Een kind voor een paard
ill
li
Een zwarte slavin met haar kind, een zoontje, van
een half jaar, werd in den nacht weggehaald van
een landgoed ergens in Missouri. Het was nog de
tijd van de slavernij, van den slavenhandel, van
slavenroof zelfs.
De roovers bleken geen beste kindermeisjes te zijn.
Het wicht kreeg kinkhoest en was bijna dood, toen er
afgezanten van den slaveneigenaar, Moses Carver, bij
de roovers kwamen, om de gestolen slaven terug te
knopen.
De roovers hadden de moeder alweer verkocht
niemand heeft ooit meer iets over haar gehoord. De
baby werd aan den eigenaar teruggegeven voor een
oud paard.
De Carvers verpleegden het zieke kind en brachten
het groot, en gaven het hun eigen naam, met „George
Washington" als voornamen. En nu leeft George
Washington Carver nog de slavernij is allang
afgeschaft, hij is natuurlijk vrij hij is ver over de
zeventig, en hij is een beroemd man
Het kleine, zwakke kind deed huiselijke werkjes,
leerde koken en kleeren verstellen. De Carvers wilden
hem wel laten leeren, maar gaven er geen geld voor.
De jongen ging op school twaalf kilometer ver, en
genoot het voedsel en het onderdak, dat hij krijgen
kon. In 't eerst sliep hij in een ouden stal, later deed
hij allerlei karweitjes voor zijn levensonderhoud.
Toen hij vóór in de twintig was had hij 't gym
nasium afgeloopen, meldde hij zich aan bij een uni
versiteit in-Iowa, en werd schriftelijk aangenomen.
Maar toen hij kwam, wou men hem niet toelaten,
omdat hij een neger was. Toen ging hij maar weer
„karweitjes doen". Hij spaarde het geld bij elkaar,
om een kleine wasscherij te beginnen.
Een j«nr later kwam hij op een andere universiteit.
Toen hij zijn collegegeld betaald had, bezat hij nog
tien cent, en moest hij een week lang leven op maïs
meel en ossenvet. Hij studeerde vier jaar, al het
noodige geld met werken verdienend, en promo
veerde in de landbouwkunde. Hij had zooveel
talent getoond, dat hij meteen hoogleeraar werd.
Toen kreeg hij een uitnoodiging, om naar Tuskegee
(Alabama) te komen. Carver ging hij zag de kans,
zijn eigen volk in 't zuiden van dienst te zijn. Hij
werd gewaar, dat de katoenbouw land en volk arm
liet. Hij vermaande „Gaat dan iets anders bouwen
dan katoen En na veel studie en proevennemen
kreeg hij de overtuiging, dat alles beter zou worden,
als men aardnootjes en zoete aardappels ging telen.
Doctor Carver schreef over dit onderwerp brochures
en hield er lezingen over. De boeren gebruikten steeds
meer land voor aardnoten- en aardappel-cultuur. En
toen kwam, plotseling en droevig, ontgoocheling. Het
aanbod was de vraag verre gaan overtreffen. De
aardnoot en de aardappel rotten weg op het land de
boeren, die ze verbouwd hadden, gingen zoo hard
achteruit, als een paard kan hollen.
Bijna wild ging de geleerde neger aan het werk -
dagen en nachten bracht hij door in zijn laboratorium,
om te zoeken naar nieuwe gebruiksmogelijkheden
voor aardnootjes en zoete aardappels. Wat hij vond,
maakte hij bekend eenieder kon van zijn uitvin
ding gratis gebruik maken hij vroeg maar één ding
voor zichzelfhet besef, dat hij de menschlieid
diende.
Uit de aardnoot heeft hij bij de 300 nuttige pro
ducten bereido.a. kaas, snoepgoed, eeri koffie-
surrogaat, olie, scheer-crème, verfstoffen, reuzel,
linoleum, meel, ontbijtvoedsel, zeep, toilet-poeder,
shampoo, drukinkt, wagensmeer
Van den nederigen zoeten aardappel verkreeg hij
ruim honderd producten, o.a. stijfsel, plaksel, azijn,
schoensmeer, inkt, verfstoffen, stroop.
Van houtspaanders maakte hij kunstmarmer van
moerasvuil en dorre bladeren een kostelijk soort
kunstmest van koemest verf.
Bovendien is dr. Carver kunstenaar een zeer knap
bloemenschilder. Zijn werken zijn menigmaal ten
toongesteld, en er hangt er een in het Luxembourg
te Parijs. Hij maakt al zijn verf zelf, uit den grond
15
van Alabama. Hij schildert op papier, gemaakt van
pinda-doppen en zijn schilderijlijsten zijn van
maïs-kaf gemaakt. Hij heeft fraaie tapijten geweven
met vezels van katoen stengels. Hij is ook een be
kwaam musicus liij heeft eens een toer gemaakt
als concert-pianist.
„Het geheim van het succes is dit." leerde Carver
zijn studenten, „de gewone dingen des levens op een
buitengewone manier te doen."
Baatzucht, eerzucht zijn hem vreemd. Edison
noodigde hem uit tot samenwerking, maar Carver
vond, dat zijn plicht daar lag, waar hij was. De oude
neger kreeg een positie aangeboden met een salaris
van 100.000. Hij Weigerde. Hij bleef in Alabama, en
maakte zijn mager inkomen op met leer- en kostgeld
betalen voor veelbelovende jongens, blanke en zwar
te, die wilden studeeren. Als men hem tegenkomt,
zou men hem een cent geven. Hij loopt eeuwig in een
oud pakje, dat hij herhaaldelijk zelf versteld heeft, en
hij draagt dassen, die hij zelf gebreid heeft van zelf-
bereide garens.
Geld laat hem steenkoud.Eenige rijke aardnoot-
planters in Florida zagen hun oogst door ziekte teniet
gaan. Zij stuurden dr. Carver een paar monsters. Hij
zei hun, wat er aan mankeerde, en hoe het te ver
helpen was. De behandeling werd toegepast en bleek
juist te zijn, en de planters stuurden hem een cheque
voor 8 100, met de boodschap, dat hij voortaan
iedere maand zoo'n cheque zou ontvangen. Hij
stuurde de cheque terug met de boodschap „God
rekent er niets voor, dat hij de aardnoot laat groeien,
dus reken ik er ook niets voor, dat ik haar genees."
Een vriend vroeg hem, hoe hij den tijd vond voor
al hetgeen hij presteerde.
„De hoofdzaak is," antwoordde hij, „dat ik eiken
morgen om vier uur opsta, dan ga ik de bosschen in,
en daar, alleen met de dingen, die me het liefste zijn,
kijk ik uit en verzamel ik planten en leer ik de lessen
van de natuur."
Hij wendde zich af en boog zich weer over zijn
microscoop, en de vriend hoorde hem mompelen
„God is allemachtig goed geweest voor dit arme
kleine negertje."
Ziedaar een man, die zijn vader en zijn moeder niet
gekend heeft die het leven begon in de aller-,
allerongunstigste omstandigheden.