'mwm
m
VOSSENJACHTEN IN
ENGELAND
m
idr*
Een etappe in een jachtpartij door de heerlijke streek van Dorset. De honden staan klaar om het breede
dal in de nabijheid der Jlamhledon-heuvels af te zoeken.
Het is nog niet zoo héél lang geleden, dat de
vos is gepromoveerd tot jachtbuit van een
hoogere klasse, want William Twici, die
jachtopzichter was onder Edward II en in 't Fransch
een heel boek heeft geschreven over de jacht, be-
Een jachttafereel in de omgeving
van Eridge-Castte. De jager-
meester Will Freeman en zijn
zoontje Arthur met de meute bij
de opening van het jachtseizoen
op 1 November.
schouwt den vos nog steeds als 'n jachtbuit van minder
gehalte. Het is niet precies bekend, wanneer men er
in Engeland toe is gekomen speciale koppels honden
op de vossenjacht af te richten, maar vanaf dien
tijd tot nu hebben de jachtmetliodes in elk geval
grondige veranderingen on
dergaan.
Het gouden tijdperk
der vossenjacht lag echter
in de jaren onmiddellijk
voor den wereldoorlog. Er
0 was geld in overvloed,
de transportmogelijkheden
waren talrijk, het fokken
van paarden en honden
stond op hoog peil en op
een gezonde basis. De
oorlog gaf aan dit soort
aristocratische ontspanning
een gevoeligén knauw. In
de jaren 1917'18 stond
de vossenjacht zoo goed
als geheel stop en alles
scheen er op te wijzen,
dat dit soort „sport" eens
en voor altijd had afgedaan.
En dit zou vermoedelijk
ook wel het geval geweest
zijn als de M.F.H. (vereeni-
ging van hondenfokkers
voor de vossenjacht) niet
inet man en macht had
gewerkt om de rashonden,
die nog niet het slachtof
fer waren geworden van de
rantsoeneering der eetwa
ren, aan verdere uitroeiing
te onttrekken. Zij werden
eenvoudig naar Amerika
Voor de opening van het jachtseizoen. De leider van
de jacht, H. Locking, wordt stormachtig begroet, als
hij de Tirkham-honden komt africhten in de buurt
van Farernsham.
gebracht. Dit had tot gevolg, dat in 1925 het aantal
jachthonden in Engeland ongeveer even groot was
als voor den oorlog.
Een andere verandering, die zich in het wezen van
de jacht deed kennen, was deze voor den oorlog
was het land meestal in handen van grootgrond
bezitters, die zelf jagers waren, maar de drukkende
oorlogslasten hadden tot gevolg, dat er telkens en
telkens weer perceelen werden van de hand gedaan,
uitgestrekte kippenfokkerijen ontstonden en de
jaohtgronden, die zich uitstrekten tot aan den uiter
sten rand van sommige steden, krompen, door uit
bouw, hoe langer hoe meer in. Een factor van belang
ligt ook in het feit, dat er aan deze vossenjachten
zeer hooge kosten zijn verbonden. Dit komt des te