DE PRINSES VAN NEW YORK door Cosmo Hamilton EERSTE VERVOLG 26 De officier glimlachte, salueerde en wou door- loopen, maar bleef nog even staan, toen Allan zich in 't. gesprek mengde. „Stanton," zei hij, zijn wenkbrauwen op trekkend. „0, eh.... bedoelt u Hutchinson Stanton, den staalman dèn Stanton Hij glimlachte veelbe- teekenend. „Lijkt me wel prettig, zoo'n inkomen te hebben als ze hem toeschrijven. Zou hij echt zoo rijk zijn als men zegt, denkt u l)e offieier glimlachte ook. „Rijk!" zei hij. „Als ik zooveel geld op de bank had, als hij per jaar aan sigaren uitgeeft, deed ik geen dag dienst meer." Hij salueerde andermaal en ging. „Mooi," zei lady Merstham. Hij heeft me verteld, wat ik weten wou. Mevrouw Raffan.... Wat een naam Zij stond op. „Ga mee en let op." „Kent u haar vroeg Allan verbaasd. „Nooit gezien." Te zamen liepen die twee mensehen, zoo uitstekend van verschijning, zoo echt welopgevoed en welge kleed, langzaam over het dek naar het mooie meisje, dat zij tot hun volgende slachtoffer hadden gekozen, en de dame, die voor haar de verantwoording had. Lady Merstham bleef opeens staan, toen zij haast voorbij was, en stak haar hand uit met een gezicht van opgetogen hartelijkheid. „Hé, mevrouw Raffan zei ze. „Wat heb ik u in geen eeuwen gezien Mevrouw Raffan aanvaardde de kleine hand met de fijne, spitse vingers, en haar blik ging langs de vrouw met het fraaie profiel en de welluidende stem. „Ah, hoe maakt u 't zei ze, snel haar geheugen doorzoekend. „U herkent me niet. Ik ben lady Merstham. Ik heb een paar jaar geleden kennis met u gemaakt op een tuinfeest bij den Amerikaanschen gezant." „O ja zei mevrouw Raffan, die altijd last had met 't onthouden van gezichten en namen. „Nu herinner ik 't me heel goed." Lady Merstham keek glimlachend naar Maria. „Uw dochter „Ik wou dat 't Waar was Nee. Dit is juffrouw Stanton, mijn reis-pupil. Maria, lady Merstham. Lady Merstham stak haar hand. uit, met een uit drukking van groote bewondering in haar oogen. ,.lk moet u beslist mijn zoon voorstellen," zei ze tegen mevrouw Raffan. „Hij is een heele man ge worden sinds ik u 't laatst sprak. Allan Allan trad nader, en Maria had snel de gedachte, dat hij een keurig type van een Engelschman was. „Riep u, moeder ...la, je hebt me over mevrouw Raffan hooren spreken. Door een gelukkig toeval heb ik haar weer gevonden. Mijn zoon Allan." Allan ontblootte zijn hoofd. De zon viel op zijn korte zwarte haar, waarin een zweem van krul was. „Ik heb zooveel over u gehoord, dat 't net is, of ik een oude kennis ontmoet," zei hij jongensachtig openhartig. Mevrouw Raffan straalde. ...Juffrouw Stanton, mijn zoon Allan." Allan bleef een seconde stil, en keek naar Maria. Hij keek, alsof hij de zon in zijn oogen had.... Geoffrey Kingsward was nog nooit van zijn leven jaloersoh geweest, maar toen hij en Silas Herring hun plaatsen innamen aan de tafel van den purser, en toen hij zag, dat Allan Merstham naast Maria Stanton aan de kapiteinstafel zat, ging er een felle steek van jaloezie door hem heen. En Merstham was hem zoc bevallen, toen hij Allan langzaam over het dek had zien loopen met zijn moeder. Hij had zich ingenomen gevoeld door zijn gaven bouw en zijn rechten neus, en door de manier, waarop hij de menschen kon opnemen, zonder naar ze te kijken. Student van Oxford, dacht hij onwille keurig, en grooter compliment had hij hem niet kun nen geven. Maar toen hij zag, hoe Merstham zich eerbiedig naar Maria overboog, en kalme dingetjes zei, die met gelach beloond werden, en hoe vertrouwelijk hij deed tegen Maria's gezellin, snoerde Geoffrey een reeks beleedigende uitdrukkingen aaneen, die hij KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE „De prinses van New York" is de bijnaam van Maria Stanton, de dochter van den Amerikaanschen „staalkoving" Hutchinson Stanton. We maken met haar kennis, juist op het oogenblik dat ze op het punt staat New York te verlaten voor een bootreis naar Europa. Ze wordt op dien tocht vergezeld door mevrouw Raffan, daar haar moeder van de voorge nomen reis afziet om. den staalkoningbij te staan in zijn strijd tegen z'n concurrenten. Aan boord van den oceaan stoom er bevindt zich ook Geoffrey Kings- ward, die reeds op de kade danig onder den indruk raakt van Maria's schoonheid. Twee andere pas- saoiers zijn lady Merstham en haar zoon Allan Merstham, een avontuurlijk tweetal, dat. diep in de schulden steekt. Met het oog opzijn berooide financiën neemt Allan zich voor Maria Stanton, en daarmede haar millioenen, te veroveren Nu kunt. u verder lezen. Merstham figuurlijkerwijs naar 't hoofd slingerde. Herring vond hem niet erg gezelligGeoffrey echter voelde een trilling van sympathie door zich heen gaan, toen hij een boozen blik opmerkte van een man aan den overkant, wiens oogen plotseling op Merstham en zijn moeder gevallen waren. Herring vond het iets ongeloofelijks, dat de kloeke Kingsward overstag geslagen zon zijn door den aanblik van een meisje, zelfs een meisje als Maria Stanton. Na het diner begon hij met Geoffrey een Wandeling over het dek. „Last van zeeziekte, ouwe jongen V' Het antwoord was kort en scherp. „Doe niet achterlijk „Pardon. Kan ik dan iets voor je doen Er kwam geen antwoord, maar het zwijgen was welsprekend. In een dikken mantel gehuld, met een fijne sjaal over het haar, kwam Maria het dek over. Zij ging over de stuurboordreeling staan leunen. Toen sprak Geoffrey. „Ben je mijn vriend „Nou zeg," zei Herring. „Ga dan naar de rookkamer en blijf daar." Geoff draaide zich kort om, stak het dek over en ging naast Maria over de reeling leunen. Binnen speelde het orkest „Humoreske". Het inspireerde hem. „Ik ga met u praten, als u 't niet erg vindt," zei hij. Maria keek op. „Waarom zou ik 't erg vinden lachte ze. „We zijn reisgenooten." „Dank u." Geoffrey voelde zich vreemd aandoen lijk. Het was een raar, nieuw gevoel. „U bent Engelschman, is 't. niet t" vroeg Maria. „Ja. Maar sinds ik u gezien heb, wou ik, dat ik Amerikaan was." Weer lachte Maria. Zij had nog nooit iemand ontmoet, die zoo spontaan sprak bijna snauwerig van oprechtheid. Er was even stilte. „Humoreske" was uit en er begon iemand te zingen. „Hebt u New York bezichtigd vroeg zij. „Ja. Met een studiekameraad. We zijn van Oxford. Mijn naam is Kingsward. Ik ik wou, dat u eens in Oxford kwam. 't Zou u best bevallen met de roeiwedstrijden bijvoorbeeld." Maria's lach klaterde. „Wie weet doe ik 't wel, meneer Kingsward." „Dank u ontzettend, prinses," zei Kingsward. Maria wendde zich snel naar hem toe. „Ik word alleen prinses genoemd door menschen, die me niet mogen," zei ze. „Ik mag u wèl," zei Geoffrey „maar ik zal u toch altijd prinses blijven noemen." „Misschien weet u niet, waarom ik prinses ge noemd word." „Dat weet ik wèl.... door idioten." „En door menschen, die een beetie jaloersch zijn, geloof ik," zei ze. Mevrouw Raffan kwam er aan met lady Merstham en Allan. „Hoort u eens," zei Geoffrey snel. „Wat doet u morgen „Och, de gewone dingen." „Mag ik u morgenochtend opzoeken „Ik kan slecht wegloopen," zei ze, toen de anderen naderden. Zij bewoog haar hand. „Meneer Kings ward, uit Oxford," zei ze met een lachje tegen me vrouw Raffan. „We gaan met hem mee kijken naar de roeiwedstrijden." Lady Merstham wierp 'n vluggen blik naar Allan. „Dank u voor de uitnoodiging," zei mevrouw Raffan tegen Geoffrey. „Kent n Maria al lang „Zoolang ik me herinneren kan," zei Geoffrey. Maria lachte. „Aardige jongen," dacht ze. Mevrouw Raffan mocht hem wel. „Lady Merst ham, meneer, Kingsward," zei ze. „Meneer Allan Merstham." Geoffrey boog en zag de uitgestoken hand van den anderen man niet. Allan zag den gloed van vijandigheid in de oogen van den man, dien hij abu sievelijk een jongen had genoemd, maakte er zich kalm vroolijk over en slenterde weg, tevreden met zijn werk van dien dag. Hij rookte een pijp en dacht na over zijn verdere plannen. Ondanks het feit, dat mevrouw Raffan Londen bijna even goed kende als New York, was het vrij duidelijk, dat zij geen der verhalen had gehoord, waarin de naam Merstham voorkwam. Met een tevreden hart constateerde Allan, dat geen mensch aan boord hem of de zijnen kende. Op mevrouw Raffan hadden zijn moeder en hij blijkbaar indruk gemaakt en Maria was vriendelijk. Ja. alles ging goed als hij niet aanstonds goed nieuws voor zijn vader had, zou 't zijn eigen schuld zijn, als dat nieuws lang uitbleef na aankomst van 't schip. Plotseling keek hij op. Nog geen twee voet van hem af stond een man. De maan scheen op een ge zicht, verwrongen door woede en een soort van triomf. De man strekte het hoofd naar voren en lachte een kort lachje. „Je herkent me niet, hè Ik ben ook veranderd, 't Verwondert me niets, dat je in mij niet een van die argelooze idioten ontdekt, die zich door jou en je mooien vader lieten plukken." Allan hield zijn adem in. Allemachtig Zou hein dan toch belet worden, den mooisten slag van zijn leven te slaan Die gek kende hem. „Mijn naam is Percival. We zijn op Eton vrienden geweest. Ik ben een zoon van Percival's schoen- crème. Weet je 't nu weer „Ja," zei Allan, „lloe gaat 't Ik heb je in geen jaren gezien." De man lachte andermaal, als het lachen mocht heeten. „Je hebt me gemist, hè Je hebt den man gemist, dien je je vriend noemde, en dien je veer voor veer hebt geplukt, en neergesjord in een mest hoop van vuil en bedrog. Jij en je vader hebben den kelijk méér te verantwoorden, maar je zult léélijk te verantwoorden krijgen, dat je 't hart van den ouden Percival gebroken hebt door 't leven van zijn oudsten zoon te ruïneeren." „Toe nou," zei Allan ongeduldig. „Schei uit met dat theatrale gedoe." Percival trok een wrang gezicht. „Zoo, doe ik theatraal 't Was anders heusch een drama, toen ik me verbeeldde, dat 't chic was, met sir George en lady Merstham om te gaan, en de gemeene staaltjes, die over jullie verteld werden, wou ik niet gelooven. 't Was heusch geen coinedie, dat ik uit Engeland weg moest, om te ploeteren in Canada en mijn ge zondheid te vernielen." Allan klopte zijn pijp uit in zee. „Je hebt altijd veel te veel je tong geroerd, Percival." Percival was zoo woedend, dat zijn magere lichaam trilde en zijn stem schril klonk. „Zoo, roer ik mijn tong te veel Dan zal ik hem nu eens met een goed doel roeren Ik heb je in de gaten Als je denkt, dat je kalm je plannetjes met dat meisje kunt doorzetten, heb je 't leelijk mis. Ik heb niet lang meer te leven, maar die voldoening zal ik me zelf toch nog geven, dat ik de dochter van Stanton van 't lijstje van je slachtoffers heb gekrabd." Allan sprong op hem toe en schudde hem door elkaar. „Als je die bedreiging niet intrekt, leef je geen vijf minuten meer Percival schreeuwde, vocht en worstelde als een razende. Hij kwam los, en toen hij zich op Allan wou J a

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1937 | | pagina 26