LENTEGEUREN
door E. van der Hoek
6
Ja, wat zal ik nu doen V' mompelde Elly Hogen-
dorp binnensmonds. „San Remo, of Monaco
Of regelrecht door naar Cannes Ik kan hier
niet blijven staan tot Sint Juttemis ik moet
toch ergens heen.
Besluiteloos stond ze aan de kade van Genua,
onbewust van de belangstelling die zij trok. Die be
langstelling zou haar trouwens onverschillig hebben
gelaten. Slank, knap en elegant, was zij gewend de
aandacht te trekken. Dat Was vroeger in Holland al
zoo geweest en in Indië was het haar nog meer opge
vallen. Soms was het vervelend, maar het kijken
stond iedereen vrij.
Om haar heen was het gejacht van zenuwachtige
families met kinderen en baboes, het geroezemoes
van '11 Babylonische spraakverwarring en het oorver -
doovend rumoer van de hijschkranen, waarmee de
bagage van de passagiers uit het pas aangekomen
schip werd gelost. Zij keek en luisterde verstrooid.
En intusschen stond zij te overwegen San Remo,
of Monaco
In haar nabijheid zag zij'n jong meisje struikelen,
met wie zij aan boord al eens had gesproken. Zij hielp
haar op en het kind knikte haar dankbaar toe.
„Moet u den boottrein niet hebben voor Holland
„Heen," antwoordde ze glimlachend. „Ik blijf
voorloopig nog in het Zuiden.
Maart in Holland brrrr Regenvlagen, mist en
gure winden. Koude en misschien nog sneeuw. Som
bere luchten en alles grauw en vervelend. En dat als
je pas uit een paradijs kwam vol zon, betooverende
tinten en bedwelmende geuren. Heen, zij moest zich
eerst wat wennen aan den overgang. Straks, in Mei
of Juni, werd het wel mooi in Holland. En zij had
geen haast er wachtte haar niemand
„We moesten maar besluiten hier te blijven tot
morgen," hoorde zij een dame in haar nabijheid
zeggen. „Dan kunnen we op ons gemak een reis
plan samenstellen
Elly knikte verstrooid tegen den geduldig Wachten
den man, die haar bagagebiijet had. Tot morgen liier
blijven. Dat was tenminste een oplossing voor het
óógenblik. „Breng m'n koffers naar hotel l'Europe,"
zei ze. Toen wierp zij nog een glimlachenden blik op
het schip. „Tot over zeven maanden, adjuus.
Een kwartier later stond zij in de hal van het hotel.
„Gouvernementsambtenares", schreef zij achter haar
naam in het gastenboek. Een klein ijdelheidje het
klonk beter dan gewoon maar „onderwijzeres".
Een groom ging haar voor naar haar kamer. Op
den corridor, waar zij thuishoorde, zag zij een kamer
meisje uit'n deur komen. „Uw kamer," zei de groom.
Zij ging er binnen en met één oogopslag zag zij wat
het kamermeisje hier had uitgevoerd. Op tafel stond
een mandje met drie bloeiende hyacinten. Glim
lachend boog zij er zich overheen. Er hing een kaartje
aan het mandje, dat beschreven was in de Holland-
sche taal.
„Een lentegroet uit Hederland," las zij verrast.
„Deze hyacinten zijn in Hederland gekweekt en
worden u aangeboden door de directie van hotel
l'Europe." Het gaf haar een lichten schok. Hya
cinten uit Holland, aangevoerd per vliegtuig. Van
waar Hillegom het Westland Och, dat deed er
niets toe, ze kwamen uit Holland. Een heel lieve
attentie.
„Hoe aardig," zei ze met een vreemden glimlach.
Als gefascineerd bleef zij naar die simpele lente
boden staren. Maar zien deed zij ze niet. Het ver
leden was voor haar opengegaan en de beelden uit
haar eerste jeugd trokken aan haar voorbij.
Het waren niet bepaald teedere herinneringen, die
haar boeiden. Een strenge, ouderlooze opvoeding
en een Geldersch dorpje, Waar zij nooit had kunnen
aarden. De jaren van hard Werken op de Hijmeegsche
kweekschool en de zeldzame genoegens, die zij er had
gekend. Leeraren en klasgenooten, een enkele vriend
en vriendin zij zag hun gezichten weer duidelijk
voor zich. Het laatst en het langst dat van Rolf
Herweijer. Er lag een half spottende, half weemoedige
glimlach om haar mond, toen zij aan hem dacht. Zij
Was hem allang vergeten. En hij haar natuurlijk.
Waarschijnlijk was hij hier of daar burgemeester,
goed getrouwd en met kinderen gezegend. Dat zou
heelemaal niet vreemd zijn in acht jaar tijd.
Om haar herinneringen uit te bannen keek zij de
hotelkamer rond. En eensklaps overviel haar in die
kille, ongezellige omgeving een sterk besef van haar
eenzaamheid in deze vreemde stad. En toen was plot
seling haar besluiteloosheid van een kwartier geleden
overwonnen. Zij nam de hyacinten voor de tweede
maal op en drukte er diep haar neus in.
Lentegeuren uit Holland. Zij prikkelden haar
bloed en maakten haar warm. „Ik ga morgen naar
Holland," besloot ze met een glimlach.
Er was inderdaad geen levend wezen, dat Elly
naar het vaderland deed verlangen. Van haar ken
nissen was zij totaal vervreemd. Slechts met één had
zij nog korten tijd gecorrespondeerd na haar vesti
ging in Indië. Die eene was Rolf, haar intiemste
vriend uit die jaren. Misschien zelfs méér dan dat.
Maar daarvan had nooit iemand eenig vermoeden
gehad. Mcisjesdroomen.
Htl zou zij er niet meer aan denken. Indië was haar
lief geworden en geen huwelijk hoe schitterend ook'
kon haar in Holland terughouden, Zij had daar
ginds haar werk, waaraan zij zich gelukkig met spon
tane geestdrift kon geven. Zij had haar vooruitzich
ten. En nieuwe vrienden. Over dat andere was zij
heen. De liefde, het huwelijk Zij glimlachte maar
eens, als men haar er over sprak. Vrouwen die dicht
naar de dertig loopen en niet blind door het leven zijn
gegaan, weten wel zoo ongeveer, wat groote woorden
waard zijn. Liefde en geluk wéren zulke woorden.
Zij hoefde haar oogen maar den kost te geven in haar
Indische omgeving.
Och neen, aan kansen had het haar niet ontbroken.
Ze hadden daarginds voor de hand gelegen. Zelfs
schitterende kansen en in alle standen. Maar zij had
in alle talen néén gezongen. Haar hart was koud ge
bleven onder alle vurige, smeekende en ook wel
dwingende woorden. En als zij de practische voor- en
nadeelen van een huwelijk tegen elkander had afge
wogen, was de balans altijd ver doorgeslagen naar den
kant van de nadeelen. Heen, ze bleef liever zich
zelf.
Het was hetzelfde Holland nog, dat zij terugzag.
En hetzelfde dorp, waarheen zij zich begeven had. En
Maart deed zijn oude, ongunstige reputatie nog
altijd eer aan en roerde duchtig zijn staart. Het
weer was zoo koud en guur, dat zij liep te rillen in
de warme kleeding, die zij zich in Parijs had aan
geschaft-
Al bonden haar dan ook geen dierbare herinne
ringen aan haar vroegere woonplaats, toch deed het
haar goed zoo menig vertrouwd plekje terug te zien.
Zij installeerde zich zoo goed en zoo kwaad mogelijk
in het eenige pension, dat het dorp rijk was en 's mid
dags aan tafel inforfheerde ze naar een paar oude
kennissen. De meesten waren vertrokken naar de
stad en ze had niet anders verwacht.
„Is de oude burgemeester er nog altijd vroeg ze.
„Ja, nog altijd," antwoordde de pensionhoudster.
„Ze zeggen, dat hij volgend jaar het ambt neerlegt.
Zijn zoon zal wel in zijn plaats komen. Die is op het
oogenblik secretaris, maar ik weet niet in welke ge
meente. 't Is hier echter niet ver vandaan, want hij
komt eiken Zaterdag thuis tot 's Maandagsmorgens.
En ook nog vaak in de week."
„Meneer Rolf," glimlachte ze. „Hij is zeker al
gehuwd
„Welnee we hebben hem zelfs nog nooit met een
meisje gezien."
Het antwoord maakte haar koud noch warm. Toch
zou ze hem wel eens terug willen zien. Alleen uit
nieuwsgierigheid aan iets anders dacht zij geen
oogenblik.
Diezelfde week nog werd haar verlangen vervuld.
Zij trof hem aan de halte van den stadsbus. „Juffrouw
Hogendorp," zei hij verrast, toen hij haar herkende.
„Rolf," begroette zij hem spontaan. Toen begon
hij te lachen en borrelde de oude hartelijkheid weer
boven.
„Ben je met verlof En hoe gaat het daarginds 1"
Hij was groot, donker en sterk en had dezelfde
prettige manieren nog over zich. „Uitstekend," lachte
ze. „En met jou f'
„Precies volgens den afgebakenden weg. Volontair
ter secretarie, ambtenaar en nu gemeentesecretaris.
Misschien binnenkort hier of daar burgemeester.
Had je anders verwacht, Elly
De bus kwam en zij reden samen naar de stad.
„Hoor eens, Elly," zei hij dringend bij het afscheid,
„we moeten elkaar nog eens spreken. Zondag ben ik
thuis. Ga je mee wandelen, als het goed weer is f"
„Je zegt er iets bij," lachte ze. „Als het goed weer
is.
„Hu ja, anders zoeken we hier of daar wel een
plekje op, Waar we beschut zitten. Dat hebben We
wel meer gedaan. Weet je die uitspanning nog, waar
we toen eens moesten schuilen voor het onweer
Het was de plaats, waar hij haar voor de eerste
en eenige maal gekust had en zij kon er aan denken
zonder ontroering. „Dwaasheid," lachte ze hartelijk.
„Maar om dien vervelenden dag te passeeren tot
Zondag dan.
Zij dacht, dat hij er wat teleurgesteld uitzag na
dit antwoord. Maar dat kon óók verbeelding zijn.
De lente in Holland verloochende geen enkele
traditie. Maart blééf zijn staart roeren en April
deed wat hij wilde. Het was wekenlang koud, guur
en akelig weer. En Elly dacht er in ernst over naar
het Zuiden terug te keeren. Goed beschouwd was
het pure dwaasheid, hier je zuurverdiende vacantie
te laten verwaaien en verregenen. I11 het dorp ver
veelde zij zich dood en de stad kon haar al evenmin
bekoren. Waar moest je heen met die lange dagen
in dat slechte weer 1
Zij had Rolf in die paar weken al verscheidene
malen teruggezien en tweemaal was zij bij hem thuis
op visite geweest. Maar de hartelijkheid, die zij er
ondervond, noch Rolfs vriendschap konden haar
meer terughouden van haar besluit. Toen zij op een
morgen opstond en vanuit het venster de bleeke,
beloftelooze luchten beschouwde, overwon zij haar
laatste aarzeling.
Het was Zaterdag en 's middags belde Rolf aan
om haar af te halen. Ze zou theedrinken bij zijn
ouders. Er viel een miezerige regen en zij rilde van
de kou.
,,Ik heb een verrassing," begon zij eensklaps.
,,'k Ga Maandag terug naar het Zuiden."
Rolf bleef plotseling staan. „Wat zeg je f" vroeg
hij onthutst.
Zij lachte in weerwil van haar slechte stemming
en het gevoel van onbehaaglijkheid, dat haar al
dagenlang vervulde. „Doe niet alsof de hemel in
valt," schertste ze. „Ik zeg, dat ik Maandag vertrek.
Ik sterf als ik hier nog langer blijf."
Hij zei er niets op, maar dat zwijgen kon aan de
regenvlagen liggen, die hun gezicht onophoudelijk
striemden. Zij gingen voort, doch toen zij aan het
kruispunt kwamen, waar zij linksaf moesten slaan
om de burgemeestersvilla te bereiken, liep hij recht
uit naar de uitspanning, die zoo'n intieme her
innering aan het samenzijn van hun jeugd bewaarde.
„Waar ga je heen, Rolf vroeg ze verwonderd.
„We gaan daar even in de veranda zitten," zei hij
kortaf.
Zij begreep terstond waartoe het dienen zou. En
het deed haar ontstellen. Hiet éénmaal in de vele
uren, die zij de laatste weken samen waren geweest,
had hij zelfs maar gezinspeeld op verwachtingen,
waarbij zij betrokken Was. Het waren de oude
vriendschapsbanden, die zij hadden aangeknoopt.
En met geen woord of blik had hij van intiemere
verlangens laten blijken.
Het stond bij haar vast, dat zijn moeite vruchte
loos zou zijn. Hij was haar geenszins onverschillig,
maar vriendschap was geen deugdelijk fundament
voor een huwelijk. Die vriendschap Was zelfs niet
sterk genoeg om het offer te kunnen schragen, dat
zij hem zou moeten brengen. Zij zou een paradijs
prijs moeten geven, dat zij liefhad, een Werkkring,
dien zij altijd als '11 ideaal had beschouwd, en vooruit
zichten, waarin zij geheel opging. Het deed haar
verdriet, dat zij hem teleur zou moeten stellen. Maar
zij kon niet anders.
Het viel haar in, dat zij hem dat pijnlijke antwoord
moest besparen. „Zouden we niet liever regelrecht
naar je huis gaan t" zei ze met een vreemde stem.
Zij keek hem van opzij aan en zag hem even
met de schouders schokken. En aan zijn gezicht
bespeurde zij, dat hij haar toeleg begrepen had.
Het stond nog somberder dan zooeven, toen zij hem
het voorgenomen vertrek had meegedeeld. Maar
hij liep vastberaden door.
„Slechts een paar oogenblikken," zei hij op een
toon van dringende overreding.
I11 de gelagkamer van de dorpsuitspanning zat
een gezelschap kijvende en kaartende boeren bijeen