van der Heiden
in zijn Spuitboekwerden geeonterfeit.
Afbeelding ran een brand op de Leidsehe Gracht, den
1 Zen. Januari 1684, tijdens een zeer zware vorst.